ECLI:NL:RBUTR:2012:BX5201

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
21 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
327835 / HA RK 12-368
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter mr. K.G.F. van der Kraats in civiele procedure

In deze zaak heeft verzoeker, een besloten vennootschap, op 20 juli 2012 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. K.G.F. van der Kraats, rechter in de Sector Handel & Kanton van de Rechtbank Utrecht. Dit verzoek volgde op de afzegging van een getuigenverhoor door verzoeker, die om medische redenen om uitstel had gevraagd. Mr. Van der Kraats had eerder al twee verzoeken om uitstel gehonoreerd, maar weigerde het derde verzoek omdat verzoeker geen medische verklaring kon overleggen. De wrakingskamer heeft op 9 augustus 2012 het wrakingsverzoek in het openbaar behandeld, waarbij zowel verzoeker als mr. Van der Kraats aanwezig waren. Verzoeker stelde dat de rechter de schijn van partijdigheid had gewekt door het getuigenverhoor niet opnieuw uit te stellen, ondanks eerdere toezeggingen van de griffie. Mr. Van der Kraats verdedigde haar beslissing door te stellen dat verzoeker voldoende tijd had gekregen om een medische verklaring te overleggen en dat er geen objectieve redenen waren voor de vrees van partijdigheid. De rechtbank overwoog dat verzoeker geen feiten had aangedragen die de vrees voor partijdigheid konden rechtvaardigen. De wrakingskamer concludeerde dat mr. Van der Kraats niet onbevooroordeeld was en dat haar beslissing om de zaak voort te zetten gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft het wrakingsverzoek afgewezen, waarbij de beslissing op 21 augustus 2012 openbaar werd uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Zaaknummer / rekestnummer: 327835 / HA RK 12-368
beslissing van 21 augustus 2012 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken,
op het verzoek van:
de besloten vennootschap mr. [verzoeker] B.V., h.o.d.n. Mr. [verzoeker] Amsterdam,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
verder te noemen [verzoeker],
verzoeker.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Op 20 juli 2012 heeft [verzoeker] bij de rechtbank het verzoek gedaan tot wraking van mr. K.G.F. van der Kraats, rechter in de Sector Handel & Kanton van deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de zaak van [verzoeker] tegen de heer
[gedaagde] (hierna: [gedaagde]), welke zaak aldaar geregistreerd is onder zaaknummer 730782 UC EXPL 11-126.
1.2. Mr. Van der Kraats heeft niet in de wraking berust. Mr. Van der Kraats heeft op
6 augustus 2012 haar schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aan de griffier van de wrakingskamer van de rechtbank doen toekomen.
1.3. De griffier van de wrakingskamer van deze rechtbank heeft [verzoeker] en mr. Van der Kraats opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op
9 augustus 2012. De gemachtigde van [gedaagde], mr. J. van de Graaf, is van de behandeling in kennis gesteld.
1.4. [verzoeker] heeft bij faxbericht van 26 juli 2012 laten weten dat mr. [verzoeker] in de periode van 28 juli 2012 tot en met 15 augustus 2012 in het buitenland verblijft en dat zij daarom niet op de zitting van de wrakingskamer van 9 augustus 2012 aanwezig kan zijn. [verzoeker] heeft verzocht om een nadere datum voor de mondelinge behandeling te bepalen.
1.5. Bij brief van 27 juli 2012 heeft de wrakingskamer van de rechtbank [verzoeker], naar aanleiding van zijn faxbericht van 26 juli 2012, bericht dat gelet op het bepaalde in artikel 39 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en gelet op de aard van een wrakingsverzoek slechts in klemmende gevallen uitstel wordt verleend en dat van dergelijke klemmende gevallen in deze zaak niet is gebleken, zodat het verzoek om uitstel wordt afgewezen en het wrakingsverzoek op 9 augustus 2012 zal worden behandeld.
