ECLI:NL:RBUTR:2012:BX5844

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
7 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/ 655907-12 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot woninginbraak en opzetheling in Maarssen

Op 7 augustus 2012 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte werd beschuldigd van poging tot inbraak in een woning te Maarssen en opzetheling van goederen die bij een woninginbraak waren weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 december 2011, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf, samen met een ander heeft geprobeerd in te breken in een woning. Dit gebeurde door middel van braak, waarbij de voordeur en het kozijn zwaar beschadigd raakten. De verdachte en zijn medeverdachte zijn op heterdaad betrapt toen zij met een bromfiets wegreden van de plaats delict. Tijdens de achtervolging door de politie lieten zij de bromfiets achter en renden weg. In de buddyseat van de bromfiets werden een grote hoeveelheid sieraden en andere waardevolle goederen aangetroffen, die eerder waren gestolen bij een woninginbraak. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor beide feiten. De rechtbank weegt zwaar dat woninginbraken niet alleen materiële schade veroorzaken, maar ook een grote inbreuk op de privacy van de bewoners met zich meebrengen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarbij de rechtbank rekening hield met zijn eerdere veroordelingen voor vergelijkbare feiten. De vordering tot gevangenneming werd afgewezen, omdat de verdachte de mogelijkheid moest hebben om in vrijheid een eventuele behandeling van zijn zaak in hoger beroep af te wachten.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/ 655907-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 augustus 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1992] te [geboorteplaats]
wonende te ([postcode]) [woonplaats], [adres]
raadsvrouw mr. E.B. Hilwig, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 24 juli 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 geprobeerd heeft, samen met een ander, in te breken in een woning te Maarssen;
feit 2 samen met een ander een grote hoeveelheid sieraden, tafelzilver en huishoudelijke voorwerpen heeft geheeld.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle tenlastegelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de verklaring van getuige [getuige] en de processen-verbaal van bevindingen van de verbalisanten.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Het door getuige [getuige] opgegeven signalement is onvoldoende specifiek en komt niet overeen met het signalement van verdachte. Bovendien staat niet vast dat er een verband bestaat tussen de door getuige [getuige] gesignaleerde jongen en de jongens op de wegrijdende scooter. Daarnaast draagt verdachte af en toe petjes van een ander, hetgeen een verklaring kan zijn voor het aantreffen van DNA van verdachte in een achtergelaten petje.
De verklaring van verbalisant [verbalisant 1] dient vanwege onbetrouwbaarheid niet te worden gebezigd voor de bewezenverklaring.
Tenslotte heeft verdachte de scooter voor de datum van de poging inbraak verkocht en maakte hij derhalve op dat moment geen gebruik meer van de scooter.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt.
Ten aanzien van beide feiten
[getuige] hoorde op 23 december 2011 tussen 05.00 en 05.15 uur vanuit de woning van zijn buurman [aangever 1], [adres] te Maarssen, een hard bonkend geluid. Hij liep naar buiten en zag op het trottoir voor de woning [adres] een jongen heen en weer lopen. [getuige] vertrouwde de zaak niet en belde de politie. Direct nadat de politie aan kwam rijden, zag getuige bij [adres] een bromfiets wegrijden, weg van de richting van waaruit de politie aan kwam rijden. Er zaten twee jongens op de bromfiets. De jongen die getuige eerder had gezien, zat achterop. Vlak voor het huis van [getuige] zijn de jongens een petje kwijt geraakt, dat door getuige is opgeraapt.
Tijdens de achtervolging van de bromfiets door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] reed de bestuurder van de bromfiets via een stoep een brandgang in. De jongens lieten de bromfiets in de brandgang vallen en renden weg. De bromfiets betrof een zwarte Gilera Runner, zonder kentekenplaat.
Wijkagent [wijkagent] doet veel dienst als biker en heeft daarbij ruime ervaring opgedaan met verschillende type (motor)scooters. Hij heeft de aangetroffen bromfiets/scooter bekeken en constateerde dat deze scooter een aantal specifieke kenmerken heeft, zoals een donkergrijze voorkap en het ontbreken van zijkappen, waardoor het frame zichtbaar is. Daarnaast bevinden zich op de voorvork witte dan wel lichtkleurige teksten en produceert het achterlicht wit licht. [wijkagent] constateerde dat de aangetroffen motorscooter voor honderd procent overeenkwam met de motorscooter waarop hij verdachte meerdere malen heeft zien rijden, onder andere op 22 en 24 november 2011.
Op de vluchtroute van de bromfiets werden twee voorwerpen aangetroffen: ter hoogte van [adres] een rood breekijzer en ter hoogte van [adres] een petje. Deze voorwerpen zijn in beslag genomen.
In het petje is celmateriaal aangetroffen, waarvan het afgeleide DNA-hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van medeverdachte [medeverdachte].
Bij de inbraakpoging in de woning [adres] te Maarssen zijn zowel de voordeur als het kozijn zwaar beschadigd. Er is getracht met een koevoet/breekijzer de voordeur open te breken aan de zijde van het slot. De voordeur van de woning [adres] was zwaar beschadigd. Er waren sporen van een breekijzer zichtbaar en er bevonden zich verse sporen van rode verf aan de voordeur.
Uit onderzoek door de forensische opsporing naar de sporen bij de geforceerde voordeur is gebleken dat deze zeer waarschijnlijk zijn veroorzaakt door het aangetroffen breekijzer.
