ECLI:NL:RBUTR:2012:BX6100

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
21 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/804812-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in mensenhandelzaak na beoordeling van verklaringen en afgeluisterde gesprekken

In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mensenhandel, heeft de rechtbank Utrecht op 21 augustus 2012 uitspraak gedaan. De verdachte en het vermeende slachtoffer, die een relatie met elkaar hadden, werden geconfronteerd met afgeluisterde telefoongesprekken die door de officier van justitie als bewijs werden gepresenteerd. De rechtbank oordeelde dat deze gesprekken multi-interpretabel zijn en niet als doorslaggevend bewijs kunnen worden gebruikt. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank onderzocht de verklaringen van het vermeende slachtoffer, die herhaaldelijk had verklaard dat zij vrijwillig in de prostitutie werkte en dat de verdachte niet haar pooier was. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar waren, mede in het licht van de afgeluisterde gesprekken, die de context van hun relatie ondersteunden. Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de verdachte niet schuldig was aan de tenlastegelegde feiten en sprak hem vrij. Dit vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, waarbij mr. C.S.K. Fung Fen Chung niet in de gelegenheid was om het vonnis te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/804812-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 augustus 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1973] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats].
Raadsman mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 7 augustus 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich in de periode van 22 juli 2010 tot en met 1 februari 2012 in Utrecht en/of Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, gepleegd jegens [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]).
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem tenlastegelegde heeft begaan, met uitzondering van de in de tenlastelegging opgenomen bestanddelen ‘werven’, ‘huisvesten’ of ‘opnemen’, ‘gedwongen prostitutie’ en ‘misbruik van een kwetsbare positie’.
Ter onderbouwing van haar standpunt heeft de officier van justitie verwezen naar meerdere tapgesprekken. Uit deze gesprekken blijkt onder andere dat verdachte en [slachtoffer] geen normale relatie hebben, dat verdachte op [slachtoffer] teert, haar gebruikt, controleert, slaat en bepaalt welke diensten [slachtoffer] moet werken en stappen onderneemt voor een borstvergrotende operatie voor [slachtoffer]. De verklaringen die [slachtoffer] zelf, met betrekking tot deze tapgesprekken, heeft afgelegd acht de officier van justitie van ondergeschikte waarde.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het tenlastegelegde. Hiertoe heeft de raadsman het volgende aangevoerd:
Verdachte en [slachtoffer] hebben een relatie met elkaar. In deze relatie is [slachtoffer] de kostwinner en verdachte de ‘huisvrouw’. Binnen relaties is het niet vreemd dat één van de partners het geld verdient wat dan vervolgens door beiden wordt uitgegeven. Het standpunt dat verdachte profiteert van [slachtoffer] kan om die reden geen stand houden. [slachtoffer] besliste, zo blijkt onder andere uit tapgesprek 28, zelf over wat er met het door haar verdiende geld gebeurde.
De tapgesprekken kunnen op zichzelf niet als maatgevend voor de weergave van de werkelijkheid gebruikt worden. Daarbij is door de officier van justitie een selectie van opgenomen telefoongesprekken gemaakt die enkel ziet op de schuld van verdachte. Uit sommige taps blijkt echter dat verdachte het huishouden doet als [slachtoffer] aan het werk is.
[slachtoffer] heeft zowel ten overstaan van de politie, als ten overstaan van de rechter-commissaris, consistent verklaard dat het haar eigen beslissing was om in Nederland in de prostitutie te werken, dat zij zelf beslist of en wanneer zij werkt en dat het door haar verdiende geld van haarzelf is. Al met al dient verdachte van het tenlastegelegde vrij te worden gesproken, aldus de raadsman.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel. Hierbij heeft de officier van justitie zich hoofdzakelijk gebaseerd op een selectie van afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken tussen onder andere verdachte en [slachtoffer]. Aan deze afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken dient meer waarde te worden gehecht, dan aan de verklaringen van [slachtoffer] zelf, aldus de officier van justitie.
Door de verdediging is vrijspraak bepleit door het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Volgens de verdediging dient juist meer waarde gehecht te worden aan de verklaringen van [slachtoffer] dan aan de afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken.
De rechtbank ziet zich zodoende voor de vraag gesteld of de verklaringen van [slachtoffer] als betrouwbaar moeten worden gezien in het licht van de afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken.
[slachtoffer] is meerdere keren door de politie en ook door de rechter-commissaris gehoord. In deze verhoren heeft zij aangegeven dat zij een liefdesrelatie heeft met verdachte en dat zij als man en vrouw samen leven. Ook heeft zij verklaard dat zij op eigen initiatief naar Nederland is gekomen om hier in de prostitutie te werken. Verdachte is niet haar pooier. Zij werkt vrijwillig in de prostitutie en kan zelf over het door haar verdiende geld beschikken. Verdachte heeft deze lezing van [slachtoffer] bevestigd. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij het huishouden verzorgt: ‘ik ben de vrouw en zij is de man’.
Tijdens de verhoren van [slachtoffer] zijn ook de opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken – zoals die zich bevinden in het dossier – uitgebreid aan [slachtoffer] voorgehouden. In reactie op de voorgehouden gesprekken heeft [slachtoffer] telkens uitleg gegeven over de context waarin deze gesprekken geplaatst moeten worden. Dit sluit aan bij het beeld dat door [slachtoffer] en verdachte wordt geschetst over hun relatie. De interpretatie die de officier van justitie aan de afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken geeft, wordt door zowel verdachte als [slachtoffer] weersproken.
Vastgesteld moet worden dat de inhoud van de afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken multi-interpretabel is. Echter, de door [slachtoffer] gegeven uitleg, wordt niet weersproken door andere stukken in het dossier en is overigens niet onaannemelijk. Haar verklaring wordt juist op belangrijke punten ondersteund door hetgeen in de afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken naar voren komt. Zo volgt uit een aantal afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken dat [slachtoffer] haar eigen beslissingen neemt ten aanzien van haar werkzaamheden en verdiensten en dat verdachte inderdaad het huishouden doet.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar zijn mede in het licht van de afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken.
De rechtbank acht daarom op – basis van de overige inhoud van onderhavig dossier – niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem tenlastegelegde heeft begaan en zal hem hier dan ook van vrijspreken.
5 De overwegingen omtrent het beslag.
5.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen rijbewijs van verdachte, alsmede het in beslag genomen paspoort van verdachte, aan verdachte te retourneren.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
6 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het aan hem ten laste gelegde feit;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 1 en 2.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn, voorzitter, mr. C.S.K. Fung Fen Chung en mr. P.P.C.M. Waarts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.P. Stapel, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 augustus 2012.
Mr. C.S.K. Fung Fen Chung is niet in de gelegenheid dit vonnis meet e ondertekenen.