ECLI:NL:RBUTR:2012:BX6971

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
27 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/655815-12, 16/600061-11 tulalg, 16/600663-10 tulalg, 16/601204-10 tulalg [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan poging tot winkelinbraak met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 27 augustus 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan een poging tot inbraak in een winkel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 13 mei 2012 samen met een medeverdachte heeft geprobeerd in te breken bij een natuurwinkel in Utrecht. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte schuldig werd bevonden aan het primair ten laste gelegde feit, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldiging. De verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar het subsidiair ten laste gelegde feit, medeplichtigheid aan een poging tot diefstal, werd wel bewezen verklaard.

De rechtbank overwoog dat de verdachte op de uitkijk had gestaan terwijl de medeverdachte probeerde in te breken. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 96 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast werden er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder het voortzetten van de behandeling in een kliniek en het meewerken aan een arbeidstraject. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verleden met vermogensdelicten en de noodzaak voor hulpverlening. De vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen werden ook toegewezen, wat resulteerde in een werkstraf in plaats van een gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/655815-12, 16/600061-11 tulalg, 16/600663-10 tulalg, 16/601204-10 tulalg [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 augustus 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1971] te [geboorteplaats]
verblijvende in de [kliniek], [adres] te [woonplaats]
raadsman mr. H.W. van Eeuwijk, advocaat te ‘s-Gravenhage
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 augustus 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermelde parketnummers.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: op 13 mei 2012 samen met een ander of anderen heeft geprobeerd in te breken bij een winkel in Utrecht;
subsidiair: op 13 mei 2012 medeplichtig is geweest aan een poging om in te breken bij een winkel in Utrecht.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op de tegenstrijdigheden tussen de waarnemingen van de verbalisanten [verbalisant 1] (pagina 45 van het proces-verbaal) en [verbalisant 2] (pagina 48 van het proces-verbaal) en het feit dat de verklaring van de getuige [getuige] niet strookt met het proces-verbaal van bevindingen, nu hij heeft gezegd dat hij terwijl hij de politie aan de lijn had, zag dat de beide mannen richting centrum fietsten en hij niet heeft verklaard dat hij op dat moment politieagenten zag. Mogelijk waren de twee mannen die bij de Natuurwinkel stonden, al vertrokken. Voorts heeft de verdediging betoogd dat wel bij medeverdachte [medeverdachte], maar niet bij verdachte goederen zijn aangetroffen die dienstbaar zijn aan het ten laste gelegde misdrijf en dat eerdergenoemde getuige niets heeft gezegd over seintjes die door verdachte aan medeverdachte [medeverdachte] zouden zijn gegeven. Er is dus geen sprake van bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] geweest.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Getuige [getuige] zag op 13 mei 2012 omstreeks 00:10 uur vanaf zijn dakterras aan de [adres] te [woonplaats] twee mannen voor de Natuurwinkel aan de [adres] te [woonplaats] staan. Man 1 zag er als volgt uit: zwart petje, zwarte stoffen jas, zwarte broek, zwarte schoenen, normaal postuur, ongeveer 1.80 m lang. Het signalement van man 2 was: wit petje, donkere jas, blauwe spijkerbroek, witte sportschoenen, normaal postuur, ongeveer 1.80 m lang. Getuige zag dat naast beide mannen twee fietsen stonden tegen de Natuurwinkel aan. Getuige zag dat man 1 bij de ingangsdeur van de natuurwinkel ging staan en dat man 2 ongeveer twee meter voor de ingangsdeur ging staan. Getuige had het vermoeden dat man 2 op de uitkijk stond. Getuige zag niet precies wat man 1 deed bij de ingangsdeur, omdat man 1 met de rug naar getuige toe stond. Getuige zag dat man 1 bij man 2 kwam staan als er mensen langs liepen en hij zag dat dit ongeveer vier keer gebeurde. Getuige kreeg hierdoor het vermoeden dat de mannen probeerden de deur te forceren. Hij heeft vervolgens de politie gebeld. Toen getuige de politie aan de lijn had, zag getuige de mannen op hun fiets stappen en zag beide mannen richting het centrum fietsen. Getuige had vervolgens geen zicht meer op de mannen.
