ECLI:NL:RBUTR:2012:BX7232

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
6 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-655859-12
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot oplichting en oplichting door verdachte in speelgoedwinkel

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 6 september 2012, is de verdachte beschuldigd van poging tot oplichting en oplichting van speelgoedwinkel [aangever 1]. De verdachte heeft in een periode van een maand twee keer geprobeerd de winkel op te lichten en één keer is dit daadwerkelijk gelukt. De verdachte heeft zich voorgedaan als iemand die speelgoed wilde retourneren, met het verhaal dat zijn zoontje of broertje was overleden. Dit leidde tot financiële schade voor de winkel en een ernstige schending van het vertrouwen van het personeel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en heeft een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een behandelverplichting bij een instelling. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding van € 236,25 gevorderd, waarvan € 86,25 is toegewezen voor materiële schade. De rechtbank heeft de vordering voor immateriële schade niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze door een vennootschap onder firma was ingediend, wat de vordering te complex maakte voor het strafgeding. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/655859-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 september 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1968] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. Flevoland, Huis van Bewaring Almere Binnen.
Raadsman mr. D.C. Dorrestein, advocaat te Utrecht.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 23 augustus 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: op 24 mei 2012 in Amersfoort heeft geprobeerd speelgoedwinkel De [aangever 1] op te lichten.
Feit 2: op 8 mei 2012 in Amersfoort speelgoedwinkel De [aangever 1] heeft opgelicht.
Feit 3: op 4 mei 2012 in Amersfoort speelgoedwinkel De [aangever 1] heeft opgelicht.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de volgende bewijsmiddelen:
4.3.1. De bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1
- De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie d.d. 24 mei 2012.
- De aangifte van [aangever 1], namens [aangever 1] v.o.f. d.d. 24 mei 2012.
- De bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 24 mei 2012.
4.3.2. De bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2
- De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie d.d. 24 mei 2012.
- De aangifte van [aangever 1], namens [aangever 1] v.o.f. d.d. 16 mei 2012.
4.3.3. De bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3
- De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie d.d. 24 mei 2012.
- De aangifte van [aangever 1], namens [aangever 1] v.o.f. d.d. 16 mei 2012.
- De verklaring van [betrokkene 1] d.d. 1 juni 2012.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 24 mei 2012 te Amersfoort, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen
van een valse hoedanigheid en door een listige kunstgreep en door een samenweefsel van verdichtsels een medewerkster van een speelgoedwinkel (De [aangever 1]) te bewegen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- een houten hamerbank merk Pintoy, ter waarde van ongeveer EUR 22,50,
heeft weggenomen uit een schap uit voornoemde winkel, en
- vervolgens is gegaan naar een medewerkster van deze winkel en
- tegen deze medewerkster heeft gezegd dat zijn zoontje onlangs was
overleden en dat hij met een collega had geregeld dat hij af en toe wat
spullen terug mocht brengen, en
- voornoemd speelgoed heeft aangeboden met de bedoeling de winkelwaarde van
dit speelgoed te ontvangen en aldus heeft geprobeerd die (medewerkster van)
speelgoedwinkel te bewegen tot afgifte van een bedrag van ongeveer EUR
22,50,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
op 8 mei 2012 te Amersfoort, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een listige kunstgreep en door een samenweefsel van verdichtsels, een medewerkster van een speelgoedwinkel ([aangever 1], gelegen aan de [adres] 26) heeft bewogen tot de afgifte van een
hoeveelheid geld (52,50 euro), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven – opzettelijk listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- een speelgoed, merk Teifoc, weggenomen uit een schap van voornoemde
winkel, en
- vervolgens naar voornoemde medewerkster van die winkel gegaan en tegen
die medewerkster gezegd dat zijn broertje onlangs was overleden en dat
hij speelgoed terug wilde brengen en
- vervolgens voornoemd speelgoed heeft aangeboden om geld terug te krijgen
en aldus heeft voorgedaan alsof hij op een eerder tijdstip voor dit goed
heeft betaald,
waardoor [aangever 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
op 4 mei 2012 te Amersfoort, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een listige kunstgreep en door een samenweefsel van verdichtsels, een medewerkster van een speelgoedwinkel (de [aangever 1]) heeft bewogen tot de afgifte van bedrag van ongeveer EUR 24,95, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - opzettelijk listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- een speelgoed ter waarde van ongeveer EUR 24,95 weggenomen uit een
schap van voornoemde winkel, en
- vervolgens naar een medewerkster van die winkel gegaan en tegen
die medewerkster gezegd dat zijn broertje onlangs was overleden en dat hij speelgoed
terug wilde brengen en
- vervolgens voornoemd speelgoed heeft aangeboden om geld terug te krijgen
en aldus heeft voorgedaan alsof hij op een eerder tijdstip voor dit goed
heeft betaald,
waardoor [aangever 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: Poging tot oplichting.
