Sector handel en kanton
Handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 275137 / HA ZA 09-2325
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INJECTION NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Vianen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. F.B.A. Verbeek te Nieuwegein,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J.J. Bijkerk te Utrecht.
Partijen zullen hierna Injection en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 juli 2010
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 20 november 2010
- het proces-verbaal van voortzetting van getuigenverhoor van 10 mei 2011
- het proces-verbaal van tegenverhoor van 11 oktober 2011
- de conclusie na enquête
- de conclusie van antwoord na enquête
- de pleidooien van 8 juni 2012 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling in conventie en in reconventie
2.1. In het tussenvonnis van 14 juli 2010 heeft de rechtbank voorshands bewezen geacht dat de overeengekomen werkzaamheden tussen Injection en [gedaagde] uitsluitend behelzen dat Injection (aan drie zijden) damwanden plaatst en een horizontale waterremmende laag daartussen aanbrengt, behoudens te leveren tegenbewijs door [gedaagde]. In het kader van deze bewijslevering heeft [gedaagde] als getuigen doen horen zijn bouwadviseur [A] (hierna: [A]), [B], directeur van de onderaannemer van Injection die de damwand heeft aangebracht (hierna: [B]), [C], destijds bedrijfsleider bij Injection (hierna: [C]), [D], de aannemer die in opdracht van [gedaagde] de tunnel heeft gebouwd (hierna: [D]), [E] (hierna: [E]), directeur van Ingenicon Adviesbureau bouwconstructies BV, het bedrijf dat in opdracht van [gedaagde] het constructieve ontwerp heeft gemaakt voor de tunnel (hierna: Ingenicon) en [gedaagde] zelf. In het tegenverhoor heeft Injection als getuigen doen horen [F], directeur van Injection (hierna: [F]) en [G], die door [gedaagde] was ingeschakeld om voor dit project diverse hovenierswerkzaamheden te verrichten (hierna: [G]). De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] in het leveren van het tegenbewijs is geslaagd. Dit wordt als volgt toegelicht.
Strekking van de overeenkomst
2.2. Op 6 februari 2009 heeft [gedaagde] een door [A] opgestelde opdrachtbrief aan Injection gezonden, welke brief door Injection voor akkoord is ondertekend (hierna: de overeenkomst). In de overeenkomst staat dat het werk omvat het leveren van een waterdicht scherm voor het maken van een droge bouwput ten behoeve van de herbouw van de Oranjerie Beerschoten met inrit naar de ondergrondse parkeergarage en met verbindingstunnel naar het hoofdgebouw (de woning). Ook staat in de overeenkomst dat [gedaagde] zou zorgen voor het aanbrengen van voldoende drainageleidingen en het door middel van open bemaling zodanig bemalen, dat een 50 cm droge bovenlaag in de ontgraven bouwput zou ontstaan die gedurende de totale betonbouwperiode behouden moest blijven.
2.3. Over de strekking van de overeenkomst met Injection heeft [A] verklaard:
“[…] Ik heb gezegd dat er moest worden aangesloten op het huis en dat ik een droge bouwput nodig had waar je op je sokken in kon lopen. [C] zei toen dat dat niet kon, omdat er altijd wat water door kieren van de damwanden heen zou kunnen doorsijpelen en dat je dat water met drainage zou kunnen afvoeren. […]”
2.4. [C] heeft in verband hiermee verklaard:
“[…] Het kan zijn dat [A] heeft gezegd dat hij een droge bouwput wilde en dat hij heeft gezegd een bouwput waar je op je sokken in zou kunnen. Ik neem aan dat dat laatste dan een grapje is geweest omdat in ons vakgebied bekend is dat een helemaal droge bouwput niet mogelijk is. Wij spreken over een beheersbare bouwput. Onder een beheersbare bouwput wordt verstaan een kuip of put die aan vier zijden dicht is en waaruit het water dat in de kuip zit is afgevoerd, en waarbij middels drainage insijpelend water wordt afgevoerd; aldus wordt de bouwput beheersbaar gehouden. Ik weet dat het de bedoeling van [gedaagde] was om een beheersbare bouwput te verkrijgen. Er zou immers beton in worden gestort voor de tunnel en dat kan alleen in een beheersbare bouwput. […]”
2.5. [D] heeft het volgende verklaard:
“[…] We hebben tijdens de bespreking ook gesproken over [wat; toevoeging rechtbank] waterdicht inhoudt. Daarvan hebben we besproken dat dat betekende dat eventueel regenwater en restwater met kloppompen [bedoeld is: klokpompen] weggepompt zou kunnen worden. We hebben ook besproken dat we daarvoor een drain zouden aanbrengen. Met een kloppomp [rechtbank: klokpomp] kun je maximaal zo'n 20 kuub per 8 uur wegpompen, dus ongeveer 2,5 kuub per uur. […]”
2.6. Met in achtneming van de tekst van de overeenkomst en de hiervoor weergegeven getuigenverklaringen stelt de rechtbank vast dat Injection de verplichting op zich heeft genomen om een bouwput te maken die met behulp van - door [gedaagde] met klokpompen uit te voeren - open bemaling zo droog zou zijn, dat daarin een betonnen tunnel kon worden aangelegd.