Verbalisant [verbalisant 1] surveilleerde op 13 mei 2012 te 00.16, samen met haar collega [verbalisant 2], per opvallende politiefiets en in politie-uniform gekleed op de openbare weg in Utrecht. Om 00:18 uur kreeg verbalisant een melding van een inbraak op heterdaad bij een natuurwinkel aan de [adres] te [woonplaats]. Verbalisant en haar collega fietsten, komende vanuit het centrum, over het fietspad aan de linkerzijde van de [adres]. Verbalisant zag twee mannen, die voldeden aan het door de meldkamer doorgegeven signalement, op de hoek van de [adres] met de Mgr. Van de Weteringstraat staan en zag dat de Natuurwinkel zich aan de overzijde van de [adres] bevond. De mannen hadden ieder een fiets bij zich en verbalisant zag dat de mannen schichtig om zich heen aan het kijken waren. Terwijl de mannen in de richting van verbalisant en haar collega keken, zag verbalisant dat de mannen kennelijk schrokken en direct hierna aanstalten maakten om weg te komen. Verbalisant zag dat haar collega achter verdachte [verdachte] aanfietste en medeverdachte [medeverdachte] rende weg in de richting van het centrum en is kort nadien aangehouden door collega’s van verbalisant. Verbalisant heeft één van de achtergelaten fietsen, een blauwe damesfiets met grijze fietstassen nader onderzocht.
Naast de fiets zag verbalisant het zwarte petje van medeverdachte [medeverdachte], dat verbalisant kort daarvoor van zijn hoofd zag vallen, liggen. In de fietstassen zag verbalisant een zwart breekijzer en een slotentrekker liggen. De fiets, het zwarte petje, het breekijzer en de slotentrekker zijn door verbalisant in beslag genomen.
Verbalisant [verbalisant 2] zag de verdachten in zijn richting kijken en zag bij beide verdachten een kennelijke schrikreactie. Verbalisant plaatste vervolgens zijn fiets voor beide verdachten en riep: ‘Politie, staan blijven’. Verdachte 1, die later opgaf te zijn genaamd [medeverdachte], was gekleed in donkere broek, donkere jas en een zwart petje. Verbalisant zag dat hij op een blauwe damesfiets zat, met aan de achterzijde fietstassen. Verbalisant zag dat verdachte 2, die later opgaf te zijn genaamd [verdachte], was gekleed in een donkere broek, donkere jas en een wit petje. Verbalisant zag dat hij op een roze damesfiets zat.
Verbalisant zag dat verdachte [verdachte] zich met zijn fiets omdraaide en vluchtte. Verbalisant is achter verdachte [verdachte] aangefietst, zag verdachte [verdachte] de Mgr. Van de Weteringstraat en de Kerkdwarsstraat in fietsen en zag dat verdachte [verdachte] zich vervolgens aan het zicht van verbalisant wilde onttrekken door zich gehurkt te verschuilen achter een fietsenstalling. Hierop heeft verbalisant zijn fiets voor verdachte [verdachte] geplaatst. Verbalisant zag dat verdachte [verdachte] krachtig opsprong en kennelijk wederom een vluchtpoging wilde ondernemen. Hierop heeft verbalisant verdachte [verdachte] naar de grond getrokken en, nadat verdachte [verdachte] zich aan de greep van de verbalisant wilde onttrekken, een hals/nek controle aangelegd, waarna verdachte [verdachte] kon worden aangehouden.
Bij onderzoek van het perceel van de Natuurwinkel aan de [adres], werd door verbalisant in het slot van de toegangsdeur een schroef aangetroffen. Het is verbalisant ambtshalve bekend dat verdachten toegangsdeuren van winkels forceren door een schroef in het cilinderslot te draaien. Vervolgens wordt door middel van een slotentrekker het cilinderslot afgebroken, waardoor de toegang tot het pand wordt verschaft.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij wel langer dan 15 minuten bezig is geweest bij de deur.
