ECLI:NL:RBUTR:2012:BX6692

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
4 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16.655809-12 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal uit auto's, veroordeling voor opzetheling en voorhanden hebben van een stroomstootwapen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 4 september 2012, stond de verdachte terecht voor diefstal uit auto's en het voorhanden hebben van een stroomstootwapen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te achten aan de diefstal van navigatiesystemen uit voertuigen, aangezien het tijdstip van de inbraken niet nauwkeurig genoeg was om de verdachte te kunnen identificeren als de dader. De verdachte was samen met een medeverdachte aangetroffen met navigatiesystemen, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat deze afkomstig waren uit de voertuigen waarvan aangifte was gedaan. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit van diefstal.

Echter, de rechtbank achtte het subsidiair ten laste gelegde feit van opzetheling wel bewezen. De verdachte had de navigatiesystemen voorhanden gehad, wetende dat deze door misdrijf verkregen waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte had bijgedragen aan de instandhouding van vermogenscriminaliteit door deze goederen te vervoeren. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een stroomstootwapen, ondanks zijn verklaring dat hij niet wist dat het een wapen was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, omdat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De rechtbank benadrukte dat de vorderingen bij de burgerlijke rechter konden worden ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16.655809-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 september 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1993] te [geboorteplaats] (Litouwen)
thans gedetineerd te PI Utrecht, HvB Nieuwegein
raadsvrouw mr. L. Demmer, advocaat te IJsselstein
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 21 augustus 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De zaak is tegelijk maar niet gevoegd behandeld met de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte] onder parketnummer 16.655808-12.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 10 mei 2012:
feit 1: te Driebergen-Rijsenburg primair samen met een ander navigatiesystemen uit auto’s heeft gestolen, subsidiair navigatiesystemen heeft geheeld;
feit 2: te Doorn een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging, er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair onder 1 en het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op het volgende.
Ten aanzien van feit 1: de aangiften, de bevindingen van de verbalisanten en het onderzoek naar de herkomst van de navigatiesystemen. De officier van justitie acht de verklaring van verdachte niet geloofwaardig.
Ten aanzien van feit 2: de bevindingen van de politie en het onderzoek van het wapen. De officier van justitie acht de verklaring van verdachte niet geloofwaardig.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair onder 1 ten laste gelegde feit en voert daartoe het volgende aan.
Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat het verdachte was die de navigatiesystemen heeft gestolen uit de voertuigen waarvan aangifte is gedaan. Verdachte is niet op heterdaad betrapt en er is geen sporenonderzoek gedaan. Het onderzoek naar de herkomst van de navigatiesystemen kan niet worden gebruikt als bewijs voor de auto-inbraken, omdat hiermee niet kan worden vastgesteld dat de bij verdachte aangetroffen navigatiesystemen afkomstig zijn uit de voertuigen waarvan aangifte is gedaan. Voor alle navigatiesystemen geldt dat in de aangifte het serienummer ontbreekt en voorts geldt voor een van de drie navigatiesystemen dat het onderzoek van de politie slechts heeft geleid naar een vermoedelijk voertuig. Daarbij komt dat het voor de verdediging niet is te controleren op welke wijze de navigatiesystemen met de voertuigen zijn vergeleken.
De verdediging is van mening dat de rechtbank wel tot een bewezenverklaring kan komen van het subsidiair onder 1 ten laste gelegde feit. De verdediging wijst daarbij op de verklaring van verdachte.
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder 2 ten laste gelegde feit en wijst daarbij op de verklaring van verdachte en de aard van de zaak. Verdachte wist niet dat het een stroomstootwapen was.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Vrijspraak
Feit 1, primair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en overweegt hiertoe dat er onvoldoende bewijs is dat het verdachte was die de auto-inbraken, waarvan aangifte is gedaan, heeft gepleegd.
[verdachte] is, samen met medeverdachte [medeverdachte], weliswaar aangetroffen in de omgeving van de plaatsen waar is ingebroken in de voertuigen in het bezit van een drietal navigatiesystemen (bij in ieder geval twee navigatiesystemen is vastgesteld dat deze afkomstig waren uit de voertuigen waarvan aangifte is gedaan) maar het tijdstip van de inbraken in de auto’s (in de nacht van 9 op 10 mei 2012) is niet nauwkeurig genoeg om enkel aan de hand daarvan te kunnen vaststellen dat het verdachte (die tussen 4.05 en 4.22 uur met de navigatiesystemen is aangetroffen) was die, al dan niet samen met medeverdachte [medeverdachte], onderhavige navigatiesystemen daadwerkelijk uit de voertuigen heeft gestolen. De rechtbank neemt hierbij mede in overweging dat er geen sporenonderzoek heeft plaatsgevonden.
4.3.2 Vaststelling van de feiten
Feit 1, subsidiair
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Op 10 mei 2012, omstreeks 4.05 - 4.22 uur , zijn verdachte [medeverdachte] en verdachte [verdachte] te Driebergen-Rijsenburg aangehouden. In de fietstas van verdachte [verdachte] zijn door de politie navigatiesystemen aangetroffen. Twee van de navigatiesystemen bleken in de nacht van 9 op 10 mei 2012 uit auto’s te zijn ontvreemd.
