ECLI:NL:RBUTR:2012:BX3070

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
18 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
: 16/655618-12 [P] en 16/512497-11 (vordering tenuitvoerlegging)
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake schuldheling na woninginbraak met vordering tenuitvoerlegging

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 18 juli 2012, stond de verdachte terecht voor het ten laste gelegde feit van schuldheling. De verdachte had op 29 maart 2012 in De Meern een hoeveelheid sieraden, horloges en een spaarpot voorhanden gehad, waarvan hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze goederen door misdrijf verkregen waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden bewezen dat hij ook daadwerkelijk betrokken was bij de woninginbraak, maar dat hij wel schuldig was aan het voorhanden hebben van de gestolen goederen. De rechtbank benadrukte de impact van woninginbraken op de slachtoffers, die niet alleen materiële schade, maar ook gevoelens van onveiligheid met zich meebrengen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een cognitieve vaardigheidstraining. Tevens werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen, maar omgezet in een werkstraf van 14 uren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten, maar besloot tot een lagere straf dan door de officier van justitie was geëist.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 16/655618-12 [P] en 16/512497-11 (vordering tenuitvoerlegging)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 juli 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1993] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsman mr. E.H. Bokhorst, advocaat te Veenendaal.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 4 juli 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair (samen met anderen) een woninginbraak heeft gepleegd;
subsidiair (samen met anderen) goederen heeft geheeld.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op het volgende.
Uit de aangifte volgt dat de inbraak is gepleegd door een groepje jongeren, waarvan één een signalement heeft dat overeenkomt met het signalement van verdachte. Verdachte is kort daarna aangehouden, waarbij hij een tas met voorwerpen die bij de inbraak waren buit gemaakt, bij zich had, maar deze voor zijn aanhouding weggooide.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de woninginbraak, nu daarvoor onvoldoende bewijs voorhanden is.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Vrijspraak primaire feit
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Op het moment dat verdachte voor het eerst werd gesignaleerd door een verbalisant, bij de woning aan de Titushof in De Meern, was hij niet in het bezit van een rode tas. Kort daarna, als hij de woning weer uitrent, is dit wel het geval. Dit sluit aan bij de verklaring van verdachte dat hij in die woning de beschikking heeft gekregen over de rode tas met gestolen voorwerpen. Niet kan worden gezegd dat de door verdachte geschetste toedracht onaannemelijk is. De verklaring van aangever dat een jongen met een signalement dat overeenkomt met dat verdachte na de woninginbraak wegrende, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring voor de inbraak te komen. Het signalement is onvoldoende specifiek om daaraan substantiële belastende betekenis toe te kennen.
4.3.2 Ten aanzien van het subsidiaire feit
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen op grond van het hieronder weergegeven bewijs.
Op 29 maart 2012 was verdachte in De Meern, gemeente Utrecht, aanwezig in een woning. Verdachte had gezien dat er politie rondom deze woning was en heeft dat aan de overige aanwezigen verteld. Eén van de daar aanwezigen heeft verdachte een rode tas gegeven met spullen erin en hem gezegd dat hij deze in de sloot moest gooien. Verdachte is met deze rode tas, terwijl een politieagent achter hem aanrende, naar het water gerend dat langs de Romeinenzoom ligt. Verdachte heeft de tas in het water gegooid. De goederen in deze tas zijn getoond aan [benadeelde] die deze goederen herkende als goederen die diezelfde dag bij een inbraak waren gestolen. In deze tas zaten sieraden, een spaarpot en horloges .
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 29 maart 2012 te De Meern, gemeente Utrecht, een hoeveelheid sieraden en horloges en een spaarpot voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op: schuldheling.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur 5 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met oplegging van bijzondere voorwaarden, met een proeftijd van 3 jaren.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest, eventueel aangevuld met een voorwaardelijke gevangenisstraf, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. Verdachte is bereid mee te werken aan elektronisch toezicht, zoals ook door de reclassering wordt geadviseerd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte had voorwerpen voorhanden die kort tevoren bij een woninginbraak buit waren gemaakt. Woninginbraken veroorzaken bij de gedupeerden, naast materiële schade, veelal ook angstgevoelens en een gevoel van onveiligheid. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Voor wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op zijn strafblad d.d. 29 mei 2012. Hieruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld ter zake vermogensdelicten. Verdachte is echter niet eerder onder het volwassene strafrecht tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf veroordeeld.
De reclassering adviseert in het rapport d.d. 14 juni 2012, opgemaakt door B. Frankes, aan verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met bijzondere voorwaarden en inzet van Elektronische Controle.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk een passende en noodzakelijke straf is. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, omdat zij tot een andere bewezenverklaring komt en gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank zal als bijzondere voorwaarde aan verdachte opleggen dat hij zich dient te houden aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland.
7 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 7 dagen die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van 25 november 2011 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
Gelet echter op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zal de rechtbank verdachte in de gelegenheid stellen een werkstraf te verrichten in plaats van de opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank zal de vordering voor de duur van 7 dagen jeugddetentie omzetten in een werkstraf voor de duur van 14 uren, subsidiair 7 dagen vervangende hechtenis en de tenuitvoerlegging daarvan bevelen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 417bis van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Schuldheling:
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 (drie) maanden, waarvan 1 (een) maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen vijf werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis voor 17.00 uur meldt bij Reclassering Nederland op het adres Vivaldiplantsoen 200, 3533 JE Utrecht;
* dat verdachte zich meldt zo dikwijls de Reclassering dat nodig acht;
* dat verdachte deelneemt aan de Cognitieve vaardigheidstraining+ (CoVa+);
* dat verdachte zich laat begeleiden en (indien geïndiceerd) behandelen bij het Jeugd ACT-team van Altrecht Utrecht of een soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
* dat verdachte zich gedurende een periode van maximaal zes maanden minimaal tussen 23.00 uur en 06.00 uur op het thuisadres, Triumphperenlaan 39 te Utrecht, zal bevinden, hetgeen middels Elektronische Controle (RFID) zal worden gecontroleerd. Indien de reclassering het noodzakelijk acht om de locatie aan te passen, dan mag zij dat doen.
* dat verdachte verplicht is zich te laten toeleiden naar een zinvolle en constructieve dagbesteding, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 25 november 2011 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/512497-11) ten uitvoer zal worden gelegd, te weten 7 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat deze ten uitvoer te leggen gevangenisstraf zal worden vervangen door een werkstraf van 14 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 7 dagen.
Voorlopige hechtenis
Heft op het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Vanwersch, voorzitter, mr. R.P. den Otter en mr. N.E.M. Kranenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van D.G.W. van de Haar-Kleijer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 juli 2012.