ECLI:NL:RBUTR:2012:BX6990

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
10 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
780638 UC EXPL 11-17189 JH 4064
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onzorgvuldig handelen in kinderopvangovereenkomst leidt tot gedeeltelijke afwijzing van vordering

In deze zaak vorderde Kindergarden Nederland B.V. betaling van opvangkosten van gedaagde partijen, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], die een overeenkomst hadden gesloten voor de kinderopvang van hun zoon. De overeenkomst was ingegaan op 1 december 2010 en bepaalde een opzegtermijn van twee maanden. Gedaagde partijen ontbonden de overeenkomst echter buitengerechtelijk per 24 december 2010, wat Kindergarden betwistte. De kantonrechter oordeelde dat de klachten van gedaagde partijen over de uitvoering van de overeenkomst, zoals onjuiste overdracht en het niet naleven van het slaapschema, onvoldoende waren om de overeenkomst te ontbinden. De kantonrechter stelde vast dat gedaagde partijen zich aan de opzegtermijn moesten houden, maar dat het onredelijk was om de volledige opzegtermijn in rekening te brengen, aangezien de vrijgekomen plaats van hun zoon per 1 februari 2011 weer was opgevuld. De vordering tot betaling van de factuur voor januari 2011 werd toegewezen, maar de vordering voor februari 2011 werd afgewezen. De kantonrechter wees ook de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten af, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren. In reconventie werd de vordering van gedaagde partijen afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
sector handel en kanton
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 780638 UC EXPL 11-17189 JH 4064
vonnis d.d. 10 september 2012
inzake
de besloten vennootschap
Kindergarden Nederland B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verder ook te noemen Kindergarden,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: Flanderijn & Eliens Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
1. [gedaagde 1],
wonende te [woonplaats]
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
verder ook tezamen (in enkelvoud) te noemen [gedaagde 1] c.s.,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
procederende in persoon.
1. Het verloop van de procedure
In conventie en in reconventie
Kindergarden heeft een vordering ingesteld. [gedaagde 1] c.s. heeft een incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid genomen, geconcludeerd voor antwoord en een tegeneis ingediend. Bij vonnis in incident van 12 december 2011 heeft de kantonrechter zich bevoegd verklaard om van de vorderingen kennis te nemen.
Kindergarden heeft vervolgens voor repliek in conventie, tevens houdende antwoord in reconventie geconcludeerd.
[gedaagde 1] c.s. heeft voor dupliek in conventie, tevens houdende repliek in reconventie geconcludeerd.
Kindergarden heeft voor dupliek in reconventie geconcludeerd.
Hierna is uitspraak bepaald.
2. De feiten
In conventie en in reconventie
2.1. Op 14 september 2010 heeft Kindergarden met [gedaagde 1] een overeenkomst gesloten ter zake de kinderopvang van de zoon van [gedaagde 1] c.s. genaamd [zoon]. De overeenkomst is ingegaan op 1 december 2010 voor drie dagen per week tegen betaling van een bedrag van € 943,50 per maand.
2.2. De overeenkomst bepaalt in artikel 8 onder meer het volgende:
“Tussentijdse opzegging kan geschieden door beide partijen met een termijn van twee maanden.”
2.3. In de brochure van Kindergarden staan onder meer de volgende aanprijzingen:
• Kinderopvang is een zeer verantwoordelijke vorm van dienstverlening. Kindergarden gaat op professionele wijze om met deze grote verantwoordelijkheid. Het bieden van kwaliteit is het belangrijkste uitgangspunt.
• Het belangrijkste doel dat Kindergarden voor ogen houdt, is dat de kinderen optimaal worden verzorgd gedurende de opvang binnen haar dagverblijven.
• Op de babygroep is de dagindeling afgestemd op het ritme van het individuele kind. Eet- en slaaptijden worden van thuis overgenomen.(…) Tussen 16.00 uur en 18.15 uur kunt u uw kind ophalen en krijgt u verslag van de gebeurtenissen van die dag.