Overeengekomen prestaties
2.7. Injection en [gedaagde] zijn het erover eens dat Injection er in het kader van de overeenkomst voor moest zorgen dat er aan drie zijden een damwand moest worden geheid en dat in de bodem van de bouwput een horizontale waterremmende laag moest worden aangebracht door middel van het verticaal injecteren van natronwaterglas. Zij zijn het er zoals gezegd ook over eens dat [gedaagde] zou zorgen voor open bemaling door middel van klokpompen.
2.8. Daarnaast volgt uit de getuigenverhoren dat Injection en [gedaagde] hebben afgesproken dat Injection door middel van injecties een verticale waterwerende laag moest aanbrengen tussen de twee damwanden die bijna tot aan de woning kwamen en de woning zelf. Dit blijkt uit:
- de omstandigheid dat de advocaat van [gedaagde], mr. Verbeek, tijdens het getuigenverhoor aan [A] het calculatieblad heeft getoond waarop staat ‘aansluiting tegen bestaande gebouw, aantal 2, lengte 7’, en hem daarbij heeft gevraagd of hij zich ervan bewust is geweest dat dit ziet op twee stroken van 7 meter diepte tussen de damwanden en het woonhuis, om de ruimte daartussen via een verticale injectie van 7 meter diepte waterdicht te maken, en dus niet op de ruimte onder de kelder
- de verklaring van [C], dat tijdens een bespreking voorafgaand aan de offerte is gesproken over het feit dat de damwanden niet helemaal tegen de woning aan zouden kunnen sluiten en dat er om die reden tussen de damwanden en de woning twee verticale kolommen zouden worden geïnjecteerd
- de verklaring van [D], dat er tijdens de bespreking van 28 november 2008 allereerst is besproken dat er twee smalle verticale kolommen geïnjecteerd zouden worden tussen de damwanden en het woonhuis, omdat de damwanden niet helemaal tot aan het woonhuis aansloten
- de verklaring van [F] dat Injection met een andere materiaal dan natronwaterglas, namelijk expanderend materiaal, de verticale kolommen heeft geïnjecteerd die hebben gezorgd voor de aansluiting van de damwanden op de woning.
2.9. Uit deze verklaringen blijkt dat de eerder in deze procedure door Injection ingenomen stelling dat de twee injecties, die op het calculatieblad zijn aangeduid bij ‘aansluiting tegen bestaande gebouw’, betrekking hebben op de horizontale waterremmende laag, onjuist is.
2.10. Voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst heeft [C] tegen [A], [D], [E] en [gedaagde] gezegd dat ook onder de woning een waterremmende laag zou worden aangebracht door middel van injecties. Dit blijkt uit de verklaringen van [A], [D], [E], [gedaagde] en het verslag van de bespreking van
28 november 2008. De rechtbank zal hierop in het navolgende nader ingegaan.
