Sector handel en kanton
Handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 308319 / HA ZA 11-1250
Vonnis van 1 augustus 2012
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DRANKENGROOTHANDEL SCHEERDER BV,
gevestigd te Amersfoort,
eiseres,
advocaat mr. A.C. de Kanter te Amersfoort,
1. de stichting
STICHTING VATHORST NOW,
gevestigd te Amersfoort,
gedaagde,
advocaat mr. G.J. Boven te Leusden,
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. G.J. Boven te Leusden.
Partijen zullen hierna Scheerder en de Stichting genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 september 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 2 februari 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
De Stichting heeft op 3, 4 en 5 september 2010 een evenement georganiseerd. [gedaagde 2] is bestuurder van de Stichting. In het kader van dit evenement heeft Scheerder dranken aan de Stichting geleverd. De door haar aan de Stichting gezonde facturen heeft de Stichting gedeeltelijk onbetaald gelaten.
3. Het geschil
3.1. Scheerder vordert hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot betaling binnen een week na het vonnis van:
- een bedrag aan hoofdsom van € 16.299,65, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente, vanaf de vervaldata van de verschillende facturen;
- een bedrag van € 1.666, ter zake van buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente, vanaf 27 mei 2011;
- de proceskosten, de kosten van het beslag daaronder begrepen.
3.2. Gedaagden voeren verweer. Voor zover nodig zal de rechtbank daarop in het navolgende ingaan.
4. De beoordeling
De vordering tegen de Stichting
4.1. Scheerder legt aan haar vordering ten grondslag dat de Stichting toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen.
De Stichting heeft de gevorderde hoofdsom niet betwist, zodat deze toewijsbaar is. Ook de gevorderde wettelijke handelsrente is als niet betwist toewijsbaar.
4.2. De Stichting betwist bij antwoord de verschuldigdheid van de gevorderde incassokosten, omdat Scheerder geen aanmaningen heeft gezonden. Scheerder heeft geen aanmaningen overgelegd, noch heeft zij haar vordering op dit punt ter comparitie nader onderbouwd. De vordering is op dit punt daarom niet toewijsbaar.
4.3. De Stichting zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld:
- dagvaarding € 76,31
- griffierecht € 613,
- salaris advocaat € 904, (2,0 punten × tarief € 452,00)
totaal € 1.593,31
4.4. Scheerder vordert de Stichting te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 792,94 voor verschotten en € 452,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 452,00).
De vordering tegen [gedaagde 2]
4.5. Scheerder legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde 2] als bestuurder van de Stichting aansprakelijk is voor de voldoening van de vordering van Scheerder op grond van onrechtmatige daad. [gedaagde 2] heeft namelijk als bestuurder facturen selectief betaald (waarmee zij naar de rechtbank begrijpt bedoelt: niet uitsluitend aan Scheerder), terwijl hij expliciet had toegezegd dat Scheerder na het evenement in 2010 met voorrang zou worden voldaan, en wel boven alle andere schuldeisers. Voorts legt Scheerder aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde 2] als bestuurder zowel voor als na het evenement vele malen toezeggingen heeft gedaan dat de facturen betaald zouden worden, welke toezeggingen niet zijn nagekomen. Scheerder stelt verder dat het OBV een extra financiële injectie met betrekking tot de exploitatie van het evenement wilde doen, mits er wel door [gedaagde 2] een professioneel bestuur zou worden aangesteld. Van dit laatste is het nooit gekomen.
4.6. Ter comparitie is van de zijde van Scheerder onder meer verklaard, dat [gedaagde 2] op 30 augustus 2011 in verband met de geconstateerde budgetoverschrijding heeft gezegd: "ik sta er persoonlijk voor in". Van de zijde van [gedaagde 2] is er vervolgens ter comparitie op gewezen dat Scheerder niet aan haar vordering ter grondslag heeft gelegd dat [gedaagde 2] zich persoonlijk garant heeft gesteld, maar dat hij onrechtmatig als bestuurder heeft gehandeld. Scheerder is hierop ter comparitie niet nader ingegaan en zij heeft de grondslag van haar vordering evenmin gewijzigd of aangevuld. De rechtbank zal de vordering van Scheerder daarom uitsluitend beoordelen voor zover deze is gegrond op een door [gedaagde 2] gepleegde onrechtmatige daad.
