ECLI:NL:RBUTR:2012:BX5600

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
13 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-655704-12
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal en poging tot diefstal met braak

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 13 augustus 2012, is de verdachte veroordeeld voor diefstal door middel van braak en poging tot diefstal in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 12 tot en met 14 januari 2012 te Utrecht een woninginbraak heeft gepleegd, waarbij hij zich toegang heeft verschaft door middel van braak. Daarnaast heeft hij op 18 april 2012 geprobeerd in te breken in een woonboot, wat niet is voltooid. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf op van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft ook een schademaatregel opgelegd aan de verdachte ter compensatie van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 689,35 vorderde. De rechtbank heeft de vordering toegewezen, aangezien de schade een rechtstreeks gevolg was van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten. De rechtbank heeft de verdachte ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder deelname aan een cognitieve vaardigheidstraining en een meldingsgebod bij de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/655704-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 augustus 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1990] te [geboorteplaats] (Marokko)
wonende te [woonplaats]
Gedetineerd; P.I. Nieuwegein, HvB Nieuwegein te Nieuwegein
raadsvrouw mr. M.K.J. Dikkerboom, advocaat te Amersfoort
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 30 juli 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. in de periode 12 januari 2012 tot en met 14 januari 2012 te Utrecht, samen met anderen, een woninginbraak heeft gepleegd;
2. op 18 april 2012 te Utrecht, samen met anderen, heeft geprobeerd in een woonboot in te breken; subsidiair samen met anderen een woonboot heeft beschadigd.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst er daarbij op dat verdachte heeft bekend dat hij in de woning is geweest en daarbij enkele laden heeft opengetrokken, maar dat daarvoor al andere personen de woning hadden opengebroken en doorzocht.
In dat verband heeft de verdediging gewezen op pagina 171 van het proces-verbaal waaruit blijkt dat er ook andere sporen zijn aangetroffen die niet van verdachte zijn.
Verdachte heeft verklaard dat hij niets heeft weggenomen.
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Omdat verdachte ten aanzien van feit 2, primair, een bekennende verklaring heeft afgelegd, kan dat feit wettig en overtuigend bewezen worden geacht.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 2, primair, wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 30 juli 2012 ;
- de aangifte van [aangever 1] d.d. 18 april 2012 .
Het onder 1 ten laste gelegde feit acht de rechtbank eveneens wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank baseert dit op het volgende bewijs:
Op 14 januari 2012 heeft [aangever 2] (mede) namens [aangever 3] aangifte gedaan van een woningbraak op de [adres] te Utrecht. Aangever heeft verklaard dat hij op 12 januari 2012 omstreeks 18:15 uur de woning heeft afgesloten, verlaten en onbeschadigd heeft achtergelaten. Op 14 januari 2012 omstreeks 20:00 uur kwam aangever bij de woning en zag hij dat het licht in de logeerkamer brandde. Aangever zag dat de deur kapot was geslagen en dat hij de deur zonder sleutel kon openen. Aangever is vervolgens naar boven gelopen en zag op de slaapkamer dat de kleren van zijn vader op het bed lagen. Ook zag aangever verschillende goederen uit de kast op het bed liggen. Uit de woning zijn volgens aangever de volgende goederen weggenomen: een goudkleurige trouwring, 2 Pulsar horloges, een luchtdrukpistool en een zegelring.
In het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 16 januari 2012 is over de modus operandi gerapporteerd dat de daders vanaf het trottoir vermoedelijk de voordeur hebben ingetrapt en dat op de begane grond en op de eerste verdieping diverse kasten en laden zijn geopend. Op een ladenkastje in de rechter voorslaapkamer zijn handpalmsporen aangetroffen die onder de volgende nummers zijn veiliggesteld: SIN AAEK6621NL t/m AAEK 6623NL.
Uit de processen-verbaal uitslag sporenonderzoek van 17 januari 2012 en 24 januari 2012 met bijbehorende rapporten dactyloscopisch sporenonderzoek blijkt dat de sporen zijn geïdentificeerd op verdachte.