In het petje dat was aangetroffen door getuige [getuige] (voor zijn woning aan [adres]) is celmateriaal aangetroffen, waarvan het afgeleide DNA-hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van verdachte.
Verdachte heeft verklaard dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte] eigenaar is geweest van de aangetroffen scooter.
Voorts ten aanzien van feit 2
In de buddyseat van achtergelaten scooter werd een kussensloop aangetroffen met een grote hoeveelheid sieraden, sieradenkistjes, zilverwaar en parfum.
[aangever 2] heeft aangifte gedaan van inbraak in zijn woning aan [adres] te Maarssen, gepleegd tussen 21 december 2011 en 28 december 2011. Bij deze inbraak zijn een groot aantal sieraden, een sieradenkistje en bestek weggenomen. Aangever heeft de in de buddyseat aangetroffen sieraden herkend als zijn eigendom. Deze sieraden waren weggenomen bij genoemde woninginbraak.
Bewijsoverwegingen
Verdachte voert aan dat hij de inbeslaggenomen scooter eind november, begin december 2011 heeft verkocht en derhalve niet de gebruiker was van de scooter op 23 december 2011.
De rechtbank is van oordeel dat deze lezing van verdachte niet aannemelijk is geworden, nu verdachte deze verklaring op geen enkele manier heeft onderbouwd. Verdachte kan geen enkel detail van deze verkoop noemen.. De rechtbank verwerpt eveneens het verweer van verdachte dat hij op de avond van de inbraak niet in de wijk [adres] is geweest omdat hij in de bar Unique was, nu verdachte ter zitting heeft verklaard dat deze bar tot uiterlijk 04.00 geopend is en de poging woninginbraak plaatsvond tussen 05.00 en 05.15 uur.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang gezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Gelet op de omstandigheden waaronder de gestolen voorwerpen zijn aangetroffen, te weten een grote hoeveelheid sieraden, tafelzilver en huishoudelijke voorwerpen verpakt in een sloop, in de buddyseat van de scooter is de rechtbank voorts van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte samen met medeverdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
hij op 23 december 2011 te Maarssen, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen aan de
[adres]) weg te nemen geld en goederen van hun gading, geheel of
ten dele toebehorende aan [aangever 1] en zich daarbij de toegang tot die
woning te verschaffen door middel van braak immers hebben hij en/of zijn
mededader (met) een breekijzer tussen een slot en/of het kozijn van een
(toegangs)deur van die woning bewogen en/of gewrikt,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij op 23 december 2011 te Maarssen tezamen en in vereniging met een ander
(een grote hoeveelheid) sieraden en tafelzilver en huishoudelijke voorwerpen
voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader ten tijde van het voorhanden
hebben van die sieraden en/of dat tafelzilver en/of die huishoudelijke voorwerpen
wist(en) dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1 poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Feit 2 medeplegen van opzetheling
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden. De officier van justitie heeft tevens de gevangenneming van verdachte gevorderd.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd, gelet op de aard van de feiten en het geringe gevaar voor recidive. De vordering gevangenneming dient te worden afgewezen, nu verdachte voornemens is in augustus een opleiding te starten.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak in een woning en aan opzetheling van goederen die eveneens bij een woninginbraak zijn weggenomen. Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is algemeen bekend dat woninginbraken nog lange tijd voor gevoelens van angst en onveiligheid kunnen zorgen bij zowel de bewoners van de betreffende woningen als bij de buurtbewoners. Verdachte heeft geen rekening gehouden met deze gevolgen, maar heeft alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
In het nadeel van verdachte laat de rechtbank meewegen dat uit het de verdachte betreffende uittreksel Justitiële Documentatie van 7 juni 2012 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor inbraak, laatstelijk op 19 augustus 2011 door de meervoudige strafkamer van deze rechtbank. Tevens is verdachte eerder veroordeeld voor opzetheling.
Verdachte is meermalen veroordeeld tot deels voorwaardelijke straffen. Deze voorwaardelijke straffen zijn echter telkenmale ten uitvoer gelegd, omdat verdachte zich niet hield aan de opgelegde bijzondere voorwaarde(n).
De rechtbank is van oordeel, dat de bewezen verklaarde feiten en de ernst daarvan zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Bij de oplegging van de straf kan de rechter de oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) tot uitgangspunt nemen.
Op basis van deze oriëntatiepunten geldt voor een enkele – voltooide - woninginbraak in geval van recidive, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden.
Nu in de onderhavige zaak sprake is van een poging tot woninginbraak en opzetheling (qua strafmaat gelijk te stellen aan woninginbraak) zal de rechtbank, alles afwegende, de eis van de officier van justitie volgen en een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden opleggen.
De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie tot bevel gevangenneming afwijzen. Voorlopige hechtenis is een ultimum remedium en verdachte dient de mogelijkheid te hebben een eventuele behandeling van zijn zaak in hoger beroep, in vrijheid af te wachten, te meer nu de officier van justitie kennelijk niet eerder aanleiding heeft gezien de voorlopige hechtenis van verdachte te vorderen.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 45, 57, 310, 311, 416 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van
braak;
feit 2: medeplegen van opzetheling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 8 maanden;
- wijst af de vordering tot gevangenneming.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn, voorzitter, mr. I.M. Vanwersch en mr. M.H.L. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van D.G.W. van de Haar-Kleijer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 augustus 2012.
Mr. Schoenmakers is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.