ECLI:NL:RBUTR:2012:BX2126

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
18 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-500302-05
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege

In de zaak met parketnummer 16/500302-05 heeft de rechtbank Utrecht op 18 juni 2012 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1967, die momenteel verblijft in een kliniek. De officier van justitie had gevorderd om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, gezien de psychische problematiek van de terbeschikkinggestelde, die gediagnosticeerd is met een psychotische stoornis en zwakbegaafdheid, en daarnaast kampt met verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gehonoreerd, na te hebben overwogen dat bij beëindiging van de terbeschikkingstelling het recidiverisico hoog zou zijn. De terbeschikkinggestelde heeft onvoldoende vaardigheden om zich in de maatschappij te handhaven en er is een grote kans dat hij opnieuw een misdrijf pleegt. De rechtbank heeft ook het advies van de kliniek in overweging genomen, dat stelt dat de terbeschikkinggestelde nog niet klaar is voor een minder beveiligde setting en dat de behandeling meer tijd nodig heeft. De rechtbank heeft de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, omdat de veiligheid van anderen dat vereist. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken. De rechtbank heeft de argumenten van de raadsvrouwe verworpen, die had gepleit voor beëindiging van de terbeschikkingstelling of een kortere verlenging.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Parketnummer: 16/500302-05
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling d.d. 18 juni 2012
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[verdachte], hierna ook te noemen: de terbeschikkinggestelde,
geboren op [1967] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in de [kliniek], [adres] te [plaats],
heeft de officier van justitie de verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar gevorderd. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
1. De stukken
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
• de vordering van de officier van justitie d.d. 15 mei 2012, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling van [verdachte] met twee jaren;
• een afschrift van het vonnis van deze rechtbank van 7 juni 2005, waarbij
[verdachte] ter beschikking werd gesteld, met bevel tot verpleging van overheidswege, welke terbeschikkingstelling is ingegaan op 22 juni 2005;
• de beslissing van deze rechtbank van 15 juli 2010, waarbij de termijn van de terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd met twee jaar;
• het verlengingsadvies van Trajectum [kliniek] d.d. 4 april 2012, opgemaakt door drs. E.A.M. Terpstra, plv. hoofd van de inrichting, drs. R.S.T. de Groot, behandelverantwoordelijke, dr. R.C. Brouwers, Eerste Geneeskundige en drs. P.A. de Mon, psychiater, waarbij het advies van de zijde van de inrichting is vermeld, evenals de daarbij overgelegde wettelijke aantekeningen.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 4 juni 2012 is de officier van justitie gehoord. Tevens is de terbeschikkinggestelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouwe,
mr. E.L. Robert, advocaat te Utrecht.
Voorts is de deskundige mevrouw drs. R.S.T. de Groot gehoord.
3. Het standpunt van de inrichting
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het onder 1 genoemde rapport van [kliniek]. De deskundige, mevrouw De Groot, heeft het rapport en het advies toegelicht. Het advies strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging voor de duur van twee jaar.
4. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting haar vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar gehandhaafd.
5. Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De terbeschikkinggestelde heeft ter terechtzitting verklaard dat het goed gaat met hem en dat hij liever vrij zou zijn. De terbeschikkinggestelde begrijpt echter wel dat hij nog behandeling nodig heeft en hij zou het niet erg vinden als de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaar zou worden verlengd.
De raadsvrouwe heeft primair verzocht om de vordering van de officier van justitie af te wijzen en de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te beëindigen. De raadsvrouwe heeft hiertoe aangevoerd dat de psychische problematiek in remissie is. Haar cliënt moet eigenlijk alleen nog leren voor zichzelf op te komen en copingvaardigheden verkrijgen. Dit kan ook in een ander kader dan die van de terbeschikkingstelling. Subsidiair stelt de raadsvrouwe zich op het standpunt dat de terbeschikkingstelling moet worden verlengd voor de duur van een jaar om zicht te houden op het verloop.
6. De beoordeling
Uit het vonnis van deze rechtbank van 7 juni 2005 blijkt dat de terbeschikkinggestelde zich onder meer schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met verkrachting en met feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd (feit 1 subidiair en feit 2 subsidiair) en afpersing (feit 3).