[verdachte] heeft verklaard dat hij en medeverdachte [medeverdachte] op 9 mei 2012 rond 23.00 uur werden gebeld door Poolse personen met de vraag of zij goederen wilden vervoeren van Driebergen naar Amsterdam. Hiervoor zouden zij geld krijgen. Daarop zijn zij met de trein naar Driebergen gereisd. Tussen 01.00 uur en 03.00 uur ontmoetten zij de Poolse personen en hebben zij fietsen met tassen gekregen. Toen de Poolse personen weer weg waren heeft verdachte in de fietstassen gekeken. Verdachte zag dat er onder andere navigatiesystemen in de tas zaten.
De rechtbank acht, gelet op de omstandigheden waaronder het feit is begaan, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander heeft schuldig gemaakt aan opzetheling.
Aanvullende bewijsoverweging
De verdediging heeft ten aanzien van het onderzoek naar de herkomst van de navigatiesystemen bepleit dat dit niet kan worden gebruikt voor het bewijs, omdat door de verdediging niet kan worden gecontroleerd hoe is onderzocht op welke wijze de navigatiesystemen aan de voertuigen zijn gelinkt.
De rechtbank overweegt dat het onderzoek naar de herkomst van de navigatiesystemen is uitgevoerd door het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit en dat de rechtbank geen reden heeft om aan het onderzoek te twijfelen.
Feit 2
De rechtbank acht tevens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte is op 10 mei 2012 ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit aangehouden. Op het politiebureau te Doorn is hij onderworpen aan een insluitingsfouillering. In de jaszak van verdachte bleek een stroomstootwapen te zitten.
Het stroomstootwapen (model 800TYPE) is door de politie onderzocht. Het betrof een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1, Categorie II onder 5°, van de Wet wapens en munitie.
Aanvullende bewijsoverweging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit, omdat verdachte niet wist dat hetgeen hij bij zich droeg een stroomstootwapen betrof. Verdachte heeft hierover ter terechtzitting van 21 augustus 2012 verklaard dat de jas waarin het wapen zat niet van hem was, dat hij wel had gezien dat er iets in de jaszak zat, maar dat hij het stroomstootwapen niet als zodanig had herkend.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van verdachte, dat hij niet wist dat hetgeen hij bij zich droeg een stroomstootwapen betrof, niet in de weg staat aan een bewezenverklaring. Ten laste gelegd is immers het voorhanden hebben van een stroomstootwapen. Daarbij is de strafbaarheid van het wapenbezit geobjectiveerd: het opzet richt zich uitsluitend op de handeling, te weten het voorhanden hebben. De rechtbank begrijpt dan ook dat de verdediging heeft bedoeld zich te beroepen op de (ongeschreven) schulduitsluitingsgrond ‘afwezigheid van alle schuld’ en zal dit verweer verder bespreken onder 5.2.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. Subsidiair
op 10 mei 2012 te Driebergen-Rijsenburg tezamen en in vereniging met een ander navigatiesystemen voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die navigatiesystemen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
2.
op 10 mei 2012 te Doorn een wapen van categorie II onder 5, te weten een stroomstootwapen (model 800type), voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Feit 1, subsidiair: medeplegen van opzetheling.
Feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van feit 1, subsidiair
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
Ten aanzien van feit 2
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit bepleit dat verdachte niet wist dat hetgeen hij bij zich droeg een stroomstootwapen betrof. De rechtbank begrijpt dat de verdediging heeft bedoeld zich te beroepen op de (ongeschreven) schulduitsluitingsgrond ‘afwezigheid van alle schuld’.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 21 augustus 2012 verklaard dat de jas waarin het wapen zat niet van hem was; dat de jas uit de fietstas van de fiets kwam die hij die nacht had gekregen; en dat hij wel had gezien dat er iets in de jaszak zat, maar dat hij het stroomstootwapen niet als zodanig had herkend.
De rechtbank acht aannemelijk dat verdachte het stroomstootwapen niet als zodanig heeft herkend en neemt daarbij het volgende in overweging.
Ten eerste bevat het dossier foto’s van het in beslag genomen stroomstootwapen, waaruit blijkt dat het stroomstootwapen ongeveer dezelfde afmetingen heeft als een hedendaagse mobiele telefoon of walkie talkie. Ten tweede is er in het onderzoek naar het stroomstootwapen ook een foto gemaakt van een ondoorzichtig zwart hoesje zonder opschrift. De rechtbank leidt hieruit af dat het stroomstootwapen in dit hoesje heeft gezeten.
De rechtbank acht het, gezien de afmetingen en het uiterlijk van het wapen en het hoesje én de omstandigheden waaronder verdachte stelt het wapen te hebben verkregen, aannemelijk dat het stroomstootwapen niet als zodanig herkenbaar was voor verdachte.