4.7. De rechtbank overweegt voorts het volgende.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde 2] is, dat niet aan de maatstaven voor het aannemen van een onrechtmatig handelen door hem als bestuurder is voldaan. Dit verweer treft doel.
Voor een dergelijke aansprakelijkheid is op zijn minst vereist, dat een bestuurder van zijn handelen namens de rechtspersoon een ernstig persoonlijk verwijt kan worden gemaakt. Met betrekking tot eventuele betalingstoezeggingen voorafgaande aan het sluiten van de overeenkomst met Scheerder kan sprake zijn van onrechtmatig handelen indien een bestuurder een dergelijke toezegging doet in de wetenschap dat de rechtspersoon die toezegging niet zal kunnen nakomen. Met betrekking tot dit laatste heeft Scheerder echter in het geheel niets gesteld, zodat op dit punt geen aansprakelijkheid van [gedaagde 2] kan worden aangenomen. Ook overigens heeft Scheerder met betrekking tot betalingstoezeggingen voorafgaand aan de overeenkomst geen feiten gesteld die tot persoonlijke aansprakelijkheid van [gedaagde 2] kunnen leiden.
In het midden kan dus blijven of [gedaagde 2] dergelijke toezeggingen heeft gedaan (hij heeft dit namelijk ontkend).
4.8. Voor het aannemen van onrechtmatigheid op grond van eventuele betalingstoezeggingen die ná het aangaan van de overeenkomst zijn gedaan dient aan nog zwaardere eisen te worden voldaan. Scheerder heeft ten onrechte echter volstaan met te stellen dat deze toezeggingen zouden zijn gedaan, zonder aan te geven om welke reden dergelijke toezeggingen een ernstig verwijt aan [gedaagde 2] opleveren. Ook op deze grondslag is de vordering niet toewijsbaar.
4.9. Verder stelt Scheerder dat de Stichting na het evenement naast aan Scheerder nog aan één andere schuldeiser een betaling heeft gedaan, terwijl [gedaagde 2] had toegezegd dat Scheerder bij voorrang zou worden voldaan. Ook in het geval [gedaagde 2] deze toezegging zou hebben gedaan (volgens [gedaagde 2] heeft hij dit alleen toegezegd met betrekking tot geleverde wijn, en is hij deze toezegging ook nagekomen), is naar het oordeel van de rechtbank het enkele niet nakomen door de Stichting van een dergelijke toezegging slechts als onrechtmatig handelen van [gedaagde 2] aan te merken, indien hem daarvan een ernstig persoonlijk verwijt kan worden gemaakt. Scheerder heeft omtrent dit laatste echter niets gesteld, zodat de enkele omstandigheid dat de Stichting na het evenement ook aan een andere schuldeiser heeft betaald terwijl namens haar zou zijn toegezegd dat Scheerder bij voorrang zou worden voldaan, geen onrechtmatig handelen van [gedaagde 2] persoonlijk oplevert.
4.10. Ook het verwijt van Scheerder dat [gedaagde 2] zijn toezegging om ervoor zorg te dragen dat een professioneel bestuur zou worden aangesteld niet is nagekomen kan niet als een onrechtmatig handelen door [gedaagde 2] worden aangemerkt, nu Scheerder dit argument in het geheel niet nader heeft onderbouwd.
4.11. De vordering op grond van persoonlijke aansprakelijkheid van [gedaagde 2] is op grond van het voorgaande niet toewijsbaar.
4.12. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn niet toewijsbaar op grond van hetgeen met betrekking tot de vordering tegen de Stichting is overwogen.
4.13. Scheerder zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [gedaagde 2] worden veroordeeld, welke worden begroot op € 904,-- (2 punten x tarief € 452,--).
5. De beslissing
De rechtbank
in de zaak tegen de Stichting
5.1. veroordeelt de Stichting om aan Scheerder te betalen een bedrag van € 16.299,65
(zestienduizendtweehonderdnegenennegentig euro en vijfenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over het toegewezen bedrag telkens vanaf 14 dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de schuldenaar de factuur heeft ontvangen, tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt de Stichting in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 1.244,94,
5.3. veroordeelt de Stichting in de proceskosten, aan de zijde van Scheerder tot op heden begroot op € 1.593,31,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af,
in de zaak tegen [gedaagde 2]
5.6. wijst de vordering af,
5.7. veroordeelt Scheerder in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 2] tot op heden begroot op € 904,--,
5.8. verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel en in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2012.?