beslissing
RECHTBANK UTRECHT
Zaaknummer / rekestnummer: 328227 / HA RK 12-382
beslissing van 17 augustus 2012 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken,
op het verzoek van:
[verzoeker]
wonende te [woonplaats], thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Nieuwegein,
verzoeker,
advocaat mr. J.M. Jonkergauw
1. Het verloop van de procedure
1.1. Op 26 juli 2012 heeft in de tegen [verzoeker] bij deze rechtbank aanhangige strafzaak, bekend onder parketnummer 16/655950, een onderzoek in raadkamer gevangenhouding plaatsgevonden door mr. Z.J. Oosting, rechter in de sector strafrecht van deze rechtbank. [verzoeker] heeft toen een verzoek tot wraking van mr. Oosting ingediend. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.
1.2. Mr. Oosting heeft niet in de wraking berust.
1.3. De griffier van deze rechtbank heeft [verzoeker] en mr. Oosting opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 9 augustus 2012. De officier van justitie mr. E.C.A.M. Langenhorst is van de behandeling in kennis gesteld.
1.4. Het wrakingsverzoek is op 9 augustus 2012 in het openbaar behandeld. Daarbij waren [verzoeker] en zijn advocaat mr. Jonkergauw aanwezig. Mr. Oosting heeft de rechtbank meegedeeld dat zij verhinderd is de zitting bij te wonen. Het openbaar ministerie heeft zich, zoals voorafgaand was aangekondigd, ter zitting niet laten vertegenwoordigen.
1.5. De uitspraak is bepaald op heden
2. De feiten
2.1. Ter zitting van 28 juni 2012 heeft [verzoeker] een verzoek ingediend tot wraking van de rechters van de meervoudige kamer die in de tegen hem aanhangige strafzaak belast waren met het onderzoek in raadkamer betreffende de vordering van het openbaar ministerie tot gevangenhouding van [verzoeker], alsmede het verzoek van [verzoeker] tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Bij beslissing van 12 juli 2012 heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen.
2.2. Het onderzoek in raadkamer van 26 juli 2012 betrof de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van het bevel tot gevangenhouding van [verzoeker] en het verzoek van [verzoeker] tot schorsing van de voorlopige hechtenis indien die wordt bevolen.
2.3. Blijkens het proces-verbaal van het onderzoek in raadkamer van 26 juli 2012 heeft [verzoeker] het woord gevoerd na de vordering van de officier van justitie tot verlenging van het bevel tot gevangenhouding met 30 dagen. Nadat de officier van justitie had volhard heeft [verzoeker] het laatste woord gevoerd. Vervolgens heeft mr. Oosting het onderzoek gesloten en de beslissing meegedeeld. Nadat de beslissing was medegedeeld heeft [verzoeker] mr. Oosting gewraakt.
3. Het verzoek
3.1. Ter zitting van de wrakingskamer heeft [verzoeker] naar voren gebracht dat niemand hem ooit gelooft, dat al zijn rechten worden geschonden en heeft hij aangekondigd een procedure te beginnen op grond van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Volgens [verzoeker] heeft mr. Oosting er voor gezorgd dat hij nu in een “fase inrichting” zit.
4. De beoordeling
4.1. Een wrakingverzoek kan worden ingediend in elke stand van het geding mits dit gebeurt voor de einduitspraak. Een later ingediend verzoek kan niet-ontvankelijk worden verklaard (HR 18 december 1998, NJ 1999, 271). Op grond van het hiervoor weergegeven verloop van de zitting van 26 juli 2012, moet worden geconstateerd dat [verzoeker] zijn verzoek tot wraking kenbaar heeft gemaakt nadat mr. Oosting haar beslissing op de vordering tot verlenging van het bevel tot gevangenhouding had meegedeeld. Na deze beslissing kan mr. Oosting niet meer worden gezien als de behandelend rechter in (dit gedeelte van) de strafzaak tegen [verzoeker]. Niet valt in te zien dat [verzoeker], indien hij van mening was dat het mr. Oosing aan de voor het nemen van deze beslissing vereiste onpartijdigheid ontbrak, zijn verzoek tot wraking niet heeft kunnen indienen voordat de beslissing door mr. Oosting werd meegedeeld.