Feiten 2 en 3: Telkens, oplichting.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van twee jaren.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de volgende bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen:
* dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen die de Reclassering hem geeft voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde;
* dat verdachte zich verplicht laat behandelen bij De Waag of een vergelijkbare instelling, zulks ter beoordeling van de Reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij de vordering van de officier van justitie en heeft aangegeven dat verdachte open staat voor behandeling.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft in een maand tijd twee maal speelgoedwinkel [aangever 1] opgelicht en één keer geprobeerd deze speelgoedwinkel op te lichten. Om zijn doel te bereiken vertelde verdachte aan het winkelpersoneel een verhaal dat zijn zoontje, dan wel zijn broertje, was overleden en dat bij het opruimen van diens kamer speelgoed dat nog in de verpakking zat en dat eerder bij de speelgoedwinkel was aangeschaft, was gevonden. Dit speelgoed -dat verdachte eerst uit het schap van de winkel had weggepakt- wenste hij vervolgens te retourneren.
Door op een dergelijke listiglijke wijze te handelen heeft verdachte speelgoedwinkel [aangever 1] financiële schade toegebracht. Ook heeft hij het vertrouwen van het winkelpersoneel op ernstige wijze geschonden. Kennelijk heeft verdachte hierbij niet stilgestaan en tot driemaal toe zijn eigen financiële gewin voorop gesteld.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden veelvuldig met politie en justitie in aanraking is geweest en onder andere is veroordeeld wegens oplichting, verduistering en diefstal. Daarbij is verdachte meermalen veroordeeld tot onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen. Wel hecht de rechtbank eraan op te merken dat de laatste veroordeling van verdachte dateert van 3 augustus 2007. Verdachte is gedurende een kleine vijf jaar niet in beeld geweest bij justitie. In deze periode werd verdachte begeleid door Groot Batelaar.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank ook acht geslagen op de Reclasseringsadviezen die zich in het dossier van verdachte bevinden. Zo staat in het Reclasseringsadvies d.d. 21 augustus 2012, opgemaakt door A. Wierts, dat de kans op recidive op korte termijn hoog wordt geacht, tenzij verdachte de benodigde intensieve begeleiding ontvangt. De kans dat verdachte zich zal onttrekken aan eventueel op te leggen voorwaarden wordt laag/gemiddeld ingeschat. Verdachte heeft in het verleden een Reclasseringstoezicht positief afgerond.
Het ontbreekt verdachte aan geschikte huisvesting en begeleiding. Er is geen sprake van een daginvulling en er lijkt sprake te zijn van een deviant vriendennetwerk. Verdachte heeft, aldus de Reclassering, te kennen gegeven zich te realiseren dat hij hulp behoeft. Ook zou hij hebben benadrukt hieraan zijn volledige medewerking te willen verlenen. De raadsman van verdachte heeft dit ter terechtzitting bevestigd.
Door de Reclassering is geadviseerd om, naast een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte bijzondere voorwaarden bestaande uit een meldingsgebod en een behandelverplichting op te leggen.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte.
7. De benadeelde partij
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van benadeelde partij [aangever 1] v.o.f. enkel toe te wijzen voor wat betreft het gevorderde bedrag aan materiële schade, groot € 86,25 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het deel groot € 150,00, betreffende immateriële schade, heeft de officier van justitie gevorderd de vordering af te wijzen. De benadeelde partij betreft een rechtspersoon en kan om die reden geen immateriële schade vorderen, aldus de officier van justitie.
7.2. Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich aangesloten bij de vordering van de officier van justitie.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [aangever 1] v.o.f. heeft overeenkomstig artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 236,25 voor de feiten 1, 2 en 3.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade een rechtstreeks gevolg is van deze bewezen verklaarde feiten en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
De benadeelde partij vordert voorts een schadevergoeding van € 150,00 betreffende immateriële schade. Het incident heeft blijkens de vordering veel invloed gehad en er is veel tijd uitgetrokken om over het incident te praten, waardoor de dagelijkse werkzaamheden van [aangever 1] v.o.f. op de achtergrond zijn gekomen. De rechtbank zal dit deel van de vordering niet ontvankelijk verklaren nu de vordering is ingediend door een v.o.f. hetgeen de vordering, wat de immateriële schade betreft, dusdanig gecompliceerd maakt dat naar het oordeel van de rechtbank sprake is van een onevenredige belasting van het strafgeding.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij betreffende de materiële schade zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 45, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: Poging tot oplichting.
Feiten 2 en 3: Telkens, oplichting.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden, waarvan 2 (twee) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte geen medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich verplicht laat behandelen bij De Waag of een vergelijkbare instelling, zulks ter beoordeling van de Reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden:
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] v.o.f. van € 86,25 ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 24 mei 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij [aangever 1] v.o.f. in het overige gedeelte van de vordering, groot € 150,00, niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1] v.o.f., € 86,25 te betalen schade en vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 24 mei 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W.G. de Beer, voorzitter, mr. A. van Maanen en mr. R.G.A. Beaujean, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.P. Stapel, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 6 september 2012.
Mrs. P.W.G. de Beer en R.G.A. Beaujean zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.