2.11. Over de bespreking van 28 november 2008 heeft [A] verklaard:
“[…] Die vierde zijde was tot dan toe nog onbenoemd. Ik heb op die vergadering aan [C] gevraagd hoe hij deze zijde dicht zou maken. [C] zei toen dat ze aan die kant verticaal zouden injecteren. […]”
2.12. [D] heeft over de bespreking van 28 november 2008 verklaard:
“[…]Ten tweede is gesproken over de loze ruimte onder de kelder. Ik bedoel daarmee het volgende. Onder het woonhuis zat een kelder op het peil van ongeveer min 2.5 meter. Die kelder stak onder het huis uit. De bodem van de tunnel zou op min 3.5 meter komen te liggen, dus een meter dieper. Daardoor was er 1 meter onder de oude kelder open. Die ruimte moest ook gedicht worden om een droge bouwput te krijgen. Door [C] is tijdens de bespreking gezegd dat er schuin geïnjecteerd zou worden om de laag onder de keldervloer te injecteren, zodanig dat de ruimte onder het woonhuis waterdicht zou zijn. […]”
2.13. [E] heeft verklaard:
“[…] Er is eerst een oriënterende bespreking met Injection Nederland B.V. geweest. Daar waren drie personen bij aanwezig: de heer [C] van Injection Nederland B.V., de heer [A] en ik zelf. Die bespreking vond plaats op het kantoor van [A] en ging vooraf aan de offerte. […] Er is besproken dat de ruimte tussen de damwanden en het woonhuis en de ruimte onder de kelder afgedicht moesten worden om de bouwput dicht te krijgen. De aansluiting aan de woonhuiszijde was een cruciaal punt en om die reden hebben wij daar toen al over gesproken. [C] heeft gezegd dat Injection Nederland B.V. de afdichting bij het woonhuis middels injectie zou realiseren, maar is verder niet ingegaan op de wijze waarop dat zou gebeuren. […] Na die oriënterende bespreking heeft [C] het rapport van Fugro bestudeerd en er is grondonderzoek gedaan door Injection Nederland B.V. en vervolgens is er een offerte uitgebracht. […] Vervolgens heeft er op 28 november 2008 een werkbespreking plaatsgevonden waarbij ik ook aanwezig ben geweest. […] Tijdens de bespreking op 28 november 2008 is door [C] verteld hoe de aansluiting onder de kelder gerealiseerd zou kunnen worden door schuin te injecteren. Het horizontale scherm tussen de damwanden werd gerealiseerd door telkens verticaal de injectielans in te brengen en dan de bodem te injecteren. [C] vertelde dat de injectielans schuin zou kunnen worden ingebracht om onder de kelder te kunnen injecteren […] De precieze wijze van uitvoering zou door Injection Nederland B.V. in het werk bekeken worden. […]”
2.14. [gedaagde] heeft over de bespreking van 28 november 2008 verklaard:
“[…] De bodem van de tunnel kwam op een lager niveau te liggen dan de uitstekende kelder. Dat was een gegeven dat bij alle betrokkenen bekend was. Onder die kelder moesten geïnjecteerd worden en dat is waarover [C] heeft gezegd dat er schuin onder de kelder geïnjecteerd zou worden. […]”
2.15. Volgens al deze getuigen heeft [C] meegedeeld dat de ruimte onder de woning door middel van injecties zou worden voorzien van een waterremmende laag. Dit wordt niet ontkracht door de verklaring van [C] zelf. [C] heeft bevestigd dat er voorafgaand aan de offerte een bespreking heeft plaatsgevonden en hij heeft verklaard dat er toen is gesproken over het dichtmaken van de bouwput aan de onderkant van de woning. Over de bespreking van 28 november 2008 heeft [C] verklaard dat hij toen heeft voorgesteld om door de vloer van de kelder heen te boren om vervolgens de injectielansen in te brengen en te injecteren. Dat [C] een dergelijk voorstel heeft gedaan is ontkend door [D], [E] en door [gedaagde]. Aan [A] is niet gevraagd of [C] heeft voorgesteld om door de vloer van de kelder te boren, terwijl [F] en [G] bij geen van de beide besprekingen aanwezig zijn geweest. Gelet op de afgelegde verklaringen gaat de rechtbank er vanuit dat [C] niet heeft voorgesteld om door de keldervloer te boren en daarna de injectielans in te brengen. In ieder geval blijkt uit de verklaring van [C] wel dat het ook zijn bedoeling is geweest dat Injection onder de woning een waterremmende laag zou aanbrengen.
