ECLI:NL:RBUTR:2012:BX0885

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
9 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/601230-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte veroordeeld voor opzettelijk aanwezig hebben van drugs en voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 9 juli 2012 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid drugs, waaronder amfetamine, MDMA, N-ethyl-MDA, hennep/cannabis en diazepam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een medeverdachte, betrokken was bij de productie en handel in deze stoffen. De zaak kwam aan het licht na een anonieme melding over een hennepplantage, waarna de politie de woning van de verdachte doorzocht. Tijdens deze doorzoeking werden diverse drugs en chemicaliën aangetroffen die gebruikt konden worden voor de productie van synthetische drugs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was, mede door psychische problemen, en legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en een verplichte behandeling voor ADHD. De verdachte werd vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar de rechtbank achtte de bewezenverklaring van de overige feiten voldoende onderbouwd. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de risico's die verbonden zijn aan de productie en handel in synthetische drugs, zowel voor de gezondheid van gebruikers als voor de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/601230-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 juli 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1980] te [geboorteplaats], Botswana,
wonende te [woonplaats] aan de [adres].
Raadsvrouw: mr. M.K.J. Dikkerboom, advocaat te Amersfoort.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 25 juni 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: al dan niet samen met een ander of anderen MDMA/N-ethyl-MDA/amfetamine heeft bereid/bewerkt/verwerkt/verkocht/afgeleverd/verstrekt/vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad;
Feit 2: al dan niet samen met een ander of anderen hennep/cannabis/diazepam heeft geteeld/bereid/bewerkt/verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad;
Feit 3: al dan niet samen met een ander of anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de uitvoer of productie van, of handel in amfetamine/metamfetamine/MDMA/LSD;
Feit 4: al dan niet samen met een ander of anderen een hoeveelheid mefedron heeft verkocht/afgeleverd/in voorraad gehad/ter hand gesteld.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feiten 1, 2 en 4 genoemde middelen samen met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad dan wel in voorraad heeft gehad.
De officier van justitie acht voorts het medeplegen van het onder feit 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie heeft partiële vrijspraak gevraagd van het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van de onder feit 1 genoemde middelen. De officier van justitie heeft voorts partiële vrijspraak gevraagd van het opzettelijk telen, bereiden, bewerken of verwerken van de onder feit 2 genoemde middelen. Tot slot heeft de officier van justitie partiële vrijspraak gevraagd van het opzettelijk verkopen, afleveren of ter hand stellen van het onder 4 genoemde middel.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten en heeft daartoe de hierna te noemen verweren gevoerd.
De verdediging heeft partiële vrijspraak gevraagd ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van de in feit 1 genoemde middelen, evenals het telen, bereiden, bewerken en verwerken van de onder feit 2 genoemde middelen.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het opzettelijk aanwezig hebben van de onder de feiten 1 en 2 genoemde middelen, maar acht niet bewezen dat er sprake is van medeplegen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1. De feiten
Op 19 december 2012 komt er een gedetailleerde (anonieme) melding binnen over een hennepplantage aan de [adres] te [woonplaats]. Verbalisanten gaan nog diezelfde dag ter plaatse en nadat zij door verdachte (hierna: [verdachte]) worden toegelaten tot de woning, treffen zij in de woonkamer onder meer een koffer aan met daarin een hoeveelheid pillen. In de kelder vinden zij onder meer een aantal grote vaten zonder opdruk, ambtshalve bekend als vaten waarin grondstoffen voor drugs worden verpakt. In de badkamer treffen zij onder meer een laboratoriumopstelling aan.
[verdachte] en zijn huisgenoot, medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) hebben voornoemd pand gehuurd vanaf omstreeks september 2011. [verdachte] en [medeverdachte] worden aangehouden.
Op 19 en 20 december 2011 vindt een doorzoeking van voornoemd pand plaats.
Ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde:
In voornoemd pand wordt de hierna te noemen hoeveelheid pillen en poeder aangetroffen, in beslaggenomen en bemonsterd:
- 65,92 gram roze pillen met “Mitsubishi”-teken, Spoor Identificatienummer: AADL3422NL;
- 214,06 bruin poeder, Spoor Identificatienummer: AADL3423NL;
- 719,93 gram lichtbruin poeder in blauw/witkleurige capsules, Spoor Identificatienummer AAEK7034NL;
- 183,27 gram hardroze pillen met “Mitsubishi”-teken, Spoor Identificatienummer AAEK7014NL en 65,36 gram soortgelijke roze pillen met “Mitsubishi”- teken;
- 0,61 gram lichtblauwe pillen met “Mitsubishi”-teken, Spoor Identificatienummer AAEK7015NL.
Het totaalgewicht van voornoemde pillen en voornoemd poeder is 1.149,15 gram.
De monsters met de hiervoor genoemde Spoor Identificatienummers zijn door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) onderzocht. Door het NFI is vastgesteld dat deze monsters (onder meer) amfetamine en MDMA bevatten, middelen die staan vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voorts is in voornoemd pand aangetroffen, inbeslaggenomen en bemonsterd:
- 10,70 gram blauwe pillen, Spoor Identificatienummer AAEK7038NL;
- 32,12 gram oranje pillen, Spoor Identificatienummer AAEK7040NL;
- 3,62 gram blauwe pillen, Spoor Identificatienummer AAEK7016NL;
- 1,31 gram groene pillen, Spoor Identificatienummer AAEK7020NL;
- een rondbodemkolf, inhoud 3 liter, voor ½ gevuld, Spoor Identificatienummer AACB7601NL;
- een jerrycan, inhoud 5 liter, geheel gevuld met vloeistof, Spoor Identificatienummer AACB7602NL.
Het totaalgewicht dan wel volume van voornoemde pillen en vloeistoffen is 49,75 gram en
6,5 liter. De monsters met de hiervoor genoemde Spoor Identificatienummers zijn door het NFI onderzocht. Het NFI stelde vast dat deze monsters (onder meer) MDMA bevatten, een middel dat staat vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Daarnaast treft de politie 4,88 gram bruin/crèmekleurig poeder aan
(Spoor Identificatienummer AAEK7051). Een monster van dit poeder is door het NFI onderzocht. Het NFI stelde vast dat dit monster N-ethyl-MDA en MDMA bevat, middelen die staan vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voorts wordt in voornoemd pand aangetroffen, inbeslaggenomen en bemonsterd:
- 1,50 gram vleeskleurige pillen met “Mitsubishi”- teken, Spoor Identificatienummer AAEK7017NL);
- 0,69 gram wikkels met als inhoud wit poeder, Spoor Identificatienummer AAEK7018NL;
- 0,50 gram crèmekleurig poeder, Spoor Identificatienummer AACB7605NL.
- een jerrycan, inhoud 25 liter, voor 1/3 gevuld met kleurloze vloeistof met bruine olieachtige drijflaag, Spoor Identificatienummer AACB7589NL.
Het totaalgewicht dan wel volume van voornoemde pillen, wikkels, poeders en vloeistoffen is 2,69 gram en 8 liter. De monsters met de hiervoor genoemde Spoor Identificatienummers zijn door het NFI onderzocht. Door het NFI is vastgesteld dat deze monsters (onder meer) amfetamine bevatten, dat staat vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Bewijsoverweging
Anders dan de raadsvrouw acht de rechtbank het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van voornoemde middelen bewezen. Voornoemde middelen zijn voor het overgrote deel aangetroffen in de woonkamer, die door [verdachte] en [medeverdachte] gezamenlijk werd gebruikt en in de slaapkamer op de begane grond, die door [medeverdachte] werd gebruikt als computerkamer. [verdachte] heeft het opzettelijk aanwezig hebben van een deel van voornoemde middelen erkend en [medeverdachte] verklaarde op zijn beurt dat een deel van de aangetroffen pillen zijn eigendom is. [medeverdachte] verklaarde voorts dat hij ook wel eens amfetamine en MDMA gebruikte van [verdachte] uit een zilveren koffertje dat in de woonkamer stond en waaruit een deel van de genoemde middelen afkomstig is. [verdachte] was hiervan op de hoogte. [medeverdachte] heeft bevestigd dat hij in de woning chemicaliën heeft gezien. Uit de verklaring van [verdachte] volgt dat hij en [medeverdachte] beiden geïnteresseerd waren in het gebruik van verschillende soorten drugs en hier samen over spraken. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat zowel [verdachte] als [medeverdachte] zich - in mindere of meerdere mate - bewust waren van de aanwezigheid van de onder feit 1 tenlastegelegde middelen en hierover beiden een zekere beschikkingsmacht hadden. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking en acht het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van de onder feit 1 tenlastegelegde middelen bewezen.
