ECLI:NL:RBUTR:2012:BX3875

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
2 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/655750-12; 15/272800-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met zware mishandeling door het plaatsen van boobytraps in een schoolgebouw

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 2 augustus 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van bedreiging met zware mishandeling. De verdachte had op verschillende plaatsen in een verlaten schoolgebouw boobytraps geplaatst, met de bedoeling een schrikreactie te veroorzaken bij iedereen die het pand betrad. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de standpunten van de verdediging. De verdachte heeft verklaard dat hij de objecten had geplaatst om een schrikreactie te veroorzaken, maar niet om daadwerkelijk letsel toe te brengen.

De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen in overweging genomen, die bevestigden dat de verdachte gevaarlijke situaties had gecreëerd door stenen en een verwarmingsbuis te plaatsen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling, omdat de slachtoffers het gevoel hadden dat zij door de vallende objecten ernstig letsel konden oplopen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzet had om de politieagenten te mishandelen.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft besloten om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van drie maanden. Tevens werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit. De rechtbank heeft bepaald dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de opgelegde gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/655750-12; 15/272800-10 (vordering na voorw. veroordeling) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 augustus 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1959] te [geboorteplaats]
thans verblijvende in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Vught
1 Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 23 juli 2012. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. B.H.J. van Rhijn, advocaat te Veenendaal.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van de standpunten door de raadsman van verdachte en door verdachte zelf naar voren gebracht. Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
De verdenking komt er – kort en feitelijk weergegeven – op neer dat verdachte heeft geprobeerd verschillende politieagenten met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel hen te bedreigen met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en betoogd dat verdachte geen opzet heeft gehad, ook niet in voorwaardelijke zin, de politieagenten te mishandelen, maar enkel een schrikreactie heeft willen veroorzaken. Voorts is door de verdediging betoogd, dat de redelijke kans zich niet heeft voorgedaan dat de gedragingen van verdachte zwaar lichamelijk letsel zouden opleveren.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Door [getuige 1] is verklaard dat hij zich op 26 april 2012 te Veenendaal met zijn collega [getuige 2] in het oude gebouw van de Christelijke Scholengemeenschap Veenendaal bevond. Hij heeft verklaard dat hij heeft gezien dat [getuige 2] een deur opende en dat tijdens het openen van deze deur twee stenen naar beneden vielen die daar bovenop de deur waren gelegd. Voorts is door [getuige 1] verklaard, dat hij heeft gezien dat bij het openen van een andere deur er een armatuur van een TL-balk vlak voor hem naar beneden viel.
[getuige 2] heeft verklaard dat hij zich op 26 april 2012 te Veenendaal met zijn collega [getuige 1] in het oude gebouw van de Christelijke Scholengemeenschap Veenendaal bevond. Hij heeft verklaard dat hij op enig moment een deur opende, waarbij twee stenen met een doorsnee van 5 tot 7 centimeter naar beneden vielen. Voorts heeft hij verklaard dat hij heeft gezien dat, op het moment dat hij een andere deur opende, de complete behuizing van een TL-verlichtingsinstallatie naar beneden kwam vallen en hij heeft gezien dat de genoemde behuizing door middel van een oude utp computer-kabel was verbonden aan de deurklink aan de binnenzijde van de deur.
Door [getuige 3] is verklaard dat hij zich op 26 april 2012 te Veenendaal in het oude gebouw van de Christelijke Scholengemeenschap Veenendaal bevond en dat hij, op het moment dat hij door een deuropening liep, heeft gezien dat een ijzeren verwarmingsbuis van 1,5 à 2 meter langs hem naar beneden viel. Voorts heeft hij verklaard dat hij heeft gezien dat aan deze verwarmingsbuis een zwart dun nylon touwtje zat vastgebonden en hij heeft gezien dat dit touwtje ook was vastgebonden aan een deurklink.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard, dat hij de stenen, de TL-armatuur en de verwarmingsbuis, waaraan hij zwart garen had vastgebonden, in het oude gebouw van de Christelijke Scholengemeenschap Veenendaal heeft geplaatst om een schrikreactie te veroorzaken bij iedereen die het pand zou betreden.
Vrijspraak primair tenlastegelegde
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen primair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank is, met de verdediging en anders dan de officier van justitie, van oordeel dat uit de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet de opzet tot zware mishandeling kan worden afgeleid. Voorts is de rechtbank van oordeel dat uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende blijkt dat de aanmerkelijke kans bestond dat verdachte de aangevers zwaar letsel zou toebrengen en dat verdachte deze aanmerkelijke kans willens en wetens zou hebben aanvaard.
Bewezenverklaring subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank acht het subsidiair tenlastegelegde op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling, in aanmerking genomen dat bij de aangevers het gevoel post kon hebben gevat dat zij door de vallende objecten zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
omstreeks 27 april 2012 te Veenendaal, [getuige 1] en/of [getuige 2] en/of [getuige 3] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft hij verdachte
- meerdere keien op de bovenzijde van een deur en/of op een deurdranger van
een deur geplaatst en
- een armatuur van een TL-balk met een snoer/touw met de deurklink verbonden
en
- een ijzeren verwarmingsbuis (tussen de 1,5 en 2 meter lang) door middel van een dun touwtje met de deurklink verbonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het onder subsidiair bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Bedreiging met zware mishandeling.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van het voorarrest waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling, door in een verlaten schoolgebouw op verschillende plaatsen boobytraps te plaatsen, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is omschreven. Bij het betreden van het pand zijn de slachtoffers bijna getroffen door enkele van deze ‘vallen’.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel uit het justitieel documentatieregister betreffende verdachte d.d. 11 juni 2012 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld. Verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het opmaken van een reclasseringsrapport en rapporten door gedragdeskundigen. De reclassering heeft verdachte bezocht, maar heeft zich van het geven van advies onthouden, nu er te weinig zicht is op het psychiatrische toestandsbeeld ten tijde van het delict. Hierdoor heeft de rechtbank geen inzicht gekregen in de persoon van verdachte en het risico op herhaling van soortgelijke feiten of het voorkomen daarvan.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf rekening gehouden met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voldoende recht doet aan de ernst van het feit en de persoon van de verdachte.
7 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van één week gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter te Haarlem op 17 maart 2011 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14g, 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5.1 genoemde strafbare feit oplevert;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van drie maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 17 maart 2011 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 15/272800-10 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten gevangenisstraf voor de duur van een week;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter, mr. P. Bender en mr. I.M. Vanwersch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. van Wageningen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 augustus 2012.