2.16. Voor de conclusie dat [C] heeft meegedeeld dat de grond onder de woning door middel van injecties zou worden afgedicht is ook steun te vinden in de afsprakenlijst die [A] heeft gemaakt naar aanleiding van de bespreking van 28 november 2008. Daarin staat immers:
“[…] Injecteren:
Bij de ontmoeting van de tunnel met de bestaande kelder wordt ook verticaal geïnjecteerd zodat ook hier een waterdicht laag ontstaat. […]”
Het gebruik van het woord ‘ook’ kan in het licht van het voorgaande niet anders worden begrepen dan dat er behalve tussen de twee damwanden en de woning ook een verticale waterwerende laag onder de woning zou worden aangebracht.
2.17. Op grond van het bovenstaande concludeert de rechtbank dat Injection met [gedaagde] is overeengekomen dat zij door middel van schuine injecties de laag aarde onder de kelder van een verticale waterwerende laag zou voorzien. Dat Injection in overeenstemming met deze afspraak ook daadwerkelijk heeft geprobeerd om door middel van injecties een waterremmende laag onder de woning aan te brengen blijkt uit de verklaring van [G], uit een e-mail van [H], de bedrijfsleider van Injection die voor het project verantwoordelijk werd nadat [C] op 3 maart 2009 ziek was geworden (hierna: [H]), van 16 april 2009 aan [A] en een e-mail van [F] van 17 april 2009 aan [A].
2.18. [G] heeft verklaard:
“[…] Injection was al bezig geweest met injecteren aan het einde van de tunnel, bij het woonhuis, maar dat ging niet goed. Zij kregen het niet dicht. Injection zei dat ze de hoeveelheid materiaal die ze volgens het contract moesten toepassen al ruimschoots hadden toegepast. Vervolgens is Injection van het werk vertrokken. […]”
2.19. In de e-mail van [H] van 16 april 2009 staat:
“[…] Na enkele dagen extra geïnjecteerd te hebben op de aansluiting van het huis en de tunnel zonder het gewenste resultaat hebben wij gemeend een nadere inspectie uit te voeren op dit gedeelte. Tot onze grote ontsteltenis zijn wij materialen tegengekomen die ons onbekend waren en ook niet mede gedeeld waren. Wij hebben puin, boomstronken, wortels en een drain aangetroffen. Dit kunnen wij niet injecteren middels de huidige aanpak en kan ook derhalve niet vallen onder de garantieregeling. We hebben gemeend z.s.m. een offerte uit te brengen om dit gedeelte te laten injecteren en morgen 17 april niet te verschijnen op het werk. […]”
2.20. In de e-mail van [F] van 17 april 2009 staat het volgende:
“[…] Wat betreft de verticale afdichting onder het pand, is er sprake van onverwacht veel vreemd materiaal in de vorm van puin, drainage en boomwortels. Dit veroorzaakt meerwerk dat niet in onze offerte is opgenomen. De kosten voor dit meerwerk begroten wij op ca. € 8.750,--. […]”
2.21. [G] heeft voorts verklaard dat hij bij afwezigheid van [A] telefonisch contact heeft opgenomen met [F] en hem heeft meegedeeld dat er een lekkage was onder de woning. Volgens [F] heeft dat telefoongesprek plaatsgevonden kort voordat hij zijn e-mail van 17 april 2009 had verstuurd en heeft hij toen met [G] afgesproken dat hij een offerte zou maken voor de werkzaamheden om het lek te dichten, maar dat Injection al wel met die werkzaamheden zou gaan beginnen. Op 20 en 21 april 2009 heeft Injection nogmaals een waterremmend middel in de grond onder de woning schuin geïnjecteerd.