4.2. Op grond van het voorgaande verklaart de rechtbank het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk.
4.3. Voorts overweegt de rechtbank het volgende. [verzoeker] heeft bij het indienen van het verzoek tot wraking ter zitting van 26 juli 2012, noch ter zitting van de wrakingskamer concrete en specifiek tegen mr. Oosting gerichte wrakingsgronden aangevoerd, hetgeen de conclusie rechtvaardigt dat het verzoek tot wraking niet is ingegeven door vrees voor een gemis aan onpartijdigheid, maar een reactie is op de [verzoeker] onwelgevallige beslissing van mr. Oosting. Daarvoor is het middel van wraking echter niet bedoeld. Bovendien heeft [verzoeker] ter zitting van de wrakingskamer van 9 augustus 2012 naar voren gebracht dat hij iedere rechter zal wraken die een hem onwelgevallige uitspraak doet en dat hij daarmee door zal gaan totdat hij vrijkomt. Op grond van het voorgaande - in samenhang met het feit dat [verzoeker] in zijn eerdere wrakingsverzoek, gedaan ter zitting van 28 juni 2012, evenmin concrete, op de betreffende rechters toegespitste, wrakingsgronden heeft ingediend - is de rechtbank van oordeel dat [verzoeker] misbruik maakt van het wrakingsmiddel.
4.4. Op grond van het voorgaande bepaalt de rechtbank, met toepassing van artikel 515 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering, dat een volgend wrakingsverzoek van [verzoeker] niet in behandeling wordt genomen.
5.1. verklaart het wrakingsverzoek tegen mr. Oosting niet-ontvankelijk;
5.2. bepaalt dat een volgend verzoek van [verzoeker] in de strafzaak met parketnummer 16/655950 niet in behandeling wordt genomen;
5.3. draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan [verzoeker] en aan zijn advocaat mr. J.M. Jonkergouw, aan mr. Oosting, alsmede aan de voorzitter van de sector strafrecht en de president van deze rechtbank;
Deze beslissing is gegeven door mr. A.C. van den Boogaard (voorzitter), mr. P. S. Elkhuizen-Koopmans en mr. G. Perrick en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2012 in aanwezigheid van de griffier.
beslissing
RECHTBANK UTRECHT
Zaaknummer / rekestnummer: 328227 / HA RK 12-382
beslissing van 17 augustus 2012 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken,
op het verzoek van:
[naam]
wonende te [woonplaats], thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Nieuwegein,
verzoeker,
advocaat mr. J.M. Jonkergauw
1. Het verloop van de procedure
1.1. Op 26 juli 2012 heeft in de tegen [naam] bij deze rechtbank aanhangige strafzaak, bekend onder parketnummer 16/655950, een onderzoek in raadkamer gevangenhouding plaatsgevonden door mr. [X], rechter in de sector strafrecht van deze rechtbank. [naam] heeft toen een verzoek tot wraking van mr. [X] ingediend. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.
1.2. Mr. [X] heeft niet in de wraking berust.
1.3. De griffier van deze rechtbank heeft [naam] en mr. [X] opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 9 augustus 2012. De officier van justitie mr. E.C.A.M. Langenhorst is van de behandeling in kennis gesteld.
1.4. Het wrakingsverzoek is op 9 augustus 2012 in het openbaar behandeld. Daarbij waren [naam] en zijn advocaat mr. Jonkergauw aanwezig. Mr. [X] heeft de rechtbank meegedeeld dat zij verhinderd is de zitting bij te wonen. Het openbaar ministerie heeft zich, zoals voorafgaand was aangekondigd, ter zitting niet laten vertegenwoordigen.
1.5. De uitspraak is bepaald op heden
2. De feiten
2.1. Ter zitting van 28 juni 2012 heeft [naam] een verzoek ingediend tot wraking van de rechters van de meervoudige kamer die in de tegen hem aanhangige strafzaak belast waren met het onderzoek in raadkamer betreffende de vordering van het openbaar ministerie tot gevangenhouding van [naam], alsmede het verzoek van [naam] tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Bij beslissing van 12 juli 2012 heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen.
