ECLI:NL:RBUTR:2012:BW9626

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
25 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/712140-11 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor woningoverval met geweld en bedreiging

In deze jeugdzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 25 juni 2012 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die samen met anderen een woningoverval heeft gepleegd. De overval vond plaats op 3 november 2011 in Woerden, waarbij de moeder en haar 11-jarige dochter onder bedreiging van vuurwapens gedwongen werden om geld en waardevolle spullen af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders de slachtoffers hebben vastgepakt, hen onder bedreiging hebben gedwongen om naar verschillende ruimtes in de woning te gaan, en hen hebben vastgebonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing en diefstal met geweld, en dat hij ook de vrijheid van de slachtoffers heeft beroofd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 18 maanden, waarvan 285 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die blijk gaf van berouw en bereidheid tot verandering. Daarnaast zijn schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, en zijn de in beslag genomen vuurwapens en telefoons onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/712140-11 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 juni 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1994] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in het Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim,
raadsman mr. T.J. Roest Crollius, advocaat te Woerden
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 11 juni 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: tezamen met anderen een woning heeft overvallen, waarbij de in de woning aanwezige mevrouw [slachtoffer 1] en haar dochter [slachtoffer 2] zijn gedwongen geld en ringen af te geven en waarbij ook diverse andere goederen, waaronder telefoons, zijn gestolen;
Feit 2: tezamen met anderen mevrouw [slachtoffer 1] en haar dochter [slachtoffer 2] van hun vrijheid heeft beroofd.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
4.2 Het standpunt van de verdediging
Volgens de verdediging staat vast dat verdachte op 3 november 2011 in de overvallen woning te Woerden aanwezig is geweest samen met drie andere jongens. In de opvatting van de verdediging staat echter niet vast wat het aandeel van verdachte was. Verdachte heeft verklaard dat door hem geen gewelddadige handelingen verricht. De diverse verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zouden erop kunnen wijzen dat verdachte wel geweld heeft toegepast, doch deze verklaringen kennen op deze punten ook innerlijke tegenstrijdigheden en vullen elkaar niet volledig aan. Dit kan zijn veroorzaakt doordat de daders worden aangeduid door een paar lastig te onderscheiden kenmerken. Hierdoor kan verwarring en vermenging zijn ontstaan.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij zich op 3 november 2011 samen met haar dochter [slachtoffer 2] ([slachtoffer 2]) in hun woning te Woerden bevond, toen omstreeks 19:10 uur werd aangebeld. Haar dochter, [slachtoffer 2], was op dat moment 11 jaar oud. Zij liepen samen naar de voordeur. Nadat ze die hadden geopend, zagen zij een jongen staan, die zij herkenden als de jongen die twee dagen daarvoor ook had aangebeld omdat hij pech had met zijn auto. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat deze jongen haar moeder beet pakte. Daarop zagen zij nog vier jongens aan komen lopen, van wie twee met pistolen. De leider van de groep vroeg meermalen om geld. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij daarop naar haar slaapkamer is gegaan en een envelop met geld en een kistje met geld aan de leider heeft overhandigd. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat haar moeder ondertussen aan beide kanten werd vastgepakt door een dader. Zelf werd zij gedwongen door het huis te lopen en geld te zoeken. Ze gingen ook met z’n allen naar de garage, aldus [slachtoffer 2]. Op verzoek van de leider hebben de daders haar en haar moeder daar bij hun handen vastgebonden. Nadat ze haar handen hadden losgemaakt, gingen ze met haar naar het kantoor. Daar hield de leider haar vast terwijl om de kluis werd gevraagd. Daarna moest zij weer naar de garage. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat ze haar, nadat haar handen bij elkaar waren gebonden, aan de CD-stelling in de garage hadden vastgebonden. Ook werd zij geblinddoekt en geslagen tegen haar hoofd. Op meerdere momenten tijdens de overval vroeg de