Wanprestatie Injection / rechtsgeldige ontbinding door [gedaagde]
2.22. Injection is er niet in geslaagd een bouwput af te leveren die met behulp van open bemaling zo droog was, dat daarin een betonnen tunnel kon worden aangelegd. Injection voert aan dat het haar voor ongeveer 70% is gelukt om de grond onder de woning door middel van injecties waterdicht te maken. Een onderbouwing voor dit percentage ontbreekt. Volgens [gedaagde] sprak Injection tijdens het kort geding dat tussen partijen over deze zaak heeft plaatsgevonden over een soort rivier die van onder de woning de bouwput in stroomde. Injection heeft dit niet weersproken, zodat de rechtbank uitgaat van de juistheid van die stelling. Vaststaat dat [D] de aanleg van de ondergrondse betonnen gang aanvankelijk vanwege extreme lekkages heeft gestaakt en dat ter plaatse van de aanhechting van de ondergrondse gang op de kelder van de woning veel zand bleek te zijn weggespoeld, waardoor verzakking van de woning dreigde. Teneinde deze verzakking te voorkomen heeft [D] ongeveer 10 m³ beton gestort. Vaststaat voorts dat [gedaagde] gedurende langere tijd door middel van zeven grote pompen (geen klokpompen) die binnen de damwanden waren geplaatst ongeveer 150 tot 200 m³ water per uur heeft bemaald. De conclusie luidt dan ook dat Injection wanprestatie heeft gepleegd. [gedaagde] heeft de overeenkomst naar aanleiding van deze wanprestatie rechtsgeldig ontbonden. Dit brengt mee dat [gedaagde] niet verplicht is de openstaande facturen te betalen (zie artikel 6:271 BW). De vorderingen van Injection in conventie zullen dan ook worden afgewezen.
Ongedaanmakingsverbintenissen
2.23. Als gevolg van de ontbinding van de overeenkomst rusten op partijen ongedaanmakingsverbintenissen (zie eveneens artikel 6:271 BW): Injection moet de door [gedaagde] betaalde factuurbedragen ter hoogte van € 114.827,99 terugbetalen en [gedaagde] moet, voor zover mogelijk, de door hem van Injection ontvangen prestaties teruggeven. Injection doet in verband hiermee een beroep op artikel 6:272 lid 1 BW. Volgens Injection kan [gedaagde] de van Injection ontvangen prestaties niet ongedaan maken en treedt daarvoor een vergoeding in de plaats ter hoogte van de factuurbedragen. [gedaagde] neemt naar aanleiding daarvan het standpunt in dat de door hem van Injection ontvangen prestaties geen enkele waarde hebben (zie artikel 6:272 lid 2 BW). De rechtbank overweegt hierover het volgende.
2.24. De betonnen tunnel is uiteindelijk aangelegd. De damwanden zijn blijven staan totdat zij voor de bouw van de tunnel niet meer nodig waren. [gedaagde] kan het nut dat de damwanden voor hem heeft gehad, bestaande uit het tegenhouden van grondwater dat anders via drie zijden in de bouwput zou zijn gestroomd, niet aan Injection teruggeven. Dit geldt ook voor het nut dat [gedaagde] heeft gehad van de twee verticale waterremmende lagen tussen de damwanden in de woning, van de horizontale waterremmende laag en van de verticale waterremmende laag onder de woning. Het eerste lid van artikel 6:272 BW bepaalt dat indien de aard van de prestatie uitsluit dat zij ongedaan wordt gemaakt, daarvoor een vergoeding in de plaats treedt ter hoogte van haar waarde op het tijdstip van de ontvangst. Volgens het tweede lid van die bepaling wordt, indien de prestatie niet aan de verbintenis heeft beantwoord, de vergoeding beperkt tot het bedrag van de waarde die de prestatie voor de ontvanger op dat tijdstip in de gegeven omstandigheden werkelijk heeft gehad.
