sector handel en kanton
kantonrechter
zaaknummer: 789021 UC EXPL 11-20634 ASP4213
vonnis d.d. 1 augustus 2012
[eiser],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiser],
eisende partij,
gemachtigde: [gemachtigde],
de naamloze vennootschap
ASR Schadeverzekering N.V.,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen ASR,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M.F. Lameris.
1. Het verloop van de procedure
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 25 januari 2012.
[eiser] heeft voorafgaand aan de comparitie nog stukken in het geding gebracht.
De comparitie is gehouden op 28 maart 2012. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt.
Hierna is uitspraak bepaald.
2.1. [eiser] handelt, naast zijn full time werk als voorman logistieke afdeling bij [bedrijf 2] te Drachten, als hobby in tweedehands auto’s. Hij is als autohandelaar ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
2.2. In februari 2010 is een Volkswagen Transporter bedrijfsauto (hierna: de auto) op de website Martktplaats.nl te koop aangeboden. De verkoper presenteerde zich als [verkoper], aannemer te [plaats].
2.3. [eiser] heeft telefonisch een afspraak gemaakt met deze [verkoper] om elkaar op 16 februari 2010 op het parkeerterrein van Ikea in Utrecht te ontmoeten. Op die dag is een stuk aan [eiser] gegeven met de volgende inhoud:
“Aannemingsbedrijf [verkoper]
[verkoper]
[adres]
[woonplaats]
[telefoonnummer]
KvK: [KvK-nummer]
BTW nr: [BTW-nummer]
Rabobank:[rekeningnummer]
AAN:
(volgt handgeschreven:)
Autohandel [eiser]
[adres]
[woonplaats]
Factuur
Datum: 16 februari 2010
Omschrijving aantal prijs totaal
Volkswagen Transporter 2.5 TDI 96kw/130 PK DC
Kenteken[kenteken]
Kleur:Zilvergrijs
Diverse opties:airco,pdc,electrische ramen etc etc.
Gekocht zoals gezien.
Totaal Excl BTW 20500
Totaal 19% BTW 3895
(de bedragen zijn handgeschreven)
Betalingsconditie:CONTANT
(volgen twee handtekeningen)”
2.4. [eiser] heeft op 16 februari 2010 van deze [verkoper] naast de auto kentekenbewijzen ontvangen. Daarop staat, naast het hiervoor genoemde kenteken, een identificatienummer vermeld, een chassisnummer [chassisnummer], alsmede de datum van eerste afgifte, 9 januari 2008.
2.5. [eiser] heeft op 17 februari 2010 de auto op zijn naam laten registreren bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW).
2.6. [eiser] heeft vervolgens de auto ter verzekering aangeboden via zijn tussenpersoon [tussenpersoon] te [plaats]. Daarop is tussen [eiser] en ASR met ingang van 17 februari 2010 een verzekeringsovereenkomst tot stand gekomen onder het polisnummer 6207408. Deze verzekering had blijkens het polisblad betrekking op de auto, waarbij het kenteken en de chassis/meldcode [chassisnummer] is vermeld. Verzekerd werd de wettelijke aansprakelijkheid en de cascoschade. Voorafgaande aan de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst is de auto door een medewerker van [tussenpersoon] geïnspecteerd en zijn de door [eiser] gekregen en aan [tussenpersoon] getoonde kentekenbewijzen gezien.