1.6. Bij faxbericht van 30 juli 2012 heeft [verzoeker] aangegeven dat deze zaak juist een klassiek geval is van een dergelijke dringende omstandigheid. [verzoeker] heeft nogmaals verzocht om een nieuwe datum voor de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek te bepalen.
1.7. De wrakingskamer van de rechtbank heeft daarop bij brief van 31 juli 2012 aan [verzoeker] bericht dat het verzoek om aanhouding wordt afgewezen en dat het verzoek tot wraking op 9 augustus 2012 zal worden behandeld.
1.8. Het wrakingsverzoek is op 9 augustus 2012 in het openbaar behandeld. Daarbij was
mr. Van der Kraats aanwezig. [verzoeker] heeft ten behoeve van de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek een schriftelijke notitie aan de wrakingskamer van de rechtbank doen toekomen met het verzoek van deze notitie kennis te nemen en de inhoud mee te nemen in de beraadslaging.
1.9. De uitspraak is bepaald op heden.
2. De feiten
De hoofdprocedure betreft een door [verzoeker] tegen [gedaagde] geëntameerde procedure, waarin de kantonrechter, mr. Van der Kraats, op 2 november 2011 een tussenvonnis heeft gewezen. Bij dat tussenvonnis werd [verzoeker] in de gelegenheid gesteld om feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat [verzoeker] in de uitvoering van de door [gedaagde] aan haar verstrekte opdracht de werkzaamheden heeft verricht en de kosten heeft gemaakt, zoals omschreven in de specificatie. [verzoeker] heeft bij akte ter rolle van 30 november 2011 aangegeven dit bewijs te willen leveren door het horen van getuigen.
3. Het verzoek
3.1. [verzoeker] legt aan zijn verzoek tot wraking het volgende ten grondslag.
Mr. Van der Kraats stelde het getuigenverhoor vast op 27 januari 2012. Op 25 januari 2012 verzocht [verzoeker] in verband met het optreden van complicaties bij de ziekte van Crohn waaraan mr. [verzoeker], de getuige die wordt voorgedragen, lijdt om aanhouding van het getuigenverhoor. Daarop stelde mr. Van der Kraats het getuigenverhoor nader vast op 23 april 2012. [verzoeker] verzocht opnieuw om aanhouding van het getuigenverhoor, omdat mr. [verzoeker] in het weekend voorafgaand aan het getuigenverhoor onwel was geworden in verband met hartproblemen. Mr. Van der Kraats stelde het getuigenverhoor wederom nader vast op 18 juli 2012. [verzoeker] stelt dat zij ook ditmaal diende te verzoeken om aanhouding wegens complicaties bij de ziekte van Crohn, opgetreden op de dag van het getuigenverhoor. Mr. [medewerker kantoor verzoeker], werkzaam op het kantoor van [verzoeker], belde op 18 juli 2012 met de civiele griffie van de rechtbank met het verzoek de die dag verzonden fax met het verzoek om aanhouding onder de aandacht te brengen van de kantonrechter. Mevrouw [medewerker rechtbank] van de afdeling Planning deelde mede dat zij zulks zou doen, zodra de kantonrechter uit de zitting zou zijn. Later belde mevrouw [medewerker rechtbank] weer naar het kantoor van [verzoeker] met de mededeling dat zij overleg had gehad met haar teamleider en dat het getuigenverhoor thans definitief voor de allerlaatste keer zou worden aangehouden tot een nader te bepalen datum. Enige tijd later belde mevrouw [medewerker rechtbank] echter weer naar het kantoor van [verzoeker] met de mededeling dat mr. Van der Kraats haar had medegedeeld dat zij diende te vragen om overlegging van een medische verklaring en dat bij gebreke van overlegging van een dergelijke verklaring geen aanhouding voor een nadere enquêtedatum zou plaatsvinden, maar dat de zaak alsnog zou worden verwezen naar de rol voor eindvonnis.
