ECLI:NL:RBUTR:2012:BX6186

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
18 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/655612-12
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling met contactverbod

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 18 juli 2012 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling van zijn ex-partner, [aangever 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 maart 2012 in Amersfoort de aangeefster heeft mishandeld door haar te slaan, te schoppen en aan haar haren te trekken, wat leidde tot ernstig letsel en bewusteloosheid van de aangeefster. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, dat eerdere geweldsdelicten toonde, en met een reclasseringsadvies dat zorg uitte over de verdachte's situatie, waaronder het ontbreken van huisvesting en dagbesteding.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 20 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Een bijzondere voorwaarde is dat de verdachte gedurende de proeftijd geen contact mag hebben met de aangeefster, behalve via een derde voor de omgang met hun kinderen. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste voor de kosten van het vervangen van sloten, afgewezen, omdat deze schade niet als rechtstreeks gevolg van de mishandeling kon worden aangemerkt. De rechtbank heeft de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om dit bij de burgerlijke rechter aan te brengen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/655612-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 juli 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1976] te [geboorteplaats] (Somalië)
wonende te [woonplaats],
raadsman mr. R.P. van der Graaf, advocaat te Utrecht
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 4 juli 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
(primair) op 26 maart 2012 te Amersfoort heeft geprobeerd [aangever 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
(subsidiair) haar op genoemde datum en plaats heeft mishandeld.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft geconstateerd dat de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en er geen reden is tot schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangifte van [aangever 1], de medische verklaring omtrent het letsel van aangeefster en de verklaring van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2].
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van zowel de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en de subsidiair ten laste gelegde eenvoudige mishandeling.
De raadsman heeft primair aangevoerd dat wettig bewijs weliswaar aanwezig is, maar hij wijst op discrepanties in de verklaringen van de aangeefster en de door de officier van justitie genoemde getuigen. Verdachte was niet de dader. De getuigen spreken over de vader van [naam], maar niet uitgesloten is dat zij hiermee de nieuwe vriend van aangeefster bedoelen. De raadsman van verdachte is dan ook van mening dat er ruimte is voor twijfel en dat dit in het voordeel van verdachte moet komen, zodat hij zowel van het primair als het subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat ingeval van een bewezenverklaring dit enkel kan gelden voor de subsidiair ten laste gelegde eenvoudige mishandeling.
Het schoppen tegen de ribbenkast van aangeefster zal niet gemakkelijk leiden tot zwaar lichamelijk letsel, nu de ribbenkast een sterk onderdeel van het lichaam is, dat bescherming biedt voor daaronder gelegen organen. Ook het slaan tegen het hoofd met de blote hand zal niet gauw zwaar lichamelijk letsel opleveren.
De raadsman is dan ook van mening dat verdachte van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling dient te worden vrijgesproken.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen op grond van het hieronder weergegeven bewijs.
De roepnaam van verdachte is [verdachte]. Verdachte is getrouwd met [aangever 1]. Zij hebben twee kinderen, [betrokkene 1] en [betrokkene 2]. Op 26 maart 2012 kwam [aangever 1] [verdachte] tegen. [verdachte] sloeg [aangever 1] met zijn vuist op haar linkeroog. Zij voelde door de klap pijn. Hij pakte [aangever 1] vast bij haar haar, trok haar naar achteren en gooide haar op de grond. [verdachte] sloeg haar vele malen in haar gezicht. Hij sloeg met kracht met zijn handen gebald tot een vuist. [verdachte] raakte haar op haar ogen, oren en op haar kaken . Terwijl zij op de grond lag schopte [verdachte] haar. Hij schopte met zijn geschoeide voet in de buik tegen haar ribben en op haar hoofd. Ook gaf hij een knietje tegen de kaak.
Wederom pakte [verdachte] [aangever 1] vast en voelde zij klappen in haar gezicht en trappen op haar lichaam. Zij voelde onder meer een schoen tegen haar been. Zij is buiten bewustzijn geraakt en na onderzoek door personeel van de ambulance naar het ziekenhuis overgebracht.
Ten aanzien van het daderschap
De rechtbank is op grond van wettig bewijs tot de overtuiging gekomen dat het verdachte is geweest die aangeefster [aangever 1] heeft mishandeld. Daartoe is van belang dat [aangever 1] in haar aangifte heeft verklaard dat het [verdachte], verdachte, was die haar heeft mishandeld. Niet aannemelijk is dat haar nieuwe vriend haar op 26 maart 2012 ernstig mishandeld, zodanig dat zij buiten bewustzijn raakt en naar het ziekenhuis moet worden gebracht en zij vervolgens aangifte doet tegen haar onschuldige ex-man. Ook acht de rechtbank van belang dat haar verklaring wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1]. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat aangeefster en de dader de ouders zijn van [betrokkene 1] en [betrokkene 2]. Verdachte is de vader van [betrokkene 1] en [betrokkene 2].
