ECLI:NL:RBUTR:2012:BX0535

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
25 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600231-11
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens poging zware mishandeling en mishandeling met onbetrouwbare getuigenverklaringen

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 8 maart 2011 in Utrecht zou hebben geprobeerd [aangever 1] en/of [aangever 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, heeft de rechtbank op 25 mei 2012 uitspraak gedaan. De tenlastelegging omvatte zowel poging tot zware mishandeling als mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangevers op cruciale punten inconsistent zijn. In hun oorspronkelijke verklaringen gaven zij aan dat de verdachte een plastic stok uit zijn auto had gehaald, maar later wijzigden zij hun verklaring naar een houten stok die de verdachte uit zijn broekband zou hebben gehaald. Deze inconsistenties wekten bij de rechtbank de indruk dat de aangevers mogelijk hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd.

De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij werd aangevallen door de aangevers en dat hij met een stok naar [aangever 2] heeft gezwaaid, waarbij hij hem op de arm zou hebben geraakt. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte schuldig te achten aan de tenlastegelegde feiten, aangezien de verklaringen van de aangevers als onbetrouwbaar worden beschouwd. Hierdoor kan de rechtbank niet tot een veroordeling komen op basis van enkel de verklaring van de verdachte.

De rechtbank heeft de verdachte dan ook vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [aangever 1] tot schadevergoeding afgewezen, omdat de verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De kosten van de benadeelde partij zijn tot op heden begroot op nihil.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16-600231-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 mei 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1968] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsvrouw: mr. J.A. van der Lem, advocaat te Deventer.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 14 mei 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 8 maart 2011 te Utrecht
primair: heeft geprobeerd [aangever 1] en/of [aangever 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
subsidiair: [aangever 1] en/of [aangever 2] heeft mishandeld.
3. De voorvragen
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. Hij heeft daarbij gesteld dat de verklaringen die [aangever 1] en [aangever 2] hebben afgelegd authentiek zijn.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken en wijst daarbij op de wisselende verklaringen die [aangever 1] en [aangever 2] hebben afgelegd.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de verklaringen die [aangever 1] en [aangever 2] hebben afgelegd onbetrouwbaar en zal deze verklaringen daarom van het bewijs uitsluiten.
[aangever 1] en [aangever 2] hebben op 8 maart 2011 eensluidende verklaringen afgelegd. Dit hebben zij in mei 2011 eveneens gedaan. De verklaringen die [aangever 1] en [aangever 2] respectievelijk op 10 mei 2011 en 11 mei 2011 hebben afgelegd wijken echter op essentiële punten af van de verklaringen die zij op 8 maart 2011 hebben afgelegd. De stok zou volgens de aanvankelijke verklaringen van [aangever 1] en [aangever 2] van plastic zijn geweest en verdachte zou deze stok uit zijn auto hebben gehaald. Vervolgens verklaren [aangever 1] en [aangever 2] twee maanden later dat het een houten stok zou zijn geweest die verdachte uit zijn broekband tevoorschijn zou hebben gehaald. Daarnaast heeft zowel [aangever 1] als [aangever 2] op 8 maart 2011 specifiek over de afmetingen van de stok verklaard, namelijk dat deze 40 centimeter lang en 3 centimeter dik zou zijn.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het er sterk op lijkt dat [aangever 1] en [aangever 2] in maart 2011 met elkaar hebben afgesproken wat zij tegenover de politie zouden verklaren en vervolgens hun verklaringen in mei 2011 ook op hun eerdere en op elkaars verklaringen hebben aangepast.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij werd aangevallen door [aangever 1] en [aangever 2], dat hij met een stok naar [aangever 2] heeft gezwaaid toen deze achter hem aankwam en dat hij hem daarbij op zijn arm heeft geraakt. Voor het overige bevat het dossier geen aanknopingspunten dat verdachte zich aan het ten laste gelegde heeft schuldig gemaakt.
Nu het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan niet uitsluitend kan worden aangenomen op de opgave van enkel de verdachte, zal de rechtbank verdachte van het ten laste gelegde feit vrijspreken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
5. De benadeelde partij
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 3.343,28 voor de ten laste gelegde feiten.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij daarom afwijzen.
6. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit;
Benadeelde partijen
- wijst af de vordering van de benadeelde partij [aangever 1];
- veroordeelt de benadeelde partij [aangever 1] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. Kranenbroek, voorzitter, mr. C.A.M. van Straalen, mr. M.S. Koppert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 25 mei 2012.