2.7. De polisvoorwaarden bestaan uit diverse documenten.
2.7.1. Op het polisblad staat vermeld:
“(…)
Gegevens bestelauto
Merk en type : Volkwagen Transport Kenteken: [kenteken]
Uitvoering : 2.5 TDI 300 Trend DC (…)
Cataloguswaarde : E 29.847.00 EXCL. Btw en BPM Bouwjaar: 2008
Chassis/Meldcode : [chassisnummer] (…)
(…)”
2.7.2. In het document met als titel “Bedrijfsverzekeringen. Toelichting”, model VZ 06-1 (52477), staat vermeld:
“(…)
Artikel 1
Aanvullende begripsomschrijvingen
(…)
2. Personenauto
a. Het motorvoertuig dat op het polisblad staat vermeld:
- waarvoor een Nederlands kentekenbewijs is afgegeven en waarvoor voor het besturen een rijbewijs voor de categorie B of B/E is vereist
(…)
3. Verzekerde
- U
- De (rechts)persoon/(rechts)personen die in de Bijzondere Voorwaarden van de afzonderlijke verzekeringen of op het polisblad als verzekerde(n) staat/staan vermeld
(…)
Verzekerde zaak/object, verzekerd belang
In de Bijzondere Voorwaarden wordt voor elke verzekering gespecificeerd welke zaken en belangen er onder de dekking vallen.
(…)”
2.7.3. In het document met de titel ‘Rubriek Verkeer. Bijzondere voorwaarden Personenautoverzekering Casco Compleet’, model CC 07-1 (51465, staat het volgende:
“(…)
Artikel 1
(…)
3. Verzekerde
a. U, de gemachtigde gebruiker en de gemachtigde passagiers van de personenauto
(…)
Artikel 4
Omvang van de dekking
1. Schade aan of verlies van de personenauto
Wij bieden dekking voor de schade aan of het verlies van de personenauto, ontstaan door een van de volgende gebeurtenissen:
(…)
c. diefstal, braak, verduistering, oplichting, joyriding, vermissing en poging tot diefstal, braak en joyriding;
(…)
Artikel 8
Aanvullende uitsluitingen
Naast de uitsluitingen die in de Algemene Voorwaarden zijn opgenomen, gelden de volgende bepalingen.
Wij verlenen geen dekking voor schade die is ontstaan:
(…)
6. Verzekeren op naam van een ander
Wanneer uit het Kentekenregister van de RDW blijkt dat het kenteken van de personenauto op het moment van de gebeurtenis niet op uw naam geregistreerd stond.
Deze uitsluiting geldt niet wanneer u ons de afwijkende tenaamstelling hebt gemeld en wij die tenaamstelling hebben geaccepteerd.
(…)”
2.8. In de nacht van 3 maart 2010 is de auto vanaf de oprijlaan bij de woning van [eiser] ontvreemd. Op de oprijlaan zijn geen braaksporen aangetroffen. De autosleutels en de kentekenbewijzen lagen in de woning en zijn niet ontvreemd.
2.9. [eiser] heeft van deze ontvreemding aangifte gedaan bij de politie Fryslân. Hij heeft ook melding gedaan bij ASR.
2.10. In opdracht van ASR heeft CED Forensic te Capelle aan den IJssel onderzoek gedaan naar deze melding. In het rapport van 24 maart 2010 staat het volgende vermeld:
Uit de geraadpleegde bestanden bleek het volgende:
Eigen bestanden
In onze eigen bestanden komt het voertuig niet voor.
RDW
Het kenteken staat sedert 17-02-2010 op naam van [eiser].
SCM
In de bestanden van de Stichting Certificering Motorrijtuigbeveiliging komt het voertuig niet voor.
SVP
In de Schade Verleden Pas zijn geen meldingen bekend van het voertuig.
(…)
Controle ingeleverde sleutels/handzenders:
Bij controle bleken de ingeleverde sleutels voorzien van baarden van gelijke vorm en vergelijke soort transponders van het type Crypto Megamos MG 10.
De ingeleverde sleutels zijn 2 originele sleutels.
De handzenders zenden een signaal uit op de daarvoor aangewezen frequentie.
(…)
Onderzoek kentekenbewijs:
Het door verzekerde verstrekte kentekenbewijs 1A (voertuigbewijs) en deel 2 (overschrijvingsbewijs) werden door mij van [medewerker CED] onderzocht.