Onder medeverdachte [medeverdachte] zijn onder meer de volgende goederen in beslag genomen: een achttal schroeven, een schroevendraaier met 3 opzetstukken en een loper, alsmede : een breekijzer, een slotentrekker en een platbektang.
Op 14 mei 2012 is door [aangever] (mede) namens de Natuurwinkel, gevestigd aan de [adres] te [woonplaats], aangifte gedaan van een poging tot inbraak in de Natuurwinkel in de periode van 12-13 mei 2012.
Bewijsoverweging
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat verdachte op de uitkijk heeft gestaan en aan medeverdachte seintjes moet hebben gegeven, toen medeverdachte bezig was bij de toegangsdeur van de Natuurwinkel. Medeverdachte stond immers met zijn rug naar de straat en had dus geen zicht op die straat, medeverdachte is volgens eigen zeggen wel meer dan een kwartier bezig geweest bij voornoemde toegangsdeur, en is volgens getuige [getuige] wel vier keer bij verdachte komen staan als er mensen langs kwamen lopen.
Dat getuige [getuige] in zijn verklaring zegt dat hij de mannen weg ziet fietsen terwijl hij de politie nog aan de lijn heeft, is niet in tegenspraak met de processen-verbaal van bevindingen van de verbalisanten. Daaruit blijkt immers dat de betreffende verbalisanten surveilleerden op straat en vlak na de melding ter plaatse waren. Ook het feit dat de getuige er niet over rept dat hij politieagenten heeft gezien, is niet onverenigbaar met de bewezenverklaring en maakt zijn verklaring evenmin onbetrouwbaar. Veronderstellend dat hij de politieagenten niet heeft gezien (hetgeen overigens niet zonder meer blijkt uit zijn verklaring) is een en ander verklaarbaar door de locatie waar getuige zich bevond. Getuige bevond zich immers op een dakterras aan de [adres] en had aldus zicht op de Natuurwinkel aan de overzijde van de [adres]. De ontmoeting tussen de politieagenten en de verdachten vond echter plaats aan de zijde van de [adres] waar getuige woont, zodat het goed mogelijk is dat hij geen zicht heeft gehad op de hoek van de [adres] en de Mgr. Van de Weteringstraat. Voorts acht de rechtbank van belang dat de beschrijving van de mannen door de getuige in grote mate overeenkomt met de beschrijving door verbalisant [verbalisant 2]. Tenslotte vindt de verklaring van [getuige] ondersteuning in de verklaring van medeverdachte [medeverdachte].
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank voorts van oordeel dat verdachte slechts een ondersteunende rol heeft gepleegd bij de poging tot inbraak. Om die reden zal de rechtbank verdachte van het primair ten laste gelegde feit vrijspreken.
Het subsidiair ten laste gelegde acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat
[medeverdachte] op 13 mei 2012 te Utrecht ter uitvoering van het door die [medeverdachte] voorgenomen misdrijf met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel gelegen aan de [adres] weg te nemen goederen en/of geld, toebehorende aan de Natuurwinkel, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak, als volgt heeft gehandeld:
hebbende die [medeverdachte] een schroef in het cilinderslot van de voordeur gedraaid,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door op de uitkijk te staan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Subsidiair: medeplichtigheid aan een poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 106 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte dagen, met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals omschreven in het rapport van Centrum Maliebaan Utrecht d.d. 2 augustus 2012 en een verblijf van maximaal 6 maanden in de [kliniek].
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Mocht de rechtbank tot een ander oordeel komen, dan heeft de verdediging zich geconformeerd aan de vordering van de officier van justitie.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte is medeplichtig geweest aan een poging tot inbraak in een winkel. Inbraken en diefstallen leiden tot schade bij winkeliers en uiteindelijk de klanten. Bovendien verplicht het de winkelier om tijd en energie te besteden aan de administratieve rompslomp die met zo’n (poging tot) inbraak gepaard gaat.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het de verdachte betreffend omvangrijk uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 juli 2012 - 39 bladzijden groot -, waaruit blijkt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor vermogensdelicten. Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het proces-verbaal van bevindingen van 14 mei 2012 waaruit blijkt dat verdachte op 14 mei 2012 door het Openbaar Ministerie als een zeer actieve veelpleger aangemerkt.