[verzoeker] stuurde via zijn secretariaat een faxbericht naar mevrouw [medewerker rechtbank], waarin zij aangaf dat indien zich complicaties in het ziekteverloop van mr. [verzoeker] voordoen, laatstgenoemde niet telkens zijn internist bezoekt en ook een ad hoc medische verklaring niet mogelijk was nu volgens het protocol artsen, ook specialisten, geen inhoudelijke verklaringen over de ziekte van patiënten mogen afgeven. Op deze faxbrief heeft noch mevrouw [medewerker rechtbank] noch mr. Van der Kraats gereageerd.
[verzoeker] meent dat de interventie van mr. Van der Kraats, nadat reeds officieel met goedkeuring van de teamleider aanhouding was verleend en zulks ook reeds telefonisch door mevrouw [medewerker rechtbank] was doorgegeven, ongehoord en onprofessioneel en met name in strijd met een behoorlijke procesorde is. [verzoeker] is van mening dat mr. Van der Kraats minst genomen, zowel objectief als subjectief, de schijn heeft gewekt in deze zaak niet onbevangen, onbevooroordeeld en onpartijdig jegens haar te kunnen staan, hetgeen onder de gegeven omstandigheden voor [verzoeker] aanleiding is om mr. Van der Kraats te wraken. Primair heeft [verzoeker] verzocht om mr. Van der Kraats te wraken en een andere rechter aan te wijzen die de procedure verder zal afdoen. Subsidiair heeft mr. [verzoeker] verzocht om mevrouw [medewerker rechtbank] en mr. [medewerker kantoor verzoeker] als getuigen op te roepen en te horen.
3.2. Mr. Van der Kraats heeft schriftelijk en ter zitting toegelicht dat [verzoeker] om uitstel verzocht van de zitting voor het getuigenverhoor op 18 juli 2012 op grond van medische redenen en dat zij op grond van de in het proces-verbaal van die zitting vermelde redenen had besloten dat verzoek niet te honoreren. Zo had [verzoeker] al twee keer eerder om uitstel van de eerder geplande zittingen voor het getuigenverhoor gevraagd in verband met de medische gesteldheid van de getuige. Mr. Van der Kraats meent dat zij [verzoeker] voldoende tijd heeft gegeven om een medische verklaring te overleggen ter onderbouwing van het derde verzoek om aanhouding. Bij brief van 18 juli 2012 liet [verzoeker] weten geen medische verklaring ten aanzien van verhinderingen te zullen overleggen. Daarop besloot mr. Van der Kraats dat er niet opnieuw een nadere datum voor het getuigenverhoor zou worden vastgesteld en verwees zij de zaak naar de rol voor het wijzen van vonnis.
Mr. Van der Kraats heeft voorts nog opgemerkt dat zij op 18 juli 2012 de hele dag in zitting zat en tussendoor van de bode het verzoek kreeg om mevrouw [medewerker rechtbank] te bellen. Zij hoorde toen van mevrouw [medewerker rechtbank] dat [verzoeker] die ochtend een half uur voor de zitting een verzoek om uitstel had gedaan. Mr. Van der Kraats heeft aan mevrouw [medewerker rechtbank] medegedeeld dat zij pas een beslissing op dat verzoek zou nemen als
[verzoeker] een medische verklaring had overgelegd. Op dat moment was mr. Van der Kraats niets bekend over de eerder door een teamleider genomen beslissing dan wel de mededeling die mevrouw [medewerker rechtbank] zou hebben gedaan. Navraag leerde haar dat geen beslissing is genomen door een collega-rechter, al dan niet teamleider, terwijl mevrouw [medewerker rechtbank] heeft laten weten alleen in opdracht van een rechter mededelingen over uitstel te doen. Naar de mening van mr. Van der Kraats hebben zich geen feiten of omstandigheden voorgedaan die ertoe leiden dat sprake is van (de schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid.