Bij dit onderzoek bleek dat de documenten origineel zijn, doch dat de opdruk met gegevens valselijk is aangebracht. Bij onderzoek bleek dat onder de aangebrachte tekst een eerdere opdruk is geweest, doch dat deze kennelijk op chemische wijze is verwijderd. Ook is de thans aanwezige opdruk met een ander type printer gedaan als die, welke door de Rijksdienst voor het Wegverkeer wordt gebruikt.
(…)”
Verder blijkt uit dit rapport onder meer dat een zelfde auto met dezelfde kleur en hetzelfde kenteken op naam staat van een persoon in Rotterdam, [A] genaamd, die beschikt over niet vervalste kentekenbewijzen.
2.11. ASR heeft bij brief van 24 augustus 2008 aan [eiser] meegedeeld dat zij de schade niet verder in behandeling zal nemen.
3. De vordering en het verweer
3.1. [eiser] vordert dat ASR bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis wordt veroordeeld:
Primair tot betaling van € 23.643,49 inclusief wettelijke rente tot de datum van de dagvaarding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dagvaarding tot aan de dag van betaling;
Subsidiair tot betaling van € 21.166,25 inclusief de wettelijke rente tot de datum van de dagvaarding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de betaling,
steeds met veroordeling van ASR in de kosten van de procedure.
3.2. [eiser] legt, zakelijk weergegeven, aan zijn vordering ten grondslag dat ASR uit hoofde van de tussen partijen gesloten verzekeringsovereenkomst gehouden is tot vergoeding van de dagwaarde van de gestolen auto, subsidiair van de koopsom ervan, onder aftrek van het eigen risico van € 150,--.
3.3. ASR heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dit verweer zal hierna voor zoveel nodig aan de orde komen.
4.1. ASR voert aan dat de auto die [eiser] ter verzekering heeft aangeboden niet de auto is die zij heeft verzekerd. Immers, de auto die zij heeft verzekerd heeft als kenteken: [kenteken], welke auto niet van [eiser] is, maar van [A].
ASR voert in dat verband primair aan dat er geen verzekerd evenement is. Zij verwijst daartoe naar artikel 4 van haar Algemene Voorwaarden: alleen de diefstal van de op het polisblad vermelde personenauto valt onder de dekking van de verzekering. Die auto was echter eigendom van [A] en niet [eiser], zodat die auto niet gestolen is. Daardoor valt de auto van [eiser] niet onder de dekking. [eiser] kan dan ook geen aanspraak maken op een uitkering uit hoofde van deze verzekeringsovereenkomst.
4.2. Het primaire verweer kan niet slagen. ASR heeft niet bestreden dat [eiser] de auto op 16 februari 2010 heeft gekocht en dat hij de auto feitelijk ter verzekering aan ASR heeft aangeboden via [tussenpersoon]. ASR heeft erkend dat de verzekeringsovereenkomst daadwerkelijk is afgesloten. Daarmee heeft [eiser] een auto, die aan hem was geleverd en waarvoor hij een koopsom had betaald, waarbij van de RDW afkomstige kentekenbewijzen aanwezig waren, met daarop vermeld een chassisnummer dat overeen kwam met het in de auto vermelde chassisnummer, dus een geïndividualiseerde auto, bij ASR verzekerd. Dat - achteraf - is gebleken dat deze auto niet de auto was waarvan [eiser] en ASR dachten welke hij was, kan aan hetgeen zojuist is overwogen niet afdoen, omdat moet worden bezien welk object ter verzekering is aangeboden en aangenomen. Dat was deze auto. Verder staat vast dat de auto op 3 maart 2010 vanaf het erf van [eiser] is gestolen. Aldus is er sprake van een in de polis gedekt evenement, namelijk de diefstal van een auto, die voldoende geïdentificeerd is verzekerd en vervolgens is gestolen. Dit zou anders zijn, indien [eiser] de auto bij ASR had verzekerd, terwijl hij wist dat de auto van misdrijf afkomstig was. Dit is in het kader van dit verweer door ASR echter niet gesteld, en ook overigens niet gebleken, zoals hierna zal worden geoordeeld.