De rechtbank overweegt ten aanzien van alle drie de feiten ambtshalve over de vraag of in dit geval al dan niet sprake is van een gemaximeerde terbeschikkingstelling het volgende:
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de bedreiging (feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair) voorafgegaan, vergezeld, of gevolgd is door niet-verbaal handelen dat naar zijn aard bedreigend was jegens de bedreigden. Blijkens de bewezenverklaring uit voornoemd vonnis was er niet alleen sprake van een verbale bedreiging, maar ging die vergezeld van het door de terbeschikkinggestelde laten zakken van zijn broek en onderbroek (feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair) en het daarbij brengen en houden van zijn penis voor de gezichten van de minderjarige bedreigden (feit 2 subsidiair) .
Het derde bewezenverklaarde feit betreft een afpersing, waarbij de de afpersing is vergezeld van geweld en / of bedreiging met geweld. De terbeschikkinggestelde heeft zich bij het plegen van dit feit niet alleen verbaal dreigend geuit, maar heeft daarbij een schroevendraaier vlak voor het gezicht van de bedreigde gehouden en heen en weer bewogen en heeft deze persoon ook geschopt.
Op grond van deze omstandigheden beoordeelt de rechtbank de bedreigingen en de afpersing als misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen als bedoeld in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht.De rechtbank is dan ook van oordeel dat er in dit geval sprake is van een niet gemaximeerde terbeschikkingstelling.
Uit het verlengingsadvies van [kliniek] blijkt dat de terbeschikkinggestelde gediagnosticeerd is met een psychotische stoornis niet anders omschreven en daarnaast met zwakbegaafdheid. Er is bovendien sprake van verslavingsproblematiek, geclassificeerd als misbruik van alcohol en cannabis in remissie.
Volgens het advies van de inrichting zou bij beëindiging van de terbeschikkingstelling het recidiverisico hoog zijn. Indien de terbeschikkingstelling zou worden beëindigd, dan is er nog niets geregeld ten aanzien van de huisvesting en dagbesteding van de terbeschikkinggestelde. Daarnaast heeft de terbeschikkinggestelde nog een grote hang naar drugs en zal de verleiding hiervan naar verwachting niet kunnen weerstaan. Zijn vaardigheden zijn ontoereikend om zich op dit moment in de maatschappij te handhaven. Zijn sociaal netwerk is onvoldoende en hij zal naar verwachting geen begeleiding accepteren. Er bestaat dan ook een hoge kans dat de terbeschikkinggestelde buiten de kaders van de terbeschikkingstelling opnieuw een misdrijf tegen de persoonlijke vrijheid of een geweldsdelict pleegt. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling wordt verlengd. Derhalve verwerpt de rechtbank het primaire verweer van de raadsvrouwe.
Volgens de toelichting van de deskundige ter zitting is het niet realistisch dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde over een jaar zover is gevorderd dat hij kan worden overgeplaatst naar een minder beveiligde setting. De behandeling van de terbeschikkinggestelde richt zich nu met name op het vlak van het aangeven van grenzen. Als hij niet op tijd aan de bel trekt, dan heeft dit tot gevolg dat de spanning zich opbouwt en dat leidt vervolgens tot agressieve ontladingen. Hiervoor moet de terbeschikkinggestelde vaardigheden leren. Mede door zijn zwakbegaafdheid zal het veel tijd kosten om hier vooruitgang in te boeken. Dit kan niet in een jaar worden afgerond. Derhalve wordt door [kliniek] geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaren. Op grond van deze prognose ziet de rechtbank geen aanleiding om de termijn van de verlenging te beperken tot één jaar, ook niet om zicht te houden op het verloop, zoals door de raadsvrouwe is aangevoerd. De rechtbank zal daarom de termijn van de maatregel met twee jaar verlengen.
Gelet op voormeld advies en gehoord hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen vereist dat de terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt verlengd.
7. Toepasselijke wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [verdachte] voor de tijd van twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mrs. M.J. Veldhuijzen en P.P.C.M. Waarts, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van der Meulen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 juni 2012.
Mr. P.P.C.M. Waarts is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.