2.25. Injection heeft naar aanleiding van de vordering van [gedaagde] tot ontbinding van de overeenkomst haar eis in conventie niet gewijzigd met het oog op de betalingsverplichting die als gevolg van toepassing van artikel 6:272 BW op [gedaagde] is komen te rusten. Mede gelet daarop gaat de rechtbank ervan uit dat Injection met haar stelling, dat zij een vordering behoudt tot vergoeding van de waarde ter hoogte van haar oorspronkelijke facturen voor het geval de ontbinding rechtsgeldig is, in reconventie een beroep doet op opschorting van haar verplichting tot terugbetaling aan [gedaagde] van € 114.827,99 en tot schadevergoeding als gevolg van de ontbinding (zie hierna). Tevens gaat de rechtbank ervan uit dat Injection in reconventie een beroep doet op verrekening van die schulden met haar vordering tot vergoeding van de waarde van haar prestaties. De rechtbank zal hierna dan ook nagaan welke waarde de prestaties van Injection voor [gedaagde] hebben gehad.
2.26. In het tussenvonnis van 14 juli 2010 heeft de rechtbank geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming ten aanzien van de door (de onderaannemer van) Injection aangebrachte damwanden (rechtsoverweging 4.17). [gedaagde] verzoekt de rechtbank terug te komen van deze eindbeslissing. In verband daarmee voert hij aan dat er in de bouwput op meerdere plekken dan alleen aan de woonhuiszijde lekkages zijn vastgesteld. Ter onderbouwing hiervan hiermee verwijst [gedaagde] naar de omstandigheid dat getuige [G] heeft verklaard dat er niet alleen aan de zijde van de woning lekkages waren.
2.27. De rechtbank wijst het verzoek van [gedaagde], om terug te komen op de eindbeslissing ten aanzien van de damwanden, af nu die eindbeslissing niet berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag. De woning ligt in een waterwingebied, zodat het aannemelijk is dat de grond rondom de woning relatief veel water bevat. Gelet op de in 2.3 tot en met 2.5 weergegeven verklaringen van [A], [C] en [D] was het onvermijdelijk dat er grondwater tussen de kieren van de damwanden heen sijpelde en dat er regenwater in de bouwput terecht kwam. Vaststaat ook dat er van onder de woning grote hoeveelheden water de bouwput in zijn gestroomd. De klokpompen konden deze hoeveelheden niet aan. De omstandigheid dat [G] mogelijk op diverse plekken in de bouwput plassen water heeft gezien hoeft dus niet te betekenen dat er meer water dan normaal tussen de kieren van de damwanden de bouwput in is gesijpeld, zodat niet is aangetoond dat de damwanden ondeugdelijk waren.
2.28. Aangezien van een tekortkoming met betrekking tot de damwanden geen sprake is moet ervan worden uitgegaan dat de damwanden hebben gefunctioneerd zoals zij behoorden te functioneren. Niet gesteld of gebleken is dat de prijs die Injection voor de damwanden aan [gedaagde] in rekening heeft gebracht niet marktconform is. De waarde die deze prestatie voor [gedaagde] heeft gehad is dan ook gelijk aan het factuurbedrag. Voor de op [gedaagde] rustende ongedaanmakingsverbintenis treedt daarom in de plaats de verplichting om aan Injection het factuurbedrag voor de damwanden te betalen, voor zover hij dat nog niet heeft gedaan. Over de hoogte van dat bedrag hebben partijen zich niet expliciet uitgelaten. Vast staat echter dat een deel van het bedrag waarvan [gedaagde] in verband met de ontbinding van de overeenkomst terugbetaling vordert (€ 80.325,--), de eerste 50% van de prijs voor de damwanden bedraagt. Hieruit volgt dat het totale factuurbedrag voor de damwanden uitkomt op € 160.650,--, zodat het beroep van Injection op opschorting en verrekening met haar schuld aan [gedaagde] van € 114.827,99 slaagt. Dit brengt mee dat de reconventionele vordering van [gedaagde] tot betaling van € 114.827,99 zal worden afgewezen. Het bedrag dat na deze verrekening resteert, € 45.822,01, komt in aanmerking voor verrekening met de vordering van [gedaagde] tot vergoeding van zijn schade.