2.4. Op of omstreeks 19 oktober 2010 heeft Kindergarden [gedaagde 1] een factuur toegezonden ad € 943,50 ter zake van de opvangkosten over december 2010. [gedaagde 1] heeft deze factuur voldaan.
2.5. Na een aantal wendagen heeft [zoon] Kindergarden op 9 december, 13 december en 15 december 2010 bezocht.
2.6. Op verzoek van [gedaagde 2] heeft er op 21 december 2010 een gesprek plaatsgevonden met de regiomanager van Kindergarden, [regiomanager]. Tijdens dit gesprek heeft [gedaagde 2] de volgende klachten aan [regiomanager] gemeld:
- op de eerste en tweede opvangdag heeft Kindergarden zich niet gehouden aan het afgesproken slaapschema van [zoon];
- op de tweede en derde opvangdag had [zoon] bij het ophalen niet zijn eigen broek aan;
- tijdens een overdracht bij het ophalen heeft een leidster onjuiste informatie verstrekt en, na hierop te zijn geattendeerd, laconiek geantwoord: “O, dan haal ik kindjes door elkaar”;
- [zoon] heeft een rondslingerende pen op de grond gevonden, hetgeen tot een gevaarlijke situatie had kunnen leiden;
- er is geen aandacht geschonken aan [zoon] toen hij in de groep hard huilde;
- er is onduidelijkheid over de wisseling van ruimtes op woensdagen.
In bovengenoemd gesprek heeft [regiomanager] toegezegd de klachten te zullen onderzoeken en een traject met [gedaagde 1] c.s. te willen ingaan om het vertrouwen te herstellen.
2.7. Bij brief van 24 december 2010 heeft [gedaagde 1] c.s. de overeenkomst tussen partijen met onmiddellijke ingang buitengerechtelijk ontbonden.
2.8. Kindergarden heeft [gedaagde 1] c.s. onder meer bij brief van 6 januari 2011 bericht dat de overeenkomst met inachtneming van de opzegtermijn van twee maanden per 1 maart 2011 eindigt.
2.9. Nadien is nog veelvuldig tussen partijen gecorrespondeerd. Op 17 maart 2011 heeft bovendien nog een gesprek tussen partijen plaatsgevonden.
2.10. Op 1 december 2010 en 3 januari 2011 heeft Kindergarden [gedaagde 1] c.s. facturen toegezonden betreffende opvangkosten over januari en februari 2011 ad € 981,-- per maand. [gedaagde 1] c.s. heeft deze facturen onbetaald gelaten.
3. De vordering en het verweer
In conventie en in reconventie
3.1. Kindergarden vordert hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] c.s. tot betaling van € 1.962,-- ter zake van onbetaald gelaten facturen, € 357,-- ter zake van buitengerechtelijke kosten en € 15,91 ter zake van wettelijke rente tot 10 oktober 2011, vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 10 oktober 2011 tot de voldoening, met veroordeling van [gedaagde 1] c.s. in de proceskosten. Kindergarden heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde 1] c.s. ten onrechte de overeengekomen opvangkosten over de maanden januari en februari 2011 onbetaald heeft gelaten. Kindergarden betwist dat zij zodanig toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst dat dit ontbinding rechtvaardigt en stelt dat [gedaagde 1] c.s. zich dient te houden aan de overeengekomen opzegtermijn, als gevolg waarvan de overeenkomst eerst op 1 maart 2011 is geëindigd.
3.2. [gedaagde 1] c.s. voert verweer tegen de vordering van Kindergarden. In reconventie vordert [gedaagde 1] c.s. voor recht te verklaren dat de overeenkomst tussen partijen per
9 december 2010 is ontbonden, alsmede veroordeling van Kindergarden tot terugbetaling van € 943,50 ter zake de opvangkosten over december 2010, alsmede tot vergoeding van
€ 437,50 ter zake van schade en € 250,-- ter zake van kosten voor ingewonnen juridisch advies.