4.3. Subsidiair voert ASR zakelijk weergegeven het volgende aan. Op 3 maart 2010 is een auto verdwenen, die niet tot het vermogen van [eiser] behoorde. [eiser] heeft daardoor geen vermogensschade geleden, althans had hij op dat moment geen verzekerbaar belang. Er heeft volgens ASR geen eigendomsoverdracht plaatsgevonden, doordat de [eiser] van een beschikkingsonbevoegde heeft verkregen. Daardoor is de auto niet in het vermogen van [eiser] gekomen. ASR stelt verder dat [eiser] niet te goeder trouw was op 16 februari 2010, zodat de bescherming van artikel 3:86 lid 1 [eiser] niet toekomt. De kantonrechter overweegt als volgt.
4.4. Artikel 3:84 bepaalt dat de levering van een roerende zaak slechts geldig is indien de levering geschiedt op grond van een geldige titel en door een beschikkingsbevoegde. Het ligt voor de hand te concluderen dat genoemde [verkoper] niet beschikkingsbevoegd was, maar dit kan niet met zekerheid worden vastgesteld. Daarmee is echter de redenering niet rond. Artikel 3:86 lid 1 BW bepaalt immers, kort gezegd, dat de levering van een roerende zaak toch geldig is indien er sprake is van levering door een beschikkingsonbevoegde, indien de derde-verkrijger ten tijde van de levering te goeder trouw was. Onderzocht moet dus worden of [eiser] ten tijde van de transactie op 16 februari 2010 te goeder trouw was.
4.5. Uitgangspunt bij deze beoordeling is het bepaalde in artikel 3:11 BW. Daarin is bepaald dat goede trouw van een persoon niet alleen ontbreekt indien hij de feiten of het recht waarop zijn goede trouw betrekking moet hebben, kende, maar ook indien hij die feiten of dat recht in de gegeven omstandigheden behoorde te kennen.
4.6. Als niet weersproken moet worden vastgesteld dat [eiser] de feiten (de auto is gestolen, de kentekenbewijzen zijn vervalst, [verkoper] was beschikkingsonbevoegd) op 16 februari 2010 niet kende. Bezien moet worden of hij die feiten had behoren te kennen. De kantonrechter oordeelt dat daarvan in dit geval geen sprake is. Daartoe overweegt hij het volgende.
4.7. Uit de stukken blijkt dat [eiser] na de diefstal van 3 maart 2010 met de kentekenbewijzen naar de politie is gegaan. Daar is de vervalsing van de kentekenbewijzen niet opgemerkt. Uit het rapport van CED Forensic blijkt dat de vervalsing eerst na grondig onderzoek door de onderzoeker is vastgesteld. Daarbij is van belang dat het wel originele, van de RDW afkomstige, documenten waren. Kennelijk ging het om een professionele vervalsing. Onder die omstandigheden kan niet van [eiser], ook al is hij hobbyhandelaar, aan wie een grotere kennis mag worden toegedicht op dit punt dan aan een gewone consument, worden verwacht dat hij deze vervalsing had behoren te herkennen.
4.8. [eiser] heeft, door ASR niet gemotiveerd weersproken, gesteld dat hij op 16 februari 2010 de gegevens op de kentekenbewijzen heeft vergeleken met die in en op de auto. Deze gegevens, de kentekenplaten en het chassisnummer, bleken met elkaar overeen te stemmen. Voorts heeft hij van de genoemde [verkoper] een factuur gekregen, waarop diezelfde gegevens ook en correct stonden vermeld. [eiser] heeft, alvorens de afspraak met genoemde [verkoper] te maken telefonisch contact gehad, waarbij de telefoon is opgenomen door een persoon die zich [verkoper] noemde. Zo heeft deze man zich op 16 februari 2010 ook voorgesteld en de factuur stond op naam van diens bedrijf met daarin de naam [verkoper], zoals hiervoor is weergegeven. [eiser] heeft die [verkoper] niet om een identiteitspapier gevraagd, omdat naar zijn indruk alle gegevens wel klopten. Hij vertrouwde op de juistheid van de presentatie van die [verkoper].
