ECLI:NL:RBUTR:2012:BX5667

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
22 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
768645 UC EXPL 11-12612 PK 442
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van een factoringmaatschappij inzake onverschuldigde betaling met betrekking tot tandartsenrekening

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Utrecht op 22 augustus 2012 uitspraak gedaan in een vordering van een factoringmaatschappij, NMT Factoring en Clearing Services B.V., tegen een eiser die een tandartsenrekening betwistte. De eiser had eerder een verstekvonnis gekregen van de rechtbank Amsterdam, waarin hij was veroordeeld tot betaling van een bedrag aan NMT. Na gedeeltelijke voldoening aan deze veroordeling, stelde de eiser een nieuwe vordering in wegens onverschuldigde betaling, met als argumenten dat er geen rechtsgeldige cessie was, dat hij de vordering al had betaald en dat de tandarts tekortgeschoten was in zijn verplichtingen. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser afgewezen, omdat het verstekvonnis inmiddels in kracht van gewijsde was gegaan en de eiser geen verzet had ingesteld tegen dat vonnis. De kantonrechter oordeelde dat de eiser in de eerdere procedure zijn verweer had kunnen voeren, maar dit had nagelaten. Het beroep van NMT op het gezag van gewijsde werd geaccepteerd, en de kantonrechter concludeerde dat de eiser de vordering niet kon aanvechten door een nieuwe vordering in te stellen. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 400,-- werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van het voeren van verweer in juridische procedures en de gevolgen van het niet instellen van verzet tegen een verstekvonnis.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
sector handel en kanton
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 768645 UC EXPL 11-12612 PK 442
vonnis d.d. 22 augustus 2012
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiser],
eisende partij,
gemachtigde: Sluiter & Vitanov Advocaten,
tegen:
de besloten vennootschap
NMT Factoring en Clearing Services B.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
verder ook te noemen NMT,
gedaagde partij,
gemachtigde: Groenewegen en Partners.
1. Het verloop van de procedure
[eiser] heeft een vordering ingesteld.
NMT heeft geantwoord op de vordering.
[eiser] heeft voor repliek en NMT heeft voor dupliek geconcludeerd.
Hierna is uitspraak bepaald.
2. De feiten
Bij verstekvonnis van 2 maart 2010 van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, is [eiser] veroordeeld om aan NMT te betalen € 327,80 ter zake van hoofdsom (vermeerderd met de boeterente van 18% per jaar vanaf 2 februari 2010), € 75,-- ter zake van buitengerechtelijke kosten, € 128,25 ter zake van rente en € 345,89 ter zake van proceskosten. Tegen dit vonnis is geen rechtsmiddel ingesteld.
Ter uitvoering van dit vonnis heeft [eiser] een bedrag van € 1.000,-- aan NMT betaald.
Deze vordering heeft betrekking op tandheelkundige zorg, verstrekt door tandartsenpraktijk [naam] Care Dent, dan wel [naam] B.V. Laatstgenoemde vennootschap is op 15 december 2009 in staat van faillissement verklaard.
3. Het geschil en de beoordeling
3.1. [eiser] vordert veroordeling van NMT tot betaling van:
a. een bedrag van € 1.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 december 2010 tot de voldoening;
b. de nakosten ten bedrage van € 131,--, te vermeerderen met € 86,-- indien na het verstrijken van de redelijke termijn betekening noodzakelijk is;
c. de proceskosten.
3.2. [eiser] legt het volgende aan haar vordering ten grondslag.
Zij heeft alle facturen van de tandartsenpraktijk betaald. Haar is geen akte van cessie door de tandartsenpraktijk aan NMT bekend of betekend. De tandartspraktijk is de overeenkomst niet volledig nagekomen, en voor zover er een vordering mocht bestaan beroept [eiser] zich erop dat de tandartsenpraktijk niet (volledig) aan haar verplichtingen heeft voldaan. Toen [eiser] in december 2010 een aankondiging beslaglegging ontving, heeft zij - om ellende te voorkomen - een betaling van € 1.000,-- verricht. Deze betaling is onverschuldigd gedaan, waardoor NMT ongerechtvaardigd is verrijkt. Zij vordert daarom het volledige door haar betaalde bedrag terug.
3.3. NMT voert verweer tegen de vordering.
Zij stelt dat [eiser] nimmer verweer heeft gevoerd in de procedure bij de rechtbank Amsterdam. Op grond van het vonnis van de rechtbank van 2 maart 2010 is het door [eiser] betaalde bedrag van € 1.000,-- niet onverschuldigd voldaan. [eiser] had verweer kunnen voeren maar heeft dat nagelaten. Dit dient voor haar rekening en risico te komen. De vordering dienaangaande in de nu door haar aanhangig gemaakte procedure dient daarom te worden afgewezen.
3.4. De kantonrechter overweegt het volgende.
Naar de kantonrechter begrijpt is [eiser] niet in verzet gegaan tegen het Amsterdamse vonnis van 2 maart 2010, en is dit vonnis inmiddels in kracht van gewijsde gegaan.
In wezen beroept NMT zich op het gezag van gewijsde van het Amsterdamse vonnis. Dit verweer treft doel. [eiser] had in die procedure, dan wel in een door haar aan te spannen verzetprocedure, haar verweer kunnen en dienen te voeren dat geen sprake was van cessie, dat zij de vordering reeds had betaald, en dat de tandarts was tekortgeschoten. Op grond van artikel 6:145 BW liet de (eventuele) overgang van de vordering haar verweermiddelen immers onverlet. In de beslissing in het eerder genoemde vonnis tot toewijzing van de vordering ligt besloten, dat sprake was van een geldige cessie, dat de vordering (nog) niet was betaald, en dat de tandarts niet was tekortgeschoten. Hieraan doet niet af dat over deze punten geen inhoudelijk debat tussen partijen is gevoerd, nu [eiser] in die procedure haar stelplicht heeft verzaakt, noch de gelegenheid heeft genomen in een verzetprocedure alsnog aan die stelplicht te voldoen.
Nu inmiddels ten gronde op de vordering van NMT is beslist, kan [eiser] deze beslissing niet alsnog aantasten door een vordering op grond van onverschuldigde betaling in te stellen. Daaraan staat het gezag van gewijsde van het Amsterdamse vonnis in de weg. Een andere opvatting zou de mogelijkheid in het leven roepen dat met betrekking tot hetzelfde geschil tegenstrijdige uitspraken worden gedaan. Nu [eiser] de vordering heeft betaald ter voldoening aan het Amsterdamse verstekvonnis, is van onverschuldigde betaling geen sprake (HR 27 november 1992, LJN ZC0773).
Ten overvloede merk de kantonrechter op, dat [eiser] op geen enkele wijze heeft onderbouwd dat zij de rekeningen reeds had betaald, en op welke wijze de tandartsenpraktijk tekort zou zijn geschoten. Dat een beugel verkeerd zou zijn geplaatst, zoals zij stelt, is daartoe onvoldoende. Dat zij door het tijdsverloop niet meer over betalingsbewijzen beschikt, komt voor haar rekening.
3.5. De vordering is niet toewijsbaar. [eiser] zal als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, welke worden begroot op € 200,-- (2 punten × tarief € 100,--).
4. De beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van NMT, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 400, aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2012.