Bewijsoverweging naar aanleiding van het door verdachte geschetste scenario voor feit 1
Bij de rechter-commissaris heeft verdachte op 20 april 2012 verklaard dat hij met de inbraak op de [adres] niets te maken had, dat hij niet wist hoe zijn sporen in de woning kwamen en dat hij nooit eerder op de [adres] was geweest.
Op de raadkamer gevangenhouding van 27 juni 2012 heeft verdachte verklaard dat hij bij zijn oma was en dat de [adres] op de route van zijn oma naar zijn tante was, dat hij via de [adres] was gelopen, dat hij zag dat de deur van de woning aan de [adres] openstond, dat hij naar binnen is gegaan, dat hij boven zag dat alles overhoop lag en dat hij niets heeft meegenomen. Desgevraagd heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij boven in de woning wel laadjes heeft opengetrokken, dat hij wel iets mee wilde nemen maar niets van zijn gading vond en dat hij niets heeft weggenomen uit de woning.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte niet geloofwaardig. Naar het oordeel van de rechtbank doet aan de overtuigingskracht van de op de terechtzitting door verdachte afgelegde verklaring af dat hij aanvankelijk bij de rechter-commissaris heeft verklaard nooit in de woning aan de [adres] te zijn geweest.
Het verweer van de verdediging dat er in de woning ook sporen van andere personen dan verdachte zijn aangetroffen vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in het proces-verbaal sporenonderzoek van 16 januari 2012 en de processen-verbaal uitslag sporenonderzoek van 17 januari 2012 en 24 januari 2012, waaruit blijkt dat er in de woning aan de [adres] drie sporen zijn aangetroffen die alle afkomstig zijn van verdachte.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 12 januari 2012 tot en met 14 januari 2012 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen
-een (trouw)ring (goudkleurig) en
-horloge (merk Pulsar) en
-een vuurwapen en
-een zegelring,
toebehorende aan [aangever 2] en/of [aangever 3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak op een deur van voornoemde woning;
2.
op 18 april 2012 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woonboot (gelegen aan de [adres]) weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], en zich daarbij de toegang tot voornoemde woonboot te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder hun bereik te brengen door middel van braak en/of inklimming, tezamen en in vereniging met een ander, als volgt heeft gehandeld: hebbende hij, verdachte
-met een schroevendraaier getracht een raam te openen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 2: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of inklimming.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met aftrek en met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden: een meldingsgebod bij de reclassering en deelname aan een cognitieve vaardigheidstraining, zoals geadviseerd door Reclassering Nederland op 20 juni 2012.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om verdachte van het eerste feit vrij te spreken en voor het tweede feit een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de periode van het voorarrest tot nog toe, met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden als genoemd in het reclasseringsadvies van 20 juni 2012.
Mocht de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring tot een ander oordeel komen dan is bepleit, dan heeft de verdediging verzocht om verdachte een werkstraf op te leggen in plaats van een gevangenisstraf van langere duur dan het voorarrest, zodat verdachte toch in september kan instromen in het schooljaar.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak en een poging tot woninginbraak.
Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht.
Vaak hebben de gestolen zaken ook een emotionele waarde voor de bestolene die (veel) groter is dan de materiële waarde.
Voor wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op zijn strafblad van 20 juni 2012. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten.
De reclassering adviseert in het rapport van 20 juni 2012 om verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en deelname aan een gedragsinterventie: Cognitieve vaardigheidstraining.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, een passende en noodzakelijke straf is.
De rechtbank zal als bijzondere voorwaarden aan verdachte opleggen de voorwaarden als genoemd in het rapport van Reclassering Nederland.
7. De benadeelde partij
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 689,35 voor feit 2.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 45, 57, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 2: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of inklimming.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht niet ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
* dat verdachte zich binnen een week na zijn invrijheidstelling moet melden bij de Reclassering Nederland te Utrecht;
* dat verdachte zal meewerken aan de volgende gedragsinterventie: een cognitieve vaardigheidstraining (CoVa);
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van € 689,35, ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 18 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1], € 689,35 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 13 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mr. M.J. Veldhuijzen en mr. P.L.C.M. Ficq, rechters, in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op -.
Mrs. M.J. Grapperhaus en P.L.C.M. Ficq zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.