3.3. Kindergarden voert verweer tegen de vordering van [gedaagde 1] c.s.
Op hetgeen partijen over en weer aan hun vorderingen ten grondslag hebben gelegd en als verweer hebben gevoerd, wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4. De beoordeling
In conventie
4.1. Vooropgesteld wordt dat op grond van artikel 1:85 BW beide echtgenoten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor huishoudelijke schulden, ongeacht welke echtgenoot die schulden is aangegaan. Tot die huishoudelijke schulden behoren blijkens art. 1:84 BW ook de kosten van kinderopvang. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde 1] c.s. bij schriftelijke overeenkomst een van de wet afwijkende regeling hebben getroffen. Hoewel [gedaagde 1] contractspartij is van Kindergarden zijn beide ouders derhalve hoofdelijk aansprakelijk voor de kosten van kinderopvang van hun zoon. Het door [gedaagde 1] c.s. gevoerde verweer op dit punt wordt verworpen.
4.2. Het geschil tussen partijen betreft de vraag of [gedaagde 1] c.s. de door Kindergarden gefactureerde kosten tot 1 maart 2011 aan haar dient te voldoen. [gedaagde 1] c.s. heeft verweer gevoerd tegen de verschuldigdheid van deze kosten en stelt dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door Kindergarden als gevolg waarvan hij het vertouwen in Kindergarden volledig heeft verloren. [gedaagde 1] c.s. meent dat hij gerechtigd was de overeenkomst bij brief van 24 december 2010 met onmiddellijke ingang te ontbinden. [gedaagde 1] c.s. heeft ter onderbouwing van dit standpunt diverse klachten geuit over de uitvoering van de overeenkomst door Kindergarden, welke klachten hiervoor onder 2.6 reeds zijn opgenomen.
4.3. De kantonrechter is met [gedaagde 1] c.s. van oordeel dat de door [gedaagde 1] c.s. geuite klachten, en meer in het bijzonder de onjuiste overdracht, het niet houden aan het slaapschema en de verwisseling van broekjes, blijk geven van onzorgvuldig handelen door Kindergarden. De kantonrechter acht de omvang en het gewicht van de klachten elk op zich genomen alsook in onderlinge samenhang bezien evenwel onvoldoende om ontbinding te rechtvaardigen, ook niet als de aanprijzingen in aanmerking worden genomen. De kantonrechter acht hierbij van belang dat Kindergarden op adequate wijze heeft gereageerd op de klachten van [gedaagde 1] c.s. door in het gesprek tussen partijen op 21 december 2010 toe te zeggen de klachten te zullen onderzoeken en voor te stellen een traject met [gedaagde 1] c.s. in te gaan om het vertrouwen te herstellen. In tegenstelling tot hetgeen [gedaagde 1] c.s. heeft betoogd, acht de kantonrechter niet aannemelijk dat de gezondheid of het welzijn van [zoon] op enig moment in die mate in het geding is gekomen dat dit ontbinding rechtvaardigt. Nu de tekortkoming de ontbinding niet rechtvaardigt stond het [gedaagde 1] c.s. niet vrij de overeenkomst bij brief van 24 december 2010 buitengerechtelijk te ontbinden.
4.4. Anders dan [gedaagde 1] c.s. heeft bepleit is evenmin komen vast te staan dat de overeenkomst op 24 december 2010 met wederzijds goedvinden is geëindigd. Gelet op de uitdrukkelijke betwisting door Kindergarden had het op de weg van [gedaagde 1] c.s. gelegen zijn stelling dienaangaande nader te onderbouwen, hetgeen hij heeft nagelaten.
4.5. Onweersproken is gesteld dat [gedaagde 1] c.s. op grond van de overeenkomst een opzegtermijn van twee maanden in acht dient te nemen. Dit brengt mee dat [gedaagde 1] c.s. in beginsel de opvangkosten tot 1 maart 2011 verschuldigd is, ook al heeft hij na 15 december 2010 geen gebruik meer gemaakt van de diensten van Kindergarden.