2.2. Het onderzoek in raadkamer van 26 juli 2012 betrof de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van het bevel tot gevangenhouding van [naam] en het verzoek van [naam] tot schorsing van de voorlopige hechtenis indien die wordt bevolen.
2.3. Blijkens het proces-verbaal van het onderzoek in raadkamer van 26 juli 2012 heeft [naam] het woord gevoerd na de vordering van de officier van justitie tot verlenging van het bevel tot gevangenhouding met 30 dagen. Nadat de officier van justitie had volhard heeft [naam] het laatste woord gevoerd. Vervolgens heeft mr. [X] het onderzoek gesloten en de beslissing meegedeeld. Nadat de beslissing was medegedeeld heeft [naam] mr. [X] gewraakt.
3. Het verzoek
3.1. Ter zitting van de wrakingskamer heeft [naam] naar voren gebracht dat niemand hem ooit gelooft, dat al zijn rechten worden geschonden en heeft hij aangekondigd een procedure te beginnen op grond van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Volgens [naam] heeft mr. [X] er voor gezorgd dat hij nu in een “fase inrichting” zit.
4. De beoordeling
4.1. Een wrakingverzoek kan worden ingediend in elke stand van het geding mits dit gebeurt voor de einduitspraak. Een later ingediend verzoek kan niet-ontvankelijk worden verklaard (HR 18 december 1998, NJ 1999, 271). Op grond van het hiervoor weergegeven verloop van de zitting van 26 juli 2012, moet worden geconstateerd dat [naam] zijn verzoek tot wraking kenbaar heeft gemaakt nadat mr. [X] haar beslissing op de vordering tot verlenging van het bevel tot gevangenhouding had meegedeeld. Na deze beslissing kan mr. [X] niet meer worden gezien als de behandelend rechter in (dit gedeelte van) de strafzaak tegen [naam]. Niet valt in te zien dat [naam], indien hij van mening was dat het mr. Oosing aan de voor het nemen van deze beslissing vereiste onpartijdigheid ontbrak, zijn verzoek tot wraking niet heeft kunnen indienen voordat de beslissing door mr. [X] werd meegedeeld.
4.2. Op grond van het voorgaande verklaart de rechtbank het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk.
4.3. Voorts overweegt de rechtbank het volgende. [naam] heeft bij het indienen van het verzoek tot wraking ter zitting van 26 juli 2012, noch ter zitting van de wrakingskamer concrete en specifiek tegen mr. [X] gerichte wrakingsgronden aangevoerd, hetgeen de conclusie rechtvaardigt dat het verzoek tot wraking niet is ingegeven door vrees voor een gemis aan onpartijdigheid, maar een reactie is op de [naam] onwelgevallige beslissing van mr. [X]. Daarvoor is het middel van wraking echter niet bedoeld. Bovendien heeft [naam] ter zitting van de wrakingskamer van 9 augustus 2012 naar voren gebracht dat hij iedere rechter zal wraken die een hem onwelgevallige uitspraak doet en dat hij daarmee door zal gaan totdat hij vrijkomt. Op grond van het voorgaande - in samenhang met het feit dat [naam] in zijn eerdere wrakingsverzoek, gedaan ter zitting van 28 juni 2012, evenmin concrete, op de betreffende rechters toegespitste, wrakingsgronden heeft ingediend - is de rechtbank van oordeel dat [naam] misbruik maakt van het wrakingsmiddel.
4.4. Op grond van het voorgaande bepaalt de rechtbank, met toepassing van artikel 515 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering, dat een volgend wrakingsverzoek van [naam] niet in behandeling wordt genomen.
5.1. verklaart het wrakingsverzoek tegen mr. [X] niet-ontvankelijk;
5.2. bepaalt dat een volgend verzoek van [naam] in de strafzaak met parketnummer 16/655950 niet in behandeling wordt genomen;
5.3. draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan [naam] en aan zijn advocaat mr. J.M. Jonkergouw, aan mr. [X], alsmede aan de voorzitter van de sector strafrecht en de president van deze rechtbank;
Deze beslissing is gegeven door mr. A.C. van den Boogaard (voorzitter), mr. P. S. Elkhuizen-Koopmans en mr. G. Perrick en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2012 in aanwezigheid van de griffier.