Ten aanzien van het opzet op zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank stelt vast dat het slachtoffer door verdachte meermalen met kracht is geslagen in het gezicht en dat zij door het geweld dat verdachte op haar heeft toegepast, bewusteloos is geraakt en naar het ziekenhuis is vervoerd. Aldaar zijn diverse kneuzingen geconstateerd aan hoofd, armen, de ribbenkast en de knie. Ook heeft hij haar geschopt tegen de buik. Door zo te handelen heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer als gevolg daarvan ernstig letsel zou kunnen oplopen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en acht dit wettig en overtuigend bewezen.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 26 maart 2012 te Amersfoort, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [aangever 1]:
- aan de haren heeft getrokken en naar achteren heeft getrokken en aldus ten val heeft gebracht en
- meermalen in haar gezicht heeft gestompt en geslagen
- meermalen heeft geschopt tegen haar ribbenkast en buik en
- een knietje heeft gegeven tegen haar lichaam,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Poging tot zware mishandeling;
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarden een verplicht reclasseringscontact, inhoudende een meldingsgebod, een behandelverplichting en een contactverbod met [aangever 1].
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [aangever 1] wordt toegewezen tot een bedrag van € 1.793,00 euro met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte al ruim drie maanden in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Mocht het tot een veroordeling komen dan acht de raadsman de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht een meer dan passende straf.
De raadsman heeft aangevoerd dat een eventueel op te leggen reclasseringstoezicht niet door het Centrum Maliebaan dient te worden uitgevoerd, maar door reclassering Nederland, nu verdachte zelf heeft aangegeven geen alcoholprobleem te ervaren. Voorts acht de raadsman een behandelverplichting voor verdachte niet nodig en verzoekt dan ook deze niet op te leggen. Met een eventueel op te leggen contactverbod met aangeefster kunnen verdachte en de raadsman instemmen.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van [aangever 1], de moeder van zijn twee kinderen.Hij heeft haar zowel op straat als in de portiek van de flat waar zij woont, aan de haren van de trap getrokken, op de grond gegooid, in het gezicht gestompt en tegen het lichaam geschopt. Dat zij daarbij niet zwaar gewond is geraakt, is niet aan enig handelen van verdachte te danken. Hij heeft het slachtoffer immers op zeer kwetsbare plekken van het lichaam geraakt. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij tot dit geweld is gekomen en dat met name hun zoontje daarvan getuige moest zijn.
Het is algemeen bekend dat slachtoffers van situaties, waarbij de gezond¬heid van personen
ernstig wordt geschaad, daarvan nog lang psychische en lichame¬lijke problemen kunnen
ondervinden. Verdachte heeft zich daar geen rekenschap van gegeven.
Een dergelijke feit draagt bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de maat¬schappij.
De rechtbank heeft gelet op een Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 29 mei 2012 waaruit blijkt dat verdachte geruime tijd geleden ter zake van geweldsdelicten is veroordeeld. Nadien is verdachte niet meer met politie en justitie in aanraking geweest ter zake van geweldsdelicten. Wel is verdachte in 2010 door justitie in Zweden veroordeeld wegens drugssmokkel tot een gevangenisstraf van één jaar en zes maanden.
De rechtbank heeft gelet op een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 28 juni 2012 waarin zorgen omtrent verdachte worden geuit. Zo heeft verdachte geen huisvesting en geen dagbesteding. De reclassering heeft geadviseerd aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarden van een verplicht reclasseringtoezicht inhoudende een meldingsgebod, een behandelverplichting gericht op de psychische- en alcoholproblematiek van verdachte en een contactverbod met mevrouw [aangever 1].
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit een vrijheidsstraf passend en geboden is. De rechtbank zal een deel van die straf voorwaardelijk opleggen en daaraan de bijzondere voorwaarde van een contactverbod met het slachtoffer [aangever 1] verbinden. Gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd acht de rechtbank geen ruimte aanwezig om het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf op te leggen voor een langere duur dan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De rechtbank zal geen verplicht reclasseringstoezicht met een daaraan gekoppelde behandeling bij Centrum Maliebaan opleggen, zoals in het reclasseringsrapport geadviseerd, nu zij daarin geen meerwaarde ziet. Immers, uit de dossierstukken volgt niet dat verdachte onder invloed van alcohol strafbare feiten pleegt.
7. De benadeelde partij
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 2.293,25.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 750,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag ter zake van immateriële schade onvoldoende onderbouwd. Nader onderzoek levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting op van het strafgeding, zodat zij de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 293,25 wegens de kosten van het vervangen van sloten, gevorderd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte bij haar mishandeling haar huissleutels heeft weggenomen en dat zij om die reden de sloten van haar woning heeft moeten vervangen.
De rechtbank is echter, met de verdediging, van oordeel dat deze schade niet kan worden aangemerkt als het rechtstreeks gevolg van de bewezen verklaarde poging tot zware mishandeling. De kosten van het aanbrengen van nieuwe sloten zullen dan ook niet worden toegewezen. De rechtbank zal de benadeelde partij ook voor dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Poging tot zware mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van HONDERDTWINTIG (120) DAGEN, waarvan TWINTIG (20) DAGEN voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt daarbij als algemene voorwaarde dat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact zal hebben met [aangever 1], met uitzondering van het contact, enkel en alleen via een derde, dat noodzakelijk is voor de omgang met hun kinderen, zoals bijvoorbeeld in het kader van een bezoekregeling;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij A.s. [aangever 1] van € 750,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2012 tot de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1] € 750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2012 tot de dag der voldoening, te betalen, bij niet betaling te vervangen door 15 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter, voorzitter, mr. N.E.M. Kranenbroek en mr. I.M. Vanwersch, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Nieboer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 juli 2012.