parketnummer: 16/657284-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 augustus 2012
[verdachte]
geboren op [1980] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 23 juli 2012, waarbij de officier van justitie en verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
- primair: ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer], terwijl zij nog geen 16 jaar oud was, bestaande ondermeer uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer];
- subsidiair: ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer], terwijl zij nog geen 16 jaar oud was.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat de rechtbank bevoegd is, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd om verdachte van het vierde gedachtestreepje voor zover dit betreft het gedeelte ‘zijn vinger(s) gehouden tussen de schaamlippen van die [slachtoffer]’ vrij te spreken. De officier van justitie baseert zich ten aanzien van hetgeen zij bewezen acht met name op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ter zitting bekend dat hij ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer]. Verdachte heeft aangegeven dat hij nooit in de vagina van [slachtoffer] is binnengedrongen en dat hij dat ook niet heeft geprobeerd. Wel heeft hij haar ondermeer tongzoenen gegeven en haar vagina en borsten gestreeld.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn vinger(s) tussen de schaamlippen van [slachtoffer] heeft gehouden. De rechtbank overweegt daartoe dat zich in het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevinden waaruit volgt dat verdachte deze handeling heeft gepleegd bij [slachtoffer]. De rechtbank zal verdachte dan ook ten aanzien van het onder feit 1 primair, vierde gedachtestreepje, tenlastegelegde partieel vrijspreken voor zover dit betreft ‘zijn vinger(s) gehouden tussen de schaamlippen van die [slachtoffer]’.
Bewezenverklaring
De rechtbank overweegt ten aanzien van de bewezenverklaring als volgt.
Aangeefster [slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat zij in februari 2010, tijdens de voorjaarsvakantie, een hele week bij verdachte en zijn partner logeerde. Verdachte kwam ’s avonds naar de kamer van aangeefster. Eerst zoende hij aangeefster en daarna begon hij aan haar borsten te zitten. Aangeefster verklaarde dat zij had gezegd dat zij ongesteld was en toch ging hij daar naar beneden. Zij verklaarde dat het de hele week zo door ging. Verdachte zoende aangeefster met zijn tong erbij, in het begin op de mond en later in de week zoende verdachte aangeefster ook op haar borsten en buik. Aangeefster verklaarde dat verdachte met zijn handen of zoenend aan haar borsten zat. Verdachte ging naar de vagina van aangeefster. Verdachte streelde aangeefster. Verdachte voelde steeds verder. Aangeefster merkte meer druk aan haar vagina. In de badkamer zoende verdachte aangeefster weer. Verdachte trok haar shirt uit en zat aan haar borsten. Verdachte trok aangeefster naar zich toe. Hij gaf haar van achter een duwtje met zijn hand achter haar rug zodat zij dan een stap naar voren zette. Verdachte zette zijn handen op de kont of op de rug van aangeefster. Verdachte had ook haar broek omlaag gedaan en zat toen aan aangeefsters vagina. Verdachte probeerde met zijn handen tegen de knieën van aangeefster haar benen wijder uit elkaar te doen. Aangeefster zag dat verdachte zijn onderbroek uit had. Zij voelde druk en pijn bij haar vagina omdat verdachte er in wilde gaan.
Uit een uittreksel uit het geboorteregister volgt dat [slachtoffer] is geboren op [1994]. Zij was ten tijde van het feit 15 jaar.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer] bij hem thuis had gelogeerd tijdens de voorjaarsvakantie in februari 2010. Verdachte heeft bekend [slachtoffer] toen te hebben gezoend en haar tongzoenen te hebben gegeven. Daarnaast heeft hij in haar borsten geknepen en haar borsten betast en gekust. Verdachte heeft erkend ook zonder kleding deze handelingen bij [slachtoffer] te hebben gepleegd. Verdachte heeft voorts bekend de vagina van [slachtoffer] te hebben gevoeld en gestreeld en de schaamstreek te hebben gestreeld. Ook heeft hij [slachtoffer] vastgepakt. Hij stoeide met haar en knuffelde haar. Bovendien, zo heeft verdachte verklaard, heeft hij samen met [slachtoffer] op de hoekbank gezeten en heeft hij toen zijn penis tegen haar vagina gedrukt.
Gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte met [slachtoffer], die nog geen 16 jaar oud was, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, te weten het geven van tongzoenen. In het zogeheten ‘Tongzoenarrest’ van de Hoge Raad (HR 21 april 1998, NJ 1998, 781) is bepaald dat ook een tongzoen een vorm is van seksueel binnendringen.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Primair
op tijdstippen in de periode van 1 februari 2010 tot en met 28 februari 2010 te IJsselstein met [slachtoffer], geboren op [1994], die de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte meermalen
- de mond van die [slachtoffer] gekust en
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer] gebracht en
- in de (met kleding bedekte) borsten van die [slachtoffer] geknepen en deze betast en gestreeld en gekust en
- de vagina van die [slachtoffer] aangeraakt/ betast/ gestreeld en
- zijn handen op de billen en rug van die [slachtoffer] gelegd en
- de benen van die [slachtoffer] uit elkaar geduwd en
- vervolgens zijn (stijve) penis tegen de vagina van die [slachtoffer] gedrukt;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en verplicht reclasseringstoezicht en deelname aan een behandeling bij een FPK en/of een soortgelijke instelling (De Waag) als bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd in het rapport van Reclassering Nederland van 18 juli 2012. De officier van justitie heeft voorts gevorderd een werkstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis op te leggen.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de gevolgen die een veroordeling zal hebben voor de verzorging van zijn zieke vrouw. Verdachte heeft aangevoerd dat hij 24 uren per week mantelzorger is voor zijn vrouw. Momenteel loopt verdachte deels in de Ziektewet. Op den duur moet verdachte weer fulltime werken. Dat is 40 á 60 uren in de week. Verdachte heeft aangegeven niet te weten hoe hij dit alles zou moeten combineren met de door de officier van justitie gevorderde hoge werkstraf.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft in 2010, toen hij 30 jaar was, ontuchtige handelingen gepleegd met [slachtoffer] die op dat moment de leeftijd van 15 jaar had. De ontuchtige handelingen bestonden onder meer uit tongzoenen, het betasten, strelen en kussen van de borsten, het betasten en strelen van de vagina en het drukken van zijn stijve penis tegen de vagina van [slachtoffer]. Deze ontuchtige handelingen vonden meerdere malen plaats.