[verdachte] heeft verklaard dat hij met de destillatieopstelling in de badkamer meerdere experimenten heeft uitgevoerd met chemicaliën in een poging BMP en PMK te maken. Uit onderzoek volgt dat in de vacuümdestillatieopstelling die is aangetroffen MDMA is bewerkt. De rechtbank heeft onvoldoende aanknopingspunten gevonden voor betrokkenheid van [medeverdachte] bij het bewerken van MDMA.
De rechtbank acht gezien het voorgaande bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het bewerken van MDMA, met dien verstande dat hij dit feit alleen heeft gepleegd.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat niet bewezen kan worden verklaard dat [verdachte] de onder feit 1 genoemde middelen heeft bereid, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt of vervoerd. De rechtbank zal hem derhalve partieel vrijspreken van dat deel van de tenlastelegging.
Ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde:
Bij voornoemde doorzoeking is voorts aangetroffen, inbeslaggenomen en bemonsterd:
- 253,22 geperste bruine substantie;
- 8,20 gram bruinkleurige brokjes in 2 potjes;
- 8,88 gram bruine vettige vaste substantie in 2 potjes;
- 104,65 gram gedroogde takken;
- 128,50 gram plantentoppen.
Voornoemde substanties en brokjes zijn door verbalisanten herkend als hasjiesj.
Voornoemde gedroogde takken en plantentoppen zijn door verbalisanten herkend als materiaal van het geslacht cannabis, beter bekend als hennep. De M.M.C. International BV cannabis test (hierna: MMC-test) die is uitgevoerd, gaf een positieve reactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj. In totaal gaat het om 503,45 gram.
Voorts wordt in voornoemd pand aangetroffen, in beslaggenomen en bemonsterd:
- 432,47 gram wit poeder, Spoor Identificatienummer AAEK7045NL;
- 15,54 gram wit poeder, Spoor Identificatienummer AAEK7012NL.
Het totaalgewicht voornoemd wit poeder is 448,01 gram. De monsters met de hiervoor genoemde Spoor Identificatienummers zijn door het NFI onderzocht. Door het NFI is vastgesteld dat deze monsters (onder meer) diazepam bevatten.
Diazepam is een middel dat is opgenomen in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Bewijsoverweging
Anders dan de raadsvrouw acht de rechtbank het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van de aangetroffen hennep/cannabis bewezen. Deze middelen zijn aangetroffen in de woonkamer, die door [verdachte] en [medeverdachte] gezamenlijk werd gebruikt en in de slaapkamer op de begane grond, die door [medeverdachte] werd gebruikt als computerkamer.
[verdachte] heeft erkend dat in de in de woonkamer aangetroffen hennep/cannabis van hem is en verklaarde dat de in de slaapkamer op de begane grond aangetroffen hennep/cannabis niet van hem is, maar van [medeverdachte]. Uit de verklaring van [verdachte] volgt dat hij en [medeverdachte] beiden geïnteresseerd waren in het gebruik van verschillende soorten drugs en hier samen over spraken.
Gezien voorgaande feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een nauwe en bewuste samenwerking en kan het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van de in de tenlastelegging genoemde hennep/cannabis bewezen worden.
[verdachte] heeft erkend dat de aangetroffen diazepam zijn eigendom is.
De rechtbank heeft, mede gelet op de andersoortige aard van dit middel, onvoldoende aanknopingspunten gevonden voor een eventuele betrokkenheid van [medeverdachte] bij het opzettelijk aanwezig hebben van dit middel.
De rechtbank acht, gezien het voorgaande, bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van diazepam, met dien verstande dat hij dit feit alleen heeft gepleegd.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat niet bewezen kan worden verklaard dat [verdachte] de onder feit 2 genoemde hennep/cannabis heeft geteeld, bereid, bewerkt of verwerkt. De rechtbank acht evenmin bewezen dat [verdachte] de onder feit 2 genoemde diazepam heeft bereid, bewerkt of verwerkt.
De rechtbank zal hem derhalve partieel vrijspreken van dat deel van de tenlastelegging.
Ten aanzien van het onder feit 3 tenlastegelegde:
Tijdens voornoemde doorzoeking worden voorts aangetroffen en inbeslaggenomen:
- chemicaliën, waaronder a-fenylacetonitril (APAAN), benzylmethylketon (BMK), piperonylmethylketon (PMK), zwavelzuur, agroclavine, elymoclavine, fosforzuur, zoutzuur en aceton;
- laboratoriumglaswerk, laboratoriumapparatuur (waaronder buisjes/ampullen, een vacuümdestillatieopstelling, rondbodemkolven, scheitrechters, spiraalkoelers, druppeltrechters, drukhouders, een sterilisatieketel en maatbekers;
- documenten met beschrijvingen van productieprocessen van synthetische drugs;
- ongebruikte vellen met bedrukte etiketten met teksten als “Lucy” (straattaal voor LSD) en “Luudes” (straattaal voor methaqualon) en “M1” (straattaal voor MDMA).
De aangetroffen agroclavine en elymoclavine kunnen worden omgezet in lyserginezuur, een precursus voor de vergadering van LSD. Uit a-fenylacetonitril kan met zwavelzuur de stof BMK worden vervaardigd, zijnde de grondstof voor onder meer amfetamine en metamfetamine. Fosforzuur kan bij voornoemde bereiding in plaats van zwavelzuur gebruikt worden en is daarnaast een stof dat gebruikt kan worden bij de omzetting van olieachtige MDMA- of amfetaminebase in een poeder.
[verdachte] heeft verklaard dat hij een deel van voornoemde chemicaliën voor een derde heeft opgeslagen. Een ander deel heeft hij besteld om hiermee, met behulp van voornoemde laboratoriumapparatuur, MDMA of amfetamine te produceren. Hij heeft voorts verklaard dat deze productie (deels) voor de handel bestemd was. De voor de productie benodigde documenten met beschrijvingen van productieprocessen had hij daartoe van het internet gedownload.
Omdat zijn leverancier hem andere dan de door hem bestelde chemicaliën leverde, is [verdachte] er, zo verklaarde hij, ondanks diverse pogingen daartoe, niet in geslaagd om MDMA dan wel amfetamine te produceren.
Bewijsoverweging
Anders dan de verdediging acht de rechtbank op grond van het bovenstaande bewezen dat [verdachte] voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet heeft verricht voor de productie van en handel in amfetamine, metamfetamine, MDMA en LSD. [verdachte] heeft zijn verklaring dat de productie (deels) voor de handel bestemd was weliswaar ter terechtzitting herroepen met het betoog dat hij dit in strijd met de werkelijkheid erkend heeft op advies van zijn voormalig raadsman, maar de rechtbank acht dit betoog zo onwaarschijnlijk, dat zij hieraan voorbij gaat. De rechtbank gaat derhalve uit van de verklaring die [verdachte] bij de politie heeft afgelegd. De aangetroffen etiketten vormen eveneens een aanwijzing dat die verklaring de juiste is.
Een exacte datum waarop [verdachte] is begonnen met het verrichten van deze voorbereidingshandelingen valt niet vast te stellen. De rechtbank zal ten aanzien van deze periode aansluiten bij de datum waarop [verdachte] het betreffende pand heeft betrokken, te weten in september 2011. Voor betrokkenheid van [medeverdachte] bij dit feit heeft de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten gevonden, zodat bewezen zal worden verklaard dat [verdachte] dit feit alleen heeft gepleegd.
Ten aanzien van het onder feit 4 tenlastegelegde:
Tot slot wordt in de woning een hoeveelheid van 1.961,05 gram aan poeder (in capsules) aangetroffen en inbeslaggenomen. Dit poeder is bemonsterd en door het NFI onderzocht. Gebleken is dat het monster het geneesmiddel Mefedron bevat.
Er is geen handelsvergunning verleend voor Mefedron.
Vrijspraak
De rechtbank heeft onvoldoende aanknopingspunten gevonden voor het verkopen, afleveren of ter hand stellen van voornoemd geneesmiddel door [verdachte]. De rechtbank zal [verdachte] derhalve om die reden partieel vrijspreken van dat deel van de tenlastelegging.
Ten aanzien van het in voorraad hebben van de hoeveelheid Mefedron overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de Memorie van Toelichting op de Geneesmiddelenwet blijkt dat uit het voorschrift zoals thans opgenomen in het tweede lid van art. 40 (toen genummerd als tweede lid van art. 31, MvT, Kamerstukken II 2003/04, 29 359, p. 51) voortvloeit dat het een ieder (fabrikanten, groothandelaren en andere (rechts)personen) is verboden geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning geldt, te verhandelen, dat wil zeggen te verkopen, in te voeren, door te leveren etc., in feite elke (rechts)handeling die in het economisch verkeer voorkomt.
De Geneesmiddelenwet bevat geen concrete definitie van het “in voorraad hebben”, de parlementaire geschiedenis biedt evenmin uitsluitsel over de precieze betekenis van dit delictsbestanddeel. In de voorloper van de Geneesmiddelenwet, te weten de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening was in art. 3, lid 4, een vergelijkbaar verbod opgenomen om een ongeregistreerd geneesmiddel ter aflevering in voorraad te hebben.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen en gezien de Memorie van Toelichting, is de rechtbank van oordeel dat het verhandelverbod van art. 40 van de Geneesmiddelenwet zich toespitst op bedrijfsmatige activiteiten. Het “in voorraad” hebben strekt er dan toe om het vervolgens te verkopen, af te leveren, ter hand te stellen of in te voeren. Redelijke wetsuitleg brengt dan met zich dat het bestanddeel “in voorraad hebben” in de Geneesmiddelenwet moet worden begrepen als “in voorraad hebben ter verhandeling”.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet vast komen te staan dat [verdachte] de betreffende capsules verhandelde of daartoe in voorraad had.
Gezien het voorgaande dient [verdachte] tevens partieel te worden vrijgesproken van het “in voorraad hebben” van het geneesmiddel Meferon, hetgeen leidt tot een integrale vrijspraak van het onder feit 4 tenlastegelegde.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte]:
1:
op tijdstippen in de periode van 1 september 2011 tot en met 19 december 2011 te Amersfoort,
tezamen en in vereniging met een ander telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand gelegen aan de [adres]
- een hoeveelheid van in totaal 1.149,15 gram (hard)roze/lichtblauwe pillen en (lichtbruin) poeder in blauw/witkleurige capsules bevattende (onder meer) amfetamine en MDMA,
- een hoeveelheid van in totaal 49,75 gram blauw/oranje/groene pillen en 6,5 liter vloeistof in jerrycans bevattende (onder meer) MDMA,
- een hoeveelheid vleeskleurige pillen/wikkels en crèmekleurig poeder en 6 liter kleurloze vloeistof met bruine olieachtige drijflaag, bevattende (onder meer) amfetamine,
en
telkens opzettelijk heeft bewerkt in een pand gelegen aan de [adres]
- een hoeveelheid van in totaal 1.149,15 gram (hard)roze/lichtblauwe pillen en (lichtbruin) poeder in blauw/witkleurige capsules bevattende (onder meer) amfetamine en MDMA,
- een hoeveelheid van in totaal 49,75 gram blauw/oranje/groene pillen en 6,5 liter vloeistof in jerrycans bevattende (onder meer) MDMA,
- een hoeveelheid vleeskleurige pillen/wikkels en crèmekleurig poeder en 6 liter kleurloze vloeistof met bruine olieachtige drijflaag, bevattende (onder meer) amfetamine,
zijnde amfetamine en MDMA en N-Ethyl-MDA, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2:
op tijdstippen in de periode van 1 september 2011 tot en met 19 december 2011 te Amersfoort,
tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand gelegen aan de [adres]
- een hoeveelheid van in totaal 503,45 gram henneptoppen en henneptakken en een bruine geperste/vaste substantie/brokjes bevattende cannabis,
en
opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand gelegen aan de [adres]
- een hoeveelheid van in totaal 448,01 gram wit poeder bevattende diazepam,
zijnde hennep/cannabis en diazepam, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3:
op tijdstippen in de periode van 1 september 2011 tot en met 19 december 2011 te Amersfoort, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervaardigen hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA en/of LSD, telkens zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden telkens:
- zich gelegenheid en middelen en inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen en
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten, hebbende hij verdachte, telkens opzettelijk daartoe meermalen:
- chemicaliën (waaronder a-fenylacetonitril (APAAN), en benzylmethylketon (BMK) en piperonylmethylketon (PMK) en zwavelzuur en agroclavine en elymoclavine en fosforzuur besteld en/of opgeslagen en/of voorhanden gehad en
- laboratoriumglaswerk en laboratoriumapparatuur (waaronder buisjes/ampullen en een vacuümdestillatieopstelling en rondbodemkolven en scheitrechters en spiraalkoelers en druppeltrechters en drughouders en sterilisatieketel en maatbekers en andere apparatuur ten behoeve van de productie van synthetische drugs voorhanden gehad;
- ongebruikte vellen met bedrukte etiketten met teksten als “Lucy”, “Luudes”en “M1” voorhanden gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
Feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 3: een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het Pro Justitia rapport d.d. 3 mei 2012, dat is uitgebracht door C. Jonker. In dit rapport wordt geconcludeerd dat bij verdachte geen sprake is van hersenorganisch lijden, ook niet ten tijde van het tenlastegelegde en zijn gedrag hierdoor derhalve niet beïnvloed is.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van het Pro Justitia rapport d.d. 21 mei 2012, dat is uitgebracht door I. Maksimovic, psychiater. In dit rapport wordt geconcludeerd dat verdachte lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van ADHD, een angststoornis NAO, afhankelijkheid van verschillende middelen, een stoornis in de schriftelijke uitdrukkingsvaardigheden en een leesstoornis. Voorts zijn er aanwijzingen voor het bestaan van een stoornis uit het autisme spectrum.
Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde waren deze stoornissen bij verdachte aanwezig en beïnvloedden zijn gedragingen en gedragskeuzes zodanig dat die mede daaruit verklaard kunnen worden. Geadviseerd wordt om verdachte op grond daarvan als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen ten tijde van het tenlastegelegde.
De rechtbank maakt de conclusie van de deskundigen tot de hare.
De rechtbank constateert dat uit de rapportage of anderszins niet is gebleken van een omstandigheid die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen: een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, onder de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht, een meldingsgebod en een ambulante behandeling voor ADHD.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat, nu verdachte na zijn aanhouding niet is voorgeleid aan een hulpofficier van justitie en er geen bevel ophouden voor onderzoek is gegeven, sprake is geweest van een onherstelbaar vormverzuim, dat zou moeten leiden tot strafvermindering.
De verdediging heeft daarnaast een aantal persoonlijke omstandigheden genoemd en heeft de rechtbank verzocht hiermee rekening te houden bij het bepalen van de strafmaat.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich al dan niet samen met een ander schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid materialen bevattende amfetamine, MDMA, N-ethyl-MDA, hennep/cannabis en diazepam en het voorhanden hebben van chemicaliën en voorwerpen ter voorbereiding van de productie van en/of handel in amfetamine, metamfetamine, MDMA en LSD.
De rechtbank acht de bewezen verklaarde feiten ernstig. Los van de gevaren die het voorhanden hebben en bereiden van dergelijke materialen hebben, is het algemeen bekend dat synthetische drugs grote gezondheidsrisico’s meebrengen voor de gebruikers, waaronder de mogelijkheid van blijvende schade aan het centrale zenuwstelsel en psychiatrische stoornissen. Verder brengt de productie van synthetische drugs schade aan het milieu toe, veroorzaakt door dumpingen van de bij de productie vrijkomende chemische afvalstoffen in het riool of elders. Ook is er sprake van gevaar voor brand, ontploffing en het vrijkomen van giftige stoffen. Dit gevaar doet zich in het bijzonder gelden bij laboratoria, zoals ook hier het geval is. De productie van synthetische drugs moet dan ook krachtig worden bestreden. Daarnaast heeft verdachte heeft zich kennelijk mede ingelaten met deze criminele activiteiten om in de toekomst extra inkomsten te verwerven, zonder daarbij rekening te houden met de mogelijk negatieve gevolgen voor anderen.
De rechtbank neemt bij de strafoplegging - gelet op het onder 5.2 genoemde rapport van psychiater I. Maksimovic - in aanmerking dat het bewezenverklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank heeft wat betreft de persoon van verdachte gelet op de inhoud van een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 17 februari 2012, waaruit blijkt dat verdachte eerder, in 2002, is veroordeeld wegens drugsbezit.
De rechtbank heeft voorts gelet op een hem betreffende reclasseringsrapportage d.d.
3 juni 2012, opgemaakt door reclasseringswerker A. van der Hek. Deze rapporteur schat het recidiverisico hoog in en adviseert aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, gekoppeld aan de volgende bijzondere voorwaarden: verplicht reclasseringscontact, een meldingsgebod en een verplichte ambulante (forensische) behandeling voor ADHD.
Dit komt overeen met hetgeen voornoemde psychiater in het hiervoor aangehaalde rapport heeft geadviseerd.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er, nu verdachte na zijn aanhouding niet is voorgeleid aan een hulpofficier en er geen bevel ophouden voor verhoor is gegeven, sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat, rekening houdend met het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt, kan worden volstaan met de enkele constatering van het verzuim.
Gelet op het voorgaande en gelet op het feit dat de rechtbank verdachte, anders dan door de officier van justitie is gevorderd, vrijspreekt van het onder 4 ten laste gelegde feit, is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf te hoog is.
Alles overziende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren passend.
Aangezien de rechtbank, met het oog op vermindering van het recidiverisico, begeleiding door de reclassering en een behandeling van verdachte noodzakelijk acht, zal de rechtbank tevens de geadviseerde bijzondere voorwaarden, zoals voornoemd, opleggen.
De rechtbank hoopt dat verdachte door het opleggen van voornoemde voorwaardelijke straf ervan wordt weerhouden opnieuw soortgelijke strafbare feiten te begaan.
7 Het beslag
7.1 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerp niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 10, 10a en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 4 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 3:
een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering. Daartoe moet verdachte zich zo spoedig mogelijk melden bij Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering Amsterdam op het adres Weesperzijde 70 (1091 EH) te Amsterdam. Hierna moet hij zich gedurende door Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering dat nodig acht;
* dat verdachte mee zal werken aan een (forensische) ambulante behandeling voor ADHD;
* draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- een zwarte Samsung 150 computer;
- een zwarte Apple Ipad;
- een zwarte Hewlet Packet computer;
- een meerkleurige stofzuiger;
- een mobiele telefoon van het merk Alcatel;
- 4 mobiele telefoons van het merk Nokia;
- een mobiele telefoon van het merk Blackberry;
- 2 mobiele telefoons van het merk Samsung;
- een fototoestel van het merk Panasonic;
- een fototoestel van het merk Olympus;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Koppert, voorzitter, mr. A. van Maanen en
mr. C.A.M. van Straalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A. Groenevelt-Timmer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 juli 2012.