De kantonrechter volgt [eiser] in deze stellingen. Onder de zojuist geschetste omstandigheden kon [eiser] er vanuit gaan dat de man die zich uitgaf voor [verkoper] dat ook daadwerkelijk was. Er was geen reden om aan te nemen dat de man zich voor iemand anders uitgaf. Datzelfde gold voor de identiteit van de auto: de papieren en de nummers van de auto kwamen overeen. Er was geen reden aan te nemen dat de papieren vals waren. De kantonrechter oordeelt dat van [eiser] niet verlangd behoefde te worden dat hij naar de identiteit van de persoon met de naam [verkoper] als naar de identiteit van de auto nader onderzoek had moeten doen.
Ook achteraf gezien is deze conclusie aannemelijk, omdat de politie de vervalsing van de papieren niet heeft opgemerkt en omdat CED Forensic dat eerst na onderzoek heeft vastgesteld.
4.9. De zojuist getrokken conclusie wordt niet anders, omdat [eiser] met de zich [verkoper] noemde persoon had afgesproken op een parkeerplaats in Utrecht en niet bij die man thuis of op diens bedrijf. [eiser] heeft daarvoor (ter zitting) een plausibele verklaring gegeven, namelijk zo behoefde hij minder ver te rijden vanuit zijn woonplaats. Die conclusie wordt evenmin anders om de reden dat [eiser] een groot bedrag, de koopsom, contant aan die [verkoper] heeft betaald. [eiser] heeft gemotiveerd gesteld dat transacties als deze in de autohandel contant plegen te worden gedaan. ASR heeft dat op zichzelf niet weersproken.
4.10. ASR heeft nog aangevoerd dat op websites, zoals marktplaats.nl, wordt gewaarschuwd voor het kopen van gestolen auto’s en dat daar tips worden gegeven om zichzelf daartegen te behoeden. Zij heeft prints van dergelijke waarschuwingen overgelegd. Uit de stukken en hetgeen hierover tijdens de comparitie van partijen is besproken kan echter niet worden vastgesteld dat deze waarschuwingen en tips ook reeds op of voor 16 februari 2010 op die websites zichtbaar waren. Dit verweer kan ASR niet baten.
4.11. Op grond van het voorgaande oordeelt de kantonrechter dat [eiser] op 16 februari 2010 te goeder trouw was toen hij de auto van [verkoper] kocht. Dat achteraf gezien het om een (waarschijnlijk) gestolen auto ging, kan aan [eiser], gezien het bepaalde in artikel 3:86 lid 1 BW niet worden tegengeworpen door ASR. Hieruit vloeit voort dat de auto wel degelijk als rechtsgeldig aan [eiser] geleverd moet worden beschouwd, hij de koopsom ervoor heeft betaald en de auto in het vermogen van [eiser] is gekomen, zodat [eiser] ook verzekerd belang had bij de verzekeringsovereenkomst. ASR heeft nog gewezen op artikel 3:86 lid 3 BW, doch dit artikellid kan alleen tegen [eiser] worden ingeroepen door de (oorspronkelijke) rechthebbende, nu het zich richt op de bescherming van het eigendomsbelang die rechthebbende, niet op het belang van ASR. Het subsidiaire verweer faalt derhalve.
4.12. Meer subsidiair voert ASR aan dat de schade aan de auto niet kan worden vastgesteld, voornamelijk omdat niet kan worden vastgesteld wat de leeftijd van de auto was ten tijde van de aankoop en ten tijde van de diefstal op 3 maart 2010. Ook kan het aantal gereden kilometers niet worden vastgesteld.