2.29. Ook de waarde die de twee verticale waterremmende lagen tussen de damwanden en de woning voor [gedaagde] heeft gehad wordt vastgesteld op het bedrag dat Injection daarvoor aan [gedaagde] heeft gefactureerd. Niet gesteld of gebleken is immers dat deze twee verticale lagen ondeugdelijk zijn geweest en evenmin dat de prijs die Injection daarvoor in rekening heeft gebracht niet marktconform is. Over de hoogte van dit factuurbedrag heeft Injection zich nog niet uitgelaten. Omdat ook dit bedrag in aanmerking komt voor verrekening met de vordering van [gedaagde] tot vergoeding van zijn schade, zal Injection in de gelegenheid worden gesteld om zich hierover bij akte uit te laten. [gedaagde] zal daarop vervolgens bij antwoordakte mogen reageren.
2.30. In verband met de vaststelling van de waarde van de horizontale waterremmende laag wordt het volgende overwogen. In het tussenvonnis van 14 juli 2010 heeft de rechtbank geoordeeld dat ten aanzien van de horizontaal geïnjecteerde laag niet is komen vast te staan dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming (rechtsoverweging 4.16). Het verzoek van [gedaagde] om op die eindbeslissing terug te komen wordt afgewezen. De stellingen die [gedaagde] ten aanzien van de horizontale laag eerder in dit geding heeft ingenomen en die [gedaagde] in het kader van haar verzoek tot heroverweging heeft herhaald, worden immers nog steeds gemotiveerd betwist door Injection. Ook de hier aan de orde zijnde eindbeslissing berust dus niet op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag.
2.31. Net als in het geval van de damwanden en de twee verticale waterremmende lagen wordt de waarde van de horizontale waterremmende laag vastgesteld op het bedrag dat Injection daarvoor aan [gedaagde] heeft gefactureerd, aangezien niet is gesteld of gebleken dat deze prijs niet marktconform is. Ook over de hoogte van dit bedrag, dat eveneens in aanmerking komt voor verrekening met de vordering van [gedaagde] tot vergoeding van zijn schade, zal Injection in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten, waarna [gedaagde] daarop bij antwoordakte zal mogen reageren.
2.32. Met inachtneming van hetgeen de rechtbank in 2.22 heeft overwogen wordt de waarde die het aanbrengen door Injection van de verticale waterremmende laag onder de woning heeft gehad vastgesteld op nihil.
2.33. [gedaagde] vordert in reconventie veroordeling van Injection tot vergoeding van zijn schade, nader op te maken bij staat. Ter onderbouwing van zijn schade heeft [gedaagde] een brief van [G] en [D] van 12 juni 2009 overgelegd waarin een voorlopige schatting is gegeven van de extra kosten als gevolg van de wanprestatie van Injection. Sinds het opstellen van die brief is drie jaar verstreken en de rechtbank gaat er van uit dat de schade van [gedaagde] inmiddels geheel of grotendeels kan worden vastgesteld. In verband hiermee acht de rechtbank het wenselijk dat deze schade al in het kader van dit geding wordt begroot, voor zover dat mogelijk is. Daarom dient [gedaagde] in zijn akte (nader) aan te geven waaruit zijn schade bestaat en deze schade zoveel mogelijk te onderbouwen met relevante stukken, zoals facturen. Injection zal hierop bij antwoordakte mogen reageren.
2.34. Alle overige beslissingen zullen worden aangehouden.
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van woensdag 22 augustus 2012 voor het nemen van een akte door Injection over hetgeen is vermeld onder 2.29 en 2.31, waarna [gedaagde] op de rol van vier weken daarna, op woensdag 19 september 2012, een antwoordakte kan nemen.
3.2. bepaalt dat [gedaagde] zich op de rol van 19 september 2012 in zijn akte tevens dient uit te laten over zijn schade (zie 2.33), waarna Injection op de rol van vier weken daarna, op
woensdag 17 oktober 2012, een antwoordakte kan nemen, uitsluitend over de schade van [gedaagde],
3.3. houdt alle overige beslissingen aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.J. van den Boom en in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2012.