4. De beoordeling
4.1. Voor de beoordeling van dit wrakingsverzoek is de toepasselijke norm gegeven in artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de rechten van de Mens ontwikkelde criteria. Artikel 36 Rv bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van rechterlijke onpartijdigheid in de zin van artikel 36 Rv en artikel 6 EVRM dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
4.3. Er zijn geen feiten en/of omstandigheden gesteld dan wel gebleken op grond waarvan thans geoordeeld dient te worden dat er sprake is van persoonlijke vooringenomenheid van mr. Van der Kraats jegens [verzoeker]. Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde of overigens naar voren gekomen omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de bij [verzoeker] dienaangaande bestaande vrees dat mr. Van der Kraats jegens haar een vooringenomenheid koestert -objectief- gerechtvaardigd is.
4.4. De rechtbank overweegt dat verzoeker, voordat hij om uitstel van de zitting van 18 juli 2012 verzocht op grond van medische redenen, twee keer eerder om uitstel had verzocht van de zittingen voor getuigenverhoor op 27 januari 2012 en 23 april 2012 op grond van medische redenen. Deze twee eerdere verzoeken zijn door mr. Van der Kraats gehonoreerd, er is dus tot twee keer toe op verzoek van [verzoeker] een nadere zittingsdatum voor het getuigenverhoor bepaald. Uiteindelijk is de zitting voor het getuigenverhoor gepland op
18 juli 2012, een half jaar na de eerste geplande datum. Op het verzoek van mr. Van der Kraats aan [verzoeker] om een medische verklaring over te leggen alvorens zij een beslissing op het derde verzoek om uitstel zou geven liet [verzoeker] onmiskenbaar aan
mr. Van der Kraats weten dat geen medische verklaring zou worden overgelegd. Hierop heeft mr. Van der Kraats besloten om wegens gebrek aan enige onderbouwing het derde verzoek om uitstel af te wijzen en de zaak te verwijzen naar de rol voor vonnis. Deze handelwijze van mr. Van der Kraats kan naar het oordeel van de wrakingskamer niet de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van partijdigheid dan wel vooringenomenheid aan de zijde van mr. Van der Kraats. De mogelijke bij [verzoeker] door mevrouw [medewerker rechtbank] gewekte suggestie dat zijn derde verzoek om uitstel zou worden gehonoreerd doet hier niet aan af. Mr. Van der Kraats heeft in de zaak waarin zij als rechter optreedt een beslissing genomen. Daarbij heeft mr. Van der Kraats aan [verzoeker] ruim de gelegenheid geboden om zijn verzoek om uitstel te onderbouwen. Dat mr. Van der Kraats uiteindelijk na een half jaar heeft besloten om de zaak te laten doorgaan geeft aan dat mr. Van Kraats de voortgang in de zaak wilde bewaken, hetgeen in het kader van een efficiënte rechtspleging en het maatschappelijk belang een te respecteren beslissing is.
4.5. Zoals uit het voornoemde blijkt zal een eventueel door mevrouw [medewerker rechtbank] dan wel door mr. [medewerker kantoor verzoeker] als getuige af te leggen verklaring niet afdoen aan het oordeel van de wrakingskamer van de rechtbank. Het subsidiaire verzoek van [verzoeker] om in deze wrakingsprocedure een getuigenverhoor te houden wijst de wrakingskamer dan ook af.
4.6. Nu verzoeker geen feiten en omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan kan worden geoordeeld dat mr. Van der Kraats blijk heeft gegeven van vooringenomenheid dan wel dat de vrees daartoe objectief gerechtvaardigd is, zal de rechtbank het wrakingsverzoek afwijzen.
5. De beslissing
De rechtbank:
5.1. wijst het wrakingsverzoek af;
5.4. draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan
[verzoeker], mr. K.G.F. van der Kraats en mr. J. van de Graaf, alsmede aan de voorzitter van de Sector Handel & Kanton en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. P. Bender, mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans en
mr. A.C. van den Boogaard en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2012, in aanwezigheid van de griffier.