[slachtoffer] logeerde bij aangeefster en zijn partner. De rechtbank maakt uit het dossier op dat [slachtoffer] verdachte en zijn partner vertrouwde en dat zij graag bij hen verbleef. Meisjes van die leeftijd dienen zowel tegen zichzelf als tegen personen die op seksueel gebied misbruik van hen willen maken, beschermd te worden. Dat heeft verdachte niet gedaan, integendeel. Verdachte had beter moeten weten en zijn verantwoordelijkheid als volwassene moeten nemen. Kennelijk hebben lustgevoelens van verdachte de boventoon gevoerd. Verdachte had zich moeten beheersen. Dat hij dat niet heeft gedaan rekent de rechtbank hem zwaar aan. De inbreuk die verdachte heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer], kan een normale en gezonde seksuele ontwikkeling van de nog jonge [slachtoffer] doorkruisen. In het algemeen hebben zulke feiten immers grote schade voor het slachtoffer. Echter, uit de verklaringen van de moeder en de stiefvader van [slachtoffer] komt naar voren dat zij hiervan naar het zich laat aanzien relatief geringe schade heeft ondervonden. Voorts laat de rechtbank meewegen dat in deze zaak niet is gebleken dat er hevige druk en/of dwang op [slachtoffer] is uitgeoefend. Toen [slachtoffer] nee zei hield verdachte direct op met zijn handelingen.
Het bewezen verklaarde feit heeft zich afgespeeld in februari 2010. Na de eerste onderzoekshandelingen heeft de zaak feitelijk stil gelegen. Verdachte wist op 23 juli 2010 dat de politie in gesprek ging met [slachtoffer] over het feit. Hij is uiteindelijk pas gehoord op 10 januari 2012. Verdachte heeft lange tijd en onnodig in onzekerheid en onder de druk van een mogelijke vervolging geleefd. Hiermee houdt de rechtbank ten voordele van verdachte rekening bij de strafmaat.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte d.d. 6 juli 2012 volgt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest voor het plegen van strafbare feiten.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland d.d. 18 juli 2012, waarin de reclassering aangeeft dat verdachte mantelzorger is van zijn echtgenote die sinds augustus 2011 vanaf haar navel verlamd is geraakt.
Dit rapport vermeldt voorts het volgende.
Verdachte heeft een Ziektewetuitkering maar probeert sinds halverwege juni 2012, in overleg met de bedrijfsarts, zijn werk als servicemonteur langzamerhand weer op te pakken. Verdachte is in staat in te zien dat zijn gedrag fout was. Hij neigt er echter ook naar om de verantwoordelijkheid ten aanzien van zijn gedrag deels bij aangeefster te leggen.
Verdachte is bereid om therapeutische hulpverlening bij een forensisch psychiatrische instelling te accepteren. De reclassering is van mening dat verdachte zonder ondersteuning en aanmoediging niet op eigen initiatief tot behandeling zal overgaan. Op grond hiervan ziet de reclassering meerwaarde in een behandeling binnen een gedwongen kader in combinatie met reclasseringstoezicht. De reclassering schat het recidiverisico in als laag gemiddeld. Een behandeling zal het recidiverisico nog verder verlagen. De reclassering adviseert om verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en een therapeutische behandeling bij een forensisch psychiatrische instelling.
Alles overziende en gelet op straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Gelet op het feit dat de persoonlijke omstandigheden van verdachte sinds het gepleegde feit dramatisch zijn gewijzigd en verdachte veel tijd en energie kwijt is aan de verzorging van zijn vrouw, komt de rechtbank tot een lagere werkstraf dan de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank zal de ernst van het feit in een hogere voorwaardelijke straf tot uitdrukking brengen.
De rechtbank is van oordeel dat een werkstraf van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis, met daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van twee jaren een passende straf is.
De rechtbank zal aan de voorwaardelijke straf de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, nu het de rechtbank is gebleken dat deze nodig zijn om verdachte te helpen in de toekomst verre te blijven van dit soort strafbare feiten.
De rechtbank gelast de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden, omdat dit ten gunste van verdachte is, verdachte met de bijzondere voorwaarden heeft ingestemd en het voor verdachte van belang is dat de hulp snel in gang wordt gezet.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 245 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
* omdat de verdachte, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland. Verdachte moet zich binnen drie dagen na de uitspraak melden bij Reclassering Nederland op het adres [adres] te [woonplaats] en zich hierna blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich therapeutisch moet laten behandelen bij De Waag of een soortgelijke forensische psychiatrische instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- beveelt dat de gestelde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mr. P.L.C.M. Ficq en mr. V. van Dam, rechters, in tegenwoordigheid van drs. E.M.S. Arduin, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 06 augustus 2012.
Mr. P.L.C.M. Ficq is buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen.