ECLI:NL:RBUTR:2012:BX1383

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
19 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/514205-11
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proberen overvallen te plegen op drogisterijen met bedreiging

In deze strafzaak heeft de rechtbank Utrecht op 19 juni 2012 uitspraak gedaan tegen een verdachte die binnen drie dagen twee pogingen tot overvallen heeft gepleegd op drogisterijen in Amersfoort. Bij deze overvallen heeft de verdachte gedreigd met een mes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte openheid van zaken heeft gegeven en een brief heeft geschreven aan een benadeelde partij. De rechtbank heeft de feiten beoordeeld en geconcludeerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte het mes daadwerkelijk in de richting van de slachtoffers heeft bewogen. De verdachte is vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar de rechtbank achtte wel bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en afpersing. De rechtbank heeft rekening gehouden met het psychologisch onderzoek waaruit bleek dat de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 78 dagen, met een voorwaardelijke PIJ-maatregel en heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen. De rechtbank heeft ook de schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter tevens kinderrechter was. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 16/514205-11; 16/513888-10(TUL) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 juni 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1994] te [geboorteplaats] (Turkije),
wonende te [adres], [woonplaats].
Raadsvrouwe mr. B. Molleman, advocaat te Amersfoort.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 5 juni 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
op 22 november 2011 heeft geprobeerd goederen te stelen van de [bedrijf 1] drogisterij in Amersfoort en daarbij [aangever 1] heeft bedreigd met geweld
en
op 22 november 2011 heeft geprobeerd de [bedrijf 1] drogisterij in Amersfoort af te persen door [aangever 1] te bedreigen met geweld.
Feit 2:
op 25 november 2011 heeft geprobeerd goederen te stelen van [bedrijf 2] in Amersfoort en daarbij [aangever 2] heeft bedreigd met geweld
en
op 25 november 2011 heeft geprobeerd [bedrijf 2] in Amersfoort af te persen door [aangever 2] te bedreigen met geweld.
Feit 3: op 5 oktober 2011 in Amersfoort verzet heeft gepleegd tijdens zijn aanhouding tegen agenten [verbalisant 1] en [verbalisant 2].
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij onder meer op de aangiften in de dossiers en de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een integrale bewezenverklaring kan komen van de aan verdachte ten laste gelegde feiten. Hiertoe heeft de raadsvrouwe het volgende aangevoerd:
Ten aanzien van feit 1 kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte het mes in de richting van [aangever 1] heeft bewogen.
Ten aanzien van feit 2 kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte het mes tegen de hals van [aangever 2] heeft gehouden. Verdachte heeft hierover zelf verklaard dat hij het mes ter hoogte van haar hals heeft gehouden, maar niet er tegenaan.
Voor het overige heeft de raadsvrouwe aangevoerd dat alle drie de aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de volgende bewijsmiddelen:
4.3.1. De opgave van bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1
- De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 juni 2012.
- De aangifte van [aangever 1] d.d. 22 november 2011.
4.3.2. De opgave van bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2
- De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 juni 2012.
- De aangifte van [aangever 2] d.d. 25 november 2011.
4.3.3. De opgave van bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3
- De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 juni 2012.
- De bevindingen van [verbalisant 2] en [verbalisant 1] d.d. 5 oktober 2011.
- De medische verklaring betreffende [verbalisant 2] d.d. 5 oktober 2011.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 22 november 2011 te Amersfoort, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld toebehorende aan [bedrijf 1], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen van bedreiging met geweld tegen [aangever 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
en
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever 1] te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan [bedrijf 1], als volgt heeft
gehandeld:
hebbende hij, verdachte,
- een mes in de richting van die [aangever 1] bewogen en gehouden en getoond en daarbij tegen die [aangever 1] geroepen "geld, geld",
- met kracht meermalen, op het toetsenbord behorend bij de kassa geslagen en daarbij geroepen "geld, geld",
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
op 25 november 2011 te Amersfoort, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever 2] te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan [bedrijf 2], als volgt heeft gehandeld:
hebbende hij, verdachte,
- een mes, in de richting van die [aangever 2] gehouden en getoond en
- vervolgens die [aangever 2] van achteren bij de schouders vastgepakt en
- tegen die [aangever 2] geroepen gezegd "snel naar de kassa" en op het moment dat die [aangever 2] bij de kassa stond "ik weet dat je het open kan doen" en "snel, snel" en "ik weet dat je de lades open kan doen" en "is dat de sleutel, doe snel open",
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
3.
(parketnummer 16/514101-11)
hij op 5 oktober 2011 te Amersfoort, toen de aldaar dienstdoende [verbalisant 1], aspirant van
politie Utrecht, en [verbalisant 2], hoofdagent van politie Utrecht, verdachte op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en vast hadden teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van
justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten het bureau van politie, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaren hem wilden brengen en door opzettelijk te slaan met zijn armen, tengevolge waarvan die [verbalisant 1] en [verbalisant 2] enig lichamelijk letsel (schaafwond en verstuikte pols) hebben bekomen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: Eendaadse samenloop van diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en afpersing.
Feit 2: Afpersing.
Feit 3: Wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmee gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het psychiatrisch onderzoek pro justitia van 8 mei 2012 van P.M. Boeting, kinder- en jeugdpsychiater. In dit rapport wordt – onder meer – het volgende geconstateerd:
Bij betrokkene is sprake van een stoornis in middelengebruik, een gedragsstoornis en er kan gesproken worden van een zich ontwikkelende persoonlijkheidsstoornis met narcistisch en antisociale trekken en een verminderd vermogen tot doorleefde empathie en berouw. Hiervan was ook sprake ten tijde van het plegen van de hem tenlastegelegde zaken indien deze bewezen worden geacht.
Betrokkene zou voor de hem tenlastegelegde delicten als licht verminderd toerekeningsvatbaar kunnen worden aangemerkt.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van het psychologisch onderzoek pro justitia van 24 mei 2012 van deskundige drs. E.M. van Engers, orthopedagoog, GZ-psycholoog, die tot een soortgelijke conclusie komt.
De rechtbank neemt de conclusies dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van de gepleegde strafbare feit over en maakt deze tot de hare. Overeenkomstig deze conclusies kan echter niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is. Er zijn voorts ook geen andere omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen jeugddetentie voor de duur van 78 dagen met aftrek van het voorarrest en oplegging van de voorwaardelijke PIJ-maatregel met een proeftijd van twee jaren met daaraan gekoppeld de maatregel Hulp en Steun, waarvan de eerste zes maanden ITB-Plus gedurende de proeftijd, waarbij verdachte zich aan de volgende bijzondere voorwaarden dient te houden:
* verdachte moet zich houden aan de aanwijzingen van de Jeugdreclassering, ook als dat inhoudt het volgen van een behandeling bij Centrum Maliebaan B-Open met vervolgbehandeling of een hiermee vergelijkbare behandeling;
* dat verdachte deel neemt aan een agressie regulatie behandeling of een andere gedragsbeïnvloedende behandeling, voor zover dat door de Jeugdreclassering nodig wordt geacht;
* dat verdacht verplicht wordt deel te nemen aan urinecontroles op tijdstippen die de Jeugdreclassering wenselijk acht en zo lang de Jeugdreclassering dat noodzakelijk vindt.
De officier van justitie heeft voorts de dadelijke uitvoerbaarheid van de door hem geformuleerde eis gevorderd.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich aangesloten bij de eis van de officier van justitie.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft twee keer, binnen drie dagen, geprobeerd overvallen te plegen op een tweetal drogisterijen. Om deze overvallen te doen slagen heeft verdachte gedreigd met een mes,en dit mes vlakbij de hals van een medewerkster van één van de drogisterijen gehouden. Het behoeft geen uitleg dat het ondergaan van een gewapende overval als zeer traumatiserend voor de betrokkenen moet zijn geweest, nog daargelaten de situatie dat door de dader een mes bij de hals van één van de betrokkenen wordt gehouden. Verdachte heeft hier kennelijk niet bij stil gestaan en zijn eigen financiële gewin met als doel de bevrediging van zijn behoefte aan softdrugs, vooropgesteld.
Daarbij heeft verdachte eraan bijgedragen dat in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid en onrust, in het bijzonder binnen de winkelierbranche, worden versterkt.
Positief acht de rechtbank het feit dat verdachte ruimhartig openheid van zaken heeft gegeven, waarbij hij zichzelf niet heeft gespaard. Hierdoor heeft de rechtbank de indruk dat er bij verdachte sprake is van oprecht berouw. Ook vindt de rechtbank het positief dat verdachte een brief heeft geschreven naar het [bedrijf 2] ter attentie van [aangever 2], waarin hij zijn excuses heeft aangeboden. De rechtbank houdt hiermee ten voordele van verdachte rekening.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte d.d. 2 mei 2012. Hieruit volgt dat verdachte op 8 november 2010 is veroordeeld wegens een poging tot zware mishandeling tot onder andere een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren. Deze voorwaardelijke straf heeft verdachte er niet van weerhouden de bewezen verklaarde feiten te plegen.
Over verdachte zijn persoonsonderzoeken opgemaakt. De eerste rapporten zijn gemaakt toen verdachte ontkende betrokken te zijn geweest bij de ten laste gelegde feiten. Nadat verdachte openheid van zaken heeft gegeven, hebben de deskundigen wederom een onderzoek verricht en rapportage opgemaakt. Hierdoor is zowel een psychologisch als een psychiatrisch pro justitia rapport over verdachte opgemaakt. Uit de pro justitia rapportages, opgemaakt door E.M. Engers, orthopedagoog, GZ-psycholoog, en P.M. Boeting, kinder- en jeugdpsychiater, volgt dat verdachte een stoornis in middelengebruik en een gedragsstoornis heeft en er gesproken kan worden van een zich ontwikkelende persoonlijkheidsstoornis met narcistisch en antisociale trekken en een verminderd vermogen tot doorleefde empathie en berouw..Beide deskundigen adviseren de oplegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank ook acht geslagen op de inhoud van een Plan van aanpak van de Jeugdreclassering d.d. 25 mei 2012, waarin wordt geadviseerd aan verdachte een voorwaardelijke PIJ maatregel op te leggen met daaraan gekoppeld de maatregel Hulp en Steun, waarvan de eerste zes maanden ITB Plus gedurende de proeftijd. Ter zitting wordt bepleit de periode van ITB plus te verlengen tot 9 maanden. Voorts wordt in genoemd rapport aan de rechtbank in overweging gegeven als bijzondere voorwaarde op te leggen dat verdachte moet meewerken aan B-Open (in het kader van voorlichting en advies betreffende druggebruik) van Centrum Maliebaan of een soortgelijke instelling, zolang de Jeugdreclassering dit nodig acht. In het pro justitia rapport, opgemaakt door P.M. Boeting, kinder- en jeugdpsychiater, wordt gelijkluidend geadviseerd. In aanvulling op genoemd adviezen wordt in het pro justitia rapport, opgemaakt door E.M. Engers, orthopedagoog, GZ-psycholoog, een individuele behandeling gericht op het vergroten van oplossingsmethoden bij conflicten aanbevolen, waaronder agressieregulatietherapie.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van het feit en de persoon van de verdachte. Voor dadelijke uitvoerbaarheid van de op te leggen straf, ziet de rechtbank daarentegen geen aanleiding nu de feiten voor 1 april 2012 zijn gepleegd.
7. De benadeelde partijen
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 2], [verbalisant 2] en [verbalisant 1] alle drie toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft verzocht de vordering van benadeelde partij [verbalisant 1] te matigen, voor zover deze ziet op het gevorderde schadebedrag wegens de opgelopen schaafwond. Het oplopen van een schaafwond past immers binnen de werkzaamheden van de politie, aldus de raadsvrouwe.
De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 2] en [verbalisant 2] zijn begrijpelijk en komen voor toewijzing in aanmerking, aldus de raadsvrouwe.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De vordering van benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 2 ten laste gelegde feit, te weten een totaalbedrag van € 529,00 ter zake materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde schadebedrag van € 529,00 een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank zal de vordering volledig toewijzen inclusief de wettelijke rente over de gevorderde bedragen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De vordering van benadeelde partij [verbalisant 2]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 3 ten laste gelegde feit, te weten een totaalbedrag van € 408,52 ter zake materiële en immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde schadebedrag van € 133,52 dat ziet op de schadepost ‘gebruik eigen risico ziekenhuisbezoek’ een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Dit gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde schadebedrag betreffende immateriële schade, groot € 275,00 gematigd dient te worden tot een bedrag groot € 100,00. Verdachte kan tot dit bedrag aansprakelijk worden gehouden voor de gevolgen die de benadeelde partij van het bewezenverklaarde heeft ondervonden.
Derhalve zal de rechtbank de vordering toewijzen tot een bedrag van € 233,52 inclusief de wettelijke rente over dit bedrag. Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot het toegekende deel van de vordering van benadeelde partij [verbalisant 2] zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De vordering van benadeelde partij [verbalisant 1]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 3 ten laste gelegde feit, te weten een totaalbedrag van € 200,00 ter zake immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde schadebedrag betreffende immateriële schade, groot € 200,00 gematigd dient te worden tot een bedrag groot € 100,00. Verdachte kan tot dit bedrag aansprakelijk worden gehouden voor de gevolgen die de benadeelde partij van het bewezenverklaarde heeft ondervonden.
Derhalve zal de rechtbank de vordering toewijzen tot een bedrag van € 100,00 inclusief de wettelijke rente over dit bedrag. Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot het toegekende deel van de vordering van benadeelde partij [verbalisant 1] zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8. De vordering tot tenuitvoerlegging
8.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderde de op 8 november 2010 door de meervoudige strafkamer opgelegde voorwaardelijk straf van zes maanden jeugddetentie ten uitvoer te leggen in de volgende vorm:
- Omzetten van 3 maanden jeugddetentie naar een werkstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende jeugddetentie.
- De overige 3 maanden jeugddetentie omzetten in 3 maanden nachtdetentie als voorwaarde bij de ITB Plus.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft zich ten dele aangesloten bij de vordering van de officier van justitie, met dien verstande dat de raadsvrouwe gevraagd heeft de werkstraf te matigen tot 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende jeugddetentie en voor het overige de proeftijd met één jaar te verlengen.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank acht het evenwel niet passend de hele vordering ongewijzigd toe te wijzen, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het reeds ingeslagen hulpverleningstraject.
Daarom zal de rechtbank de vordering voor een deel, groot 3 maanden jeugddetentie, omzetten naar een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 90 dagen vervangende jeugddetentie. Voor de overige 3 maanden jeugddetentie zal de rechtbank de proeftijd verlengen met één jaar en als bijzondere voorwaarde toevoegen dat verdachte gedurende 3 maanden meewerkt aan ITB Plus, aansluitend ten uitvoer te leggen na afloop van de ITB Plus in de hoofdzaak.
9. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 45, 36f, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77dd, 77gg, 181, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht , zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: Eendaadse samenloop van diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en afpersing.
Feit 2: Afpersing.
Feit 3: Wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmee gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 78 (achtenzeventig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
Maatregel
- zij beveelt de voorwaardelijke plaatsing van verdachte in een inrichting voor jeugdigen, met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd in het kader van de maatregel hulp en steun moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Bureau Jeugdzorg Utrecht, waarvan de eerste 6 maanden van de proeftijd in de vorm van ITB-plus, ook als die aanwijzingen inhouden dat verdachte zal meewerken aan een behandeling bij B-Open van Centrum Maliebaan of een soortgelijke instelling en dat verdachte moet deelnemen aan een agressie regulatie training bij Centrum Maliebaan of een soortgelijke instelling;
- draagt de Jeugdreclassering op verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van € 529,00 ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 25 november 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 2] van € 233,52 ter zake van materiële en immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 5 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij [verbalisant 2] in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 1] van € 100,00 ter zake van materiële en immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 5 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij [verbalisant 1] in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen benadeelde partijen de daarbij vermelde bedragen te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen vervangende jeugddetentie:
- benadeelde partij [benadeelde 2], € 529,00, 10 dagen jeugddetentie,
- benadeelde partij [verbalisant 2], € 233,52, 4, dagen jeugddetentie,
- benadeelde partij [verbalisant 1], € 100,00, 2 dagen jeugddetentie,
- met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat van de voorwaardelijke straf van 6 (zes) maanden jeugddetentie, die bij vonnis d.d. 8 november 2010 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/513888-10, een gedeelte ten uitvoer zal worden gelegd, te weten 3 (drie) maanden jeugddetentie;
- bepaalt dat deze ten uitvoer te leggen gevangenisstraf zal worden vervangen door een werkstraf van 120 (honderdentwintig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 (negentig) dagen;
- verlengt de proeftijd voor de overige 3 (drie) maanden met één jaar en wijzigt de voorwaarden op die manier dat wordt toegevoegd als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd in het kader van de maatregel hulp en steun moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Bureau Jeugdzorg Utrecht, waarvan 3 maanden in de vorm van ITB-plus welke start op het moment dat de ITB Plus in de hoofdzaak eindigt;
Voorlopige hechtenis
- Heft het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van de dag waarop onderhavig vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.A. van Kalveen, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. E.A. Messer en mr. P.W.G. de Beer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.P. Stapel, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 juni 2012.