De rechtbank zal het verweer dan ook honoreren en verdachte ten aanzien van feit 2 ontslaan van alle rechtsvervolging.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van de periode die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het voldoende is om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De verdediging merkt daarbij het volgende op. Wat betreft de staande houding en aanhouding zijn in het dossier onjuistheden geslopen ten aanzien van de tijdstippen. Dit is achteraf door de politie hersteld, maar voor de verdediging is de juistheid van de staande houding en aanhouding niet meer verifieerbaar. Hierbij dient mede in overweging te worden genomen dat de weg welke centraal staat rond de melding, staande houding en de aanhouding -de Arnhemsebovenweg- lang is en loopt van Zeist tot Driebergen. De tijdstippen zijn dan ook belangrijk. Naar de mening van de verdediging is er sprake van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering waarvan verdachte nadeel heeft ondervonden. Dit dient te leiden tot strafvermindering.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan heling nu hij navigatiesystemen voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat deze gestolen waren. Verdachte moest deze naar eigen zeggen voor anderen vervoeren. Verdachte heeft op deze wijze bijgedragen aan de instandhouding van vermogenscriminaliteit, die immers alleen loont wanneer er afnemers zijn voor gestolen goederen.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de justitiële documentatie van 12 juli 2012. Daaruit blijkt dat verdachte in de korte periode dat hij in Nederland verblijft eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten, waaronder auto-inbraken.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij klaarblijkelijk zijn eigen land heeft verlaten om in Nederland strafbare feiten te plegen. Door zo te handelen draagt hij er mede aan bij dat andere allochtonen, die zich in Nederland trachten te vestigen, daarbij steeds meer tegenwerking ondervinden.
De verdediging heeft aangevoerd dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering en dat dit dient te leiden tot strafvermindering. De rechtbank is met de verdediging van mening dat er in het dossier onduidelijkheden zitten met betrekking tot het tijdstip van de aanhouding van verdachte. Dit levert een vormverzuim ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering op. De rechtbank twijfelt echter niet aan de gang van zaken zoals deze door de politie is geverbaliseerd en is dan ook van oordeel dat de verdachte hiervan geen nadeel heeft ondervonden. De rechtbank zal om die reden dan ook geen consequenties verbinden aan voormeld vormverzuim.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van het feite en de persoon van de verdachte, ook al ontslaat de rechtbank verdachte van alle rechtsvervolging ten aanzien van feit 2. De rechtbank zal dan ook aan verdachte opleggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van de periode dat hij reeds in voorlopige hechtenis heeft gezeten.
7 De benadeelde partij
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1] geheel en hoofdelijk wordt toegewezen en dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
De officier van justitie heeft verder gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 2] hoofdelijk wordt toegewezen tot een bedrag van € 1.343,- (de kosten van het inbouwen van een kluis zijn onvoldoende onderbouwd) en dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair aangevoerd dat de vorderingen van de benadeelde partijen [bedrijf 1] en [bedrijf 2] dienen te worden afgewezen, omdat er naar de mening van de verdediging sprake is van heling en het aldus geen rechtstreekse schade betreft.
De verdediging heeft subsidiair aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu niet kan worden vastgesteld dat het navigatiesysteem dat bij verdachte is aangetroffen afkomstig is uit de auto van de benadeelde partij.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [bedrijf 1] vordert een schadevergoeding van
€ 2.928,05 voor feit 1.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, omdat de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Niet kan worden vastgesteld dat het navigatiesysteem dat bij verdachte is aangetroffen afkomstig is uit de auto van deze leasemaatschappij. De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij [bedrijf 2] vordert een schadevergoeding van € 1.437,- voor feit 1.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, omdat de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Uit het dossier kan niet worden afgeleid of de leasemaatschappij het navigatiesysteem reeds terug heeft gekregen en in hoeverre dit de schade beperkt. Tevens is niet voldoende duidelijk in hoeverre de inbouw van een kluis valt onder schade door de heling van het navigatiesysteem. De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Wellicht ten overvloede merkt de rechtbank op dat de Hoge Raad heeft beslist dat, bij bewezenverklaring van heling, de bestolen rechthebbende van het goed aanspraak kan maken op een vergoeding van zijn schade, omdat de strafbaarstelling van heling (mede) strekt ter bescherming van het belang van de rechthebbende van het geheelde goed (HR 24 maart 1998, NJ 1998, 537 en HR 30 maart 2004, NJ 2004, 343).
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 47, 57 en 416 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair onder 1 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, subsidiair: medeplegen van opzetheling;
feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
- verklaart verdachte strafbaar voor feit 1, subsidiair;
- ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ten aanzien van feit 2;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 5 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [bedrijf 1] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [bedrijf 1] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij [bedrijf 2] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij Arval in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Vanwersch, voorzitter, mr. G. Perrick en mr. E.C.A. Bakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Ven-de Vries, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 4 september 2012.