ECLI:NL:RBUTR:2012:BX0653

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
25 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
311543 - HA ZA 11-1571
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en aansprakelijkheid in faillissement van Leeftrends Utrecht

In deze zaak heeft de rechtbank Utrecht op 25 april 2012 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarbij de curator van Leeftrends Utrecht, die in faillissement verkeert, vorderingen heeft ingesteld tegen Leeftrends Beheer en Wefab Holding. De curator vorderde onder andere dat Leeftrends Beheer zou worden veroordeeld tot betaling van € 49.000,- ter nakoming van haar verplichtingen op basis van artikel 2:191 BW, en dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zouden worden gesteld voor de crediteurenlast van Leeftrends Utrecht, die voorlopig is begroot op € 1.823.716,71. De rechtbank heeft vastgesteld dat Leeftrends Utrecht op 22 augustus 2008 is opgericht door Leeftrends Beheer, en dat er bij de oprichting een bedrag van € 50.000,- is gestort als aandelenkapitaal. Echter, de curator stelde dat van dit bedrag € 49.000,- vrijwel direct is doorbetaald aan Leeftrends Houten, waardoor de volstorting niet daadwerkelijk zou hebben plaatsgevonden. De rechtbank heeft de stellingen van de curator beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende bewijs is dat de aandelen bij oprichting daadwerkelijk zijn volgestort. De vorderingen van de curator zijn afgewezen, en de curator is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 9.951,00. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit vier rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handel en kanton
Handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 311543 / HA ZA 11-1571
Vonnis van 25 april 2012
in de zaak van
CORINE ALETTA SCHREUDER
in hoedanigheid van curator in het faillissement van Leeftrends Utrecht The Wall B.V. (hierna te noemen: Leeftrends Utrecht),
wonende te Utrecht,
eiseres,
advocaat mr. A.L. Dorland te Utrecht,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEEFTRENDS BEHEER B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WEFAB HOLDING B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
3. [gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. E.E.A. Dijxhoorn te Amersfoort.
Eiseres zal hierna de curator worden genoemd. Gedaagden zullen afzonderlijk worden aangeduid als Leeftrends Beheer, Wefab en [gedaagde sub 3] en gezamenlijk als gedaagden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 november 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 6 maart 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Bij vonnis van 3 mei 2011 heeft de rechtbank Utrecht Leeftrends Utrecht in staat van faillissement verklaard met aanstelling van mr. C.A. Schreuder tot curator.
2.2. Leeftrends Utrecht is opgericht op 22 augustus 2008 door Leeftrends Beheer, van welke vennootschap Wefab bestuurder en enig aandeelhouder is. [gedaagde sub 3] is enig aandeelhouder en bestuurder van Wefab. Het geplaatste kapitaal ten tijde van de oprichting bedroeg € 50.000,-.
2.3. Leeftrends Utrecht exploiteerde een woonwinkel in meubelen, woonaccessoires en aanverwante artikelen. Een van de andere dochtervennootschappen van Leeftrends Beheer, Leeftrends Houten B.V. (hierna: Leeftrends Houten), exploiteerde een woonwinkel in Houten.
2.4. Op 20 augustus 2008 is door Leeftrends Beheer (toen nog genaamd: Wefab Almere-Stad B.V.) op de rekening van Leeftrends Utrecht een bedrag van € 50.000,- voldaan met de omschrijving “aandelenkapitaal”.
2.5. De bankverklaring van de Rabobank te Almere d.d. 21 augustus 2008 vermeldt dat de door Leeftrends Utrecht aangehouden bankrekening per die datum een creditsaldo had van € 50.000,-.
2.6. Op 2 september 2008 is door Leeftrends Utrecht een bedrag van € 49.000,- overgemaakt aan Leeftrends Houten. Deze betaling vond plaats onder de noemer “interne overboeking Leeftrends Houten”.
2.7. Een rekening-courantoverzicht opgesteld door Leeftrends Utrecht betreffende de rekening-courantverhouding tussen Leeftrends Utrecht en Leeftrends Houten vermeldt aan de debetzijde een post van € 49.000,- per 1 januari 2009 met als omschrijving “interne ob leeftrends houten” en aan de creditzijde, over de periode 4 augustus 2009 tot en met 31 december 2009, zevenennegentig posten voor een totaalbedrag van € 12.189,- met diverse omschrijvingen (o.a. “praxis” en “gamma”).
2.8. Door de curator zijn diverse conservatoire beslagen gelegd ten laste van gedaagden.
3. Het geschil
3.1. De curator vordert – samengevat – dat de rechtbank:
1. Leeftrends Beheer zal veroordelen tot betaling van € 49.000,- ter nakoming van haar verplichtingen ex artikel 2:191 BW,
2. voor recht zal verklaren dat gedaagden jegens de curator hoofdelijk aansprakelijk zijn ex artikel 2:180 lid 2 BW voor elke tijdens het bestuur verrichte rechtshandeling waardoor Leeftrends Utrecht is verbonden en
3. gedaagden hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van het bedrag van de crediteurenlast in de boedel van Leeftrends Utrecht, voorlopig begroot op € 1.823.716,71, voor zover deze vorderingen van de crediteuren niet kunnen worden voldaan door vereffening van de baten van Leeftrends Utrecht,
dit alles te vermeerderen met rente en kosten.
3.2. Gedaagden voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De curator legt aan haar vorderingen ten grondslag de stelling dat de aandelen in Leeftrends Utrecht bij haar oprichting niet daadwerkelijk door Leeftrends Beheer zijn volgestort, omdat van het onder de noemer “aandelenkapitaal” door Leeftrends Beheer op de rekening van Leeftrends Utrecht gestorte bedrag van € 50.000,- een bedrag van
€ 49.000,- vrijwel meteen is doorbetaald aan Leeftrends Houten. Dit laatste bedrag heeft derhalve niet reëel ter beschikking gestaan van Leeftrends Utrecht, aldus de curator.
Ter comparitie heeft de curator hieraan toegevoegd dat een schriftelijke overeenkomst van geldlening ontbreekt, zodat uit niets blijkt dat de betaling door Leeftrends Utrecht aan Leeftrends Houten een geldlening was. En als het al een geldlening was, dan is deze niet op zakelijke voorwaarden gesloten, aldus, nog steeds, de curator.
4.2. Hiertegenover stellen gedaagden dat het bedrag dat met de volstorting is gemoeid (€ 50.000,-) wel degelijk ten tijde van haar oprichting aan Leeftrends Utrecht ter beschikking heeft gestaan, zodat het standpunt van de curator dat geen volstorting als bedoeld in artikel 2:191 BW heeft plaatsgevonden, dient te worden verworpen. Gedaagden voeren daartoe aan dat het geld door Leeftrends Utrecht is uitgeleend aan haar zustervennootschap omdat die behoefte had aan liquide middelen, terwijl Leeftrends Utrecht zelf op dat moment geen geld nodig had vanwege het feit dat de nieuwbouw, waarin zij haar woonwinkel zou exploiteren, vertraging had opgelopen. Door het uitlenen van voornoemd bedrag ontstond een even grote vordering van Leeftrends Utrecht op Leeftrends Houten. Een en ander blijkt uit het overgelegde rekening-courant overzicht. De daarin genoemde bedragen aan de creditzijde zijn kosten, die Leeftrends Houten een jaar later heeft voorgeschoten ten behoeve van de inrichting van Leeftrends Utrecht, aldus gedaagden.
4.3. In beginsel geldt dat indien het op de aandelen gestorte geld is uitgeleend aan Leeftrends Houten, zulks de rechtsgeldigheid van de storting niet aantast, ook niet als dit direct na de volstorting is gebeurd. Dit zou anders zijn indien de kapitaalstorting als schijnhandeling zou zijn te kwalificeren, bijvoorbeeld indien reeds voorafgaand aan de storting en oprichting de bedoeling was om de kapitaalstorting door te sluizen zonder reëel vooruitzicht op terugbetaling. Dat van een dergelijke schijnhandeling sprake is, volgt in ieder geval niet uit de enkele stelling van de curator dat de eventueel overeengekomen geldlening niet op zakelijke voorwaarden is gesloten (wat daarmee ook wordt bedoeld).
Ook overigens is niet gebleken dat reeds voorafgaand aan de storting en oprichting de bedoeling was om de kapitaalstorting door te sluizen zonder reëel vooruitzicht op terugbetaling. Het tegendeel is eerder aannemelijk, gegeven dat gedaagden voor de financiering van zustermaatschappij Leeftrends Houten een genoegzaam aannemelijke zakelijke ratio hebben genoemd, terwijl Leeftrends Houten kennelijk – blijkens het rekening-courantoverzicht – ter gelegenheid van het operationeel opstarten van Leeftrends Utrecht, een aanvang heeft gemaakt met terugbetaling van deze financiering door middel van het betalen van diverse aan Leeftrends Utrecht toe te rekenen kosten, en verrekening daarvan in rekening-courant. Nu genoegzaam is aangetoond dat aan de betaling door Leeftrends Utrecht aan Leeftrends Houten een reële overeenkomst van geldlening ten grondslag ligt, aan welke conclusie niet afdoet dat deze overeenkomst niet is neergelegd in een ander schriftelijk stuk dan het rekening-courantoverzicht, is de slotsom dat de aandelen in Leeftrends Utrecht bij haar oprichting door Leeftrends Beheer zijn volgestort. De vorderingen zullen derhalve worden afgewezen.
4.4. De curator zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagden worden begroot op:
- griffierecht € 3.529,00
- salaris advocaat 6.422,00 (2,0 punten × tarief € 3.211,00)
Totaal € 9.951,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt de curator in de proceskosten, aan de zijde van gedaagden tot op heden begroot op € 9.951,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. veroordeelt de curator, indien niet binnen veertien dagen na vandaag vrijwillig volledig aan dit vonnis wordt voldaan, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- EUR 131,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
- te vermeerderen, indien de curator niet binnen veertien dagen na aanschrijving door gedaagden aan het vonnis heeft voldaan en vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van EUR 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na voormelde aanschrijving tot de dag van volledige betaling,
5.4. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Frieling, mr. G.A. Bos en mr. D.M. Staal en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2012.