[gedaagde 1] c.s. heeft als verweer gevoerd dat het in de gegeven omstandigheden niet redelijk en billijk zou zijn indien hij aan de overeengekomen opzegtermijn zou worden gehouden. De kantonrechter begrijpt dit verweer van [gedaagde 1] c.s. aldus dat hij zich op artikel 6:248 BW beroept. Ingevolge dit artikel is een tussen partijen als gevolg van de overeenkomst geldende regel niet van toepassing voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De kantonrechter stelt vast dat Groenwoud c.s. bij brief van 6 februari 2011 heeft gewezen op de wachtlijst bij Kindergarden, waarvan het bestaan door Kindergarden niet is betwist. Kindergarden heeft bij brief van 9 februari 2011 weliswaar aangegeven dat plaatsingen gebeuren op basis van wachttijd, leeftijd en voorkeursdagen waardoor een vrijgekomen plek niet direct kan worden opgevuld, maar zij heeft nagelaten dit in het onderhavige geval nader te concretiseren. Nu vast staat dat [gedaagde 1] c.s. bij brief van 24 december 2010 heeft aangegeven geen gebruik meer te willen maken van de kinderopvang, gaat de kantonrechter er van uit dat de vrijgekomen plaats van [zoon] in elk geval per 1 februari 2011 weer was opgevuld. Gelet hierop acht de kantonrechter het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om de gehele opzegtermijn in rekening te brengen en zal de vordering voor wat betreft de opvangkosten over februari 2011 worden afgewezen.
De vordering tot betaling van de factuur van 1 december 2010 betreffende de opvangkosten over januari 2011 is wel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de datum van opeisbaarheid tot de voldoening.
4.6. Kindergarden heeft voorts een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten dient te worden gesteld en onderbouwd op grond waarvan deze verschuldigd zijn en voorts dat genoemde kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Daarbij hanteert de kantonrechter conform het rapport Voorwerk II het uitgangspunt dat het moet gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Kindergarden heeft ter onderbouwing van de gestelde buitengerechtelijke incassokosten slechts standaard sommatiebrieven overgelegd en een opsomming gegeven van een aantal standaard werkzaamheden dat in het kader van een incassozaak moet worden verricht. Daarmee is niet althans onvoldoende gesteld en onderbouwd dat daadwerkelijk verdergaande buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt voor verrichtingen als hiervoor omschreven. De kosten waarvan Kindergarden vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten, reden waarom de kantonrechter dit onderdeel van de vordering zal afwijzen.
4.7. Nu voldoende is komen vast te staan dat Kindergarden [gedaagde 1] c.s. in rechte heeft moeten betrekken om betaling van de factuur van 1 december 2010 te verkrijgen, wordt [gedaagde 1] c.s. veroordeeld in de kosten van deze procedure in conventie aan de zijde van Kindergarden. Geen salaris zal worden toegekend over de dagvaarding, nu Kindergarden heeft nagelaten haar vordering bij dagvaarding te substantiëren en de stukken over te leggen waarop zij zich beroept.
De kosten aan de zijde van Kindergarden worden begroot op:
- dagvaarding € 97,81
- griffierecht € 426,00
- salaris gemachtigde € 100,00 (1 punten x tarief € 100,00)
Totaal € 623,81
In reconventie
4.8. Uit het hiervoor in conventie overwogene volgt dat de vordering in reconventie dient te worden afgewezen.
4.9. [gedaagde 1] c.s. wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van deze procedure in reconventie aan de zijde van Kindergarden, tot op heden begroot op € 100,-- aan salaris gemachtigde.
5. De beslissing
De kantonrechter:
In conventie:
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, in die zin, dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, om aan Kindergarden tegen bewijs van kwijting te betalen € 981,-- met de wettelijke rente hierover vanaf de datum van opeisbaarheid tot de voldoening;
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Kindergarden, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 623,81;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
In reconventie:
wijst de vordering af;
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Kindergarden, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 100,-- aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 10 september 2012.