Door Centrum Maliebaan Utrecht is op 2 augustus 2012 een voorlichtingsrapport betreffende verdachte, opgemaakt door W.A. van Kreel, uitgebracht. Verdachte verblijft sedert de schorsing van zijn voorlopige hechtenis op 28 juni 2012 in de [kliniek] in [woonplaats]. Gesteld wordt dat een hernieuwde detentie het ingezette hulpverleningstraject zal doorkruisen. Om die reden wordt geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden dat verdachte zijn verblijf in de [kliniek] voortzet zolang de reclassering en/of de [kliniek] dat nodig acht, dat verdachte onder behandeling blijft bij de forensische polikliniek van Centrum Maliebaan Utrecht op de Tolsteegsingel te Utrecht, zolang deze afdeling dat nodig acht, en dat verdachte zal meewerken aan het ingezette arbeidstraject bij UW.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 96 dagen waarvan 50 dagen voorwaardelijk, met aftrek en met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. Dat is een lagere straf dan gevorderd omdat de rechtbank –anders dan de officier van justitie- niet het primair tenlastegelegde, maar het subsidiair tenlastegelegde bewezen acht. De rechtbank is van oordeel dat het noodzakelijk is dat verdachte zich gaat houden aan de door Centrum Maliebaan Utrecht geadviseerde voorwaarden en dat het verblijf in de [kliniek] maximaal 6 maanden zal duren.
7 De vorderingen tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 17 dagen die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 8 december 2010 (parketnummer 16/601204-10) ten uitvoer zal worden gelegd, en dat deze straf wordt omgezet in een werkstraf voor de duur van 34 uren.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 33 dagen die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 2 februari 2011 (parketnummer 16/600061-11) ten uitvoer zal worden gelegd, en dat deze straf wordt omgezet in een werkstraf voor de duur van 66 uren.
De officier van justitie heeft afwijzing gevorderd van de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/600663-10.
De raadsman heeft zich geconformeerd aan het voorstel van de officier van justitie.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich met betrekking tot alle hiervoor genoemde vorderingen tenuitvoerlegging voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zullen de vorderingen tot tenuitvoerlegging alle worden toegewezen.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals hiervoor geschetst onder 6.3, zal de verdachte in de gelegenheid worden gesteld een werkstraf te verrichten in plaats van de (eerder voorwaardelijk opgelegde) gevangenisstraf te ondergaan.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 22c, 22d, 27, 45, 48, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplichtigheid aan een poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 96 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht niet ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte wordt verplicht zijn verblijf in de [kliniek] te [woonplaats] voort te zetten en aan zijn behandeling daar mee te werken, gedurende de termijn van zes maanden of zoveel korter als de reclassering en/of de leiding van deze kliniek in overleg met de reclassering wenselijk acht;
* dat verdachte wordt verplicht de reeds in gang gezette ambulante behandeling bij de forensische polikliniek van Centrum Maliebaan Utrecht voort te zetten zolang deze polikliniek dat nodig vindt;
* dat verdachte wordt verplicht mee te werken aan het ingezette arbeidstraject bij UW;
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Centrum Maliebaan Utrecht;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Vorderingen tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 17 november 2010 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/600663-10 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand;
- bepaalt dat deze ten uitvoer te leggen gevangenisstraf zal worden vervangen door een werkstraf van 60 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 1 maand;
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 8 december 2010 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/601204-10 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 17 dagen;
- bepaalt dat deze ten uitvoer te leggen gevangenisstraf zal worden vervangen door een werkstraf van 34 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 17 dagen;
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 2 februari 2011 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/600061-11 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 33 dagen;
- bepaalt dat deze ten uitvoer te leggen gevangenisstraf zal worden vervangen door een werkstraf van 66 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 33 dagen;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Oostendorp, voorzitter, mr. M.J. Veldhuijzen en mr. H.A. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 augustus 2012.