RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Lurisnummer : [nummer]
Rekestnummer : RK 12/861
Uitspraak : 4 juni 2012
Beslissing verzoek verlof ex artikel 552p lid 2 Wetboek van Strafvordering
Beslissing van de rechtbank te Utrecht, meervoudige raadkamer voor strafzaken, naar aanleiding van het verzoek van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank ex artikel 552p lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, in het kader van een uit Noorwegen afkomstig internationaal rechtshulpverzoek, in de aldaar aanhangige strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1974] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Deze beslissing is gewezen naar aanleiding van het onderzoek in openbare raadkamer van 21 mei 2012.
Ter zitting is gehoord de officier van justitie, mr. D. Stahlie.
[verdachte] is, hoewel rechtsgeldig opgeroepen, niet verschenen.
De rechtbank heeft kennis genomen van en acht geslagen op de inhoud van het dossier, waaronder:
- een rechtshulpverzoek d.d. 20 februari 2012 van K. Sundet, procureur-generaal, strekkende tot doorzoeking ter inbeslagneming van de woning van [verdachte] op actuele adressen waar [verdachte] woont of verblijft, met het doel om naar bewijsstukken te zoeken en goederen in beslag te nemen;
- een vordering uitvoering rechtshulp conform artikel 552n van het Wetboek van Strafvordering van 9 maart 2012 van de officier van justitie, inhoudende een vordering dat de rechter-commissaris een doorzoeking ter inbeslagname zal verrichten in de woning aan de [adres] te [woonplaats], alsmede de daarbij behorende aanhorigheden, waaronder mede worden verstaan (een) kelder(s) en/of kelderbox(en);
- een proces-verbaal doorzoeking van een woning aan de [adres] te [woonplaats] d.d. 12 maart 2012, met als bijlage een lijst van in beslag genomen goederen;
- een verzoek ex artikel 552p, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering van 3 april 2012 van de officier van justitie van het Arrondissementsparket Utrecht aan de rechter-commissaris in deze rechtbank, strekkende tot de ter beschikking stelling van de in het hiervoor genoemde proces-verbaal van doorzoeking genoemde goederen aan de officier van justitie na verkregen verlof van de rechtbank;
- een verzoek ex artikel 552p, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering van
10 april 2012 van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, strekkende tot verlof om de in beslag genomen stukken van overtuiging ter beschikking te stellen aan de officier van justitie opdat deze die kan overdragen aan de verzoekende autoriteiten, met bepaling dat het verlof slechts wordt verleend onder het voorbehoud dat bij de afgifte van voormelde stukken aan de buitenlandse autoriteiten wordt bedongen dat de stukken worden terug gezonden zodra daarvan het voor de strafvordering nodige gebruik is gemaakt.
Overweging
De rechtbank stelt vast dat het rechtshulpverzoek is gegrond op het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken, het Aanvullend Protocol bij het Europese Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken, de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie en de Uitvoeringsovereenkomst van het te Schengen gesloten akkoord betreffende geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen.
De rechtbank stelt vast dat het rechtshulpverzoek is gedaan met het oog op waarheidsvinding in het kader van een strafrechtelijk onderzoek.
Blijkens het rechtshulpverzoek is artikel 162 van het Noorse Wetboek van Strafrecht van toepassing, waarop een maximale gevangenisstraf van tien jaren is gesteld.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële feiten omschreven in het rechtshulpverzoek vallen onder de Nederlandse strafbepaling van artikel 2 van de Opiumwet, waarop een maximale gevangenisstraf van acht jaren is gesteld.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde Noorse en Nederlandse artikelen in de kern hetzelfde rechtsbelang beogen te beschermen. Daarmee is voldaan aan het vereiste van dubbele strafbaarstelling.
Gelet op het hiervoor gestelde en ook overigens is niet gebleken van enige belemmering van wezenlijke aard. Het verzoek is daarom voor inwilliging vatbaar.
Artikel 552p, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is van toepassing.
BESLISSING:
De rechtbank staat het door de rechter-commissaris verzochte verlof toe in die zin dat de in het verzoek van de rechter-commissaris genoemde in beslag genomen stukken van overtuiging waar de Noorse justitiële autoriteiten in het rechtshulpverzoek om hebben verzocht, zoals vermeld in de aan deze beslissing gehechte bijlage I, aan de officier van justitie ter beschikking kunnen worden gesteld, opdat deze die kan overdragen aan de verzoekende autoriteiten. Daarbij bepaalt de rechtbank dat het verlof slechts wordt verleend onder het voorbehoud dat voormelde stukken worden teruggezonden, zodra daarvan het voor de strafvordering nodige gebruik is gemaakt.
Deze beslissing is genomen door mr. A. van Maanen, voorzitter, mr. M.S. Koppert en
mr. M.H.L. Schoenmakers, rechters, bijgestaan door mr. R. Willemsen als griffier en uitgesproken ter openbare raadkamer van deze rechtbank van 4 juni 2012.