4.13. Ook dit verweer kan ASR niet baten. Daartoe wordt overwogen dat op grond van de wijze waarop de verzekeringsovereenkomst tot stand is gekomen er vanuit moet worden gegaan dat de gegevens die [eiser] via [tussenpersoon] aan ASR heeft versterkt juist waren. Dat betekent dat de schade-uitkering moet worden bepaald op basis van de bekende leeftijd van de auto, het aantal gereden kilometers en de koopsom die [eiser] heeft betaald. Kennelijk zijn partijen het erover eens dat de dagwaarde van de auto
€ 22.899,28 bedraagt, waardoor bij uitkering van de dagwaarde aan [eiser] een hoger bedrag zou worden uitgekeerd dan [eiser] aan koopsom heeft betaald en dus door de diefstal op 3 maart 2010 is verarmd. Dat is juist. De kantonrechter zal de omvang van de schade aan de hand van de zojuist vermelde criteria dan ook vaststellen op € 20.500,--, te verminderen met het eigen risico van € 150,--, dus op € 20.350,--, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, te rekenen vanaf 24 augustus 2010. De kantonrechter weegt het aantal gereden kilometers niet mee, omdat hij dat aantal niet kent, maar gezien de korte tijd dat de auto onder [eiser] is geweest, namelijk 13 dagen, moet worden aangenomen dit op de totale schade een verwaarloosbaar punt is, mede gezien het feit dat de schade wordt vastgesteld onder de dagwaarde.
4.14. ASR heeft nog aangevoerd dat ook het bedrag van € 20.500,-- geen schade voor [eiser] is, omdat de auto een gestolen auto is en in het maatschappelijk verkeer geen waarde heeft. Indien die redenering zou worden gevolgd, zou [eiser] alsnog moeten ‘boeten’ voor het feit dat hij achteraf een mogelijk gestolen auto heeft gekocht, waarvoor hij een aanzienlijke, maar realistische koopsom heeft betaald, terwijl hij wel te goeder trouw was. Een dergelijke uitkomst is niet aanvaardbaar. Ook dit verweer faalt.
4.15. Voor zover ASR in de punten 42 en 43 van haar conclusie van antwoord een beroep doet op artikel 7:928 BW moet dat verweer worden verworpen. [eiser] heeft niet het risico van een gestolen auto op ASR afgewenteld. ASR heeft het risico verzekerd dat een auto die door [eiser] te goeder trouw is gekocht wordt gestolen. Er kan ook niet, en dus anders dan ASR suggereert, van uit worden gegaan dat [eiser] onjuiste mededelingen heeft verstrekt aan ASR. [eiser] wist ten tijde van het aangaan van de verzekeringsovereenkomst immers niet dat de auto was gestolen. Die (vermoedelijke) kennis heeft hij eerst na ontvangst van het rapport van CED Forensic gekregen.
4.16. Ook het verweer van ASR, dat de auto kennelijk op naam van een ander dan [eiser] was verzekerd, waarbij ASR doelt op [A], moet falen. Artikel 8 van de Bijzondere Voorwaarden (zie 2.7.3 van dit vonnis) ziet niet op een situatie als de onderhavige, maar op de situatie dat een verzekeringnemer de polis op naam van een ander zet, terwijl hij zelf de gebruikelijke bestuurder is. Dat doet zich hier niet voor, waaraan nog \moet worden toegevoegd, dat ook hier ASR er ten onrechte vanuit gaat dat [eiser] niet te goeder trouw was.
4.17. Dit alles leidt tot het eindoordeel dat de vordering van [eiser] moet worden toegewezen tot het in 4.12 genoemde bedrag, te vermeerderen met de op zichzelf door ASR niet weersproken wettelijke rente hierover vanaf 3 maart 2010.
4.18. ASR zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 90,81
- griffierecht € 166,00
- salaris gemachtigde € 800,00 (2 punten x tarief € 400,00)
Totaal € 1.056,81
5.1. veroordeelt ASR om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen € 20.500,-- met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 24 augustus 2010 tot de voldoening;
5.2. veroordeelt ASR tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.056,81 waarin begrepen € 800,-- aan salaris gemachtigde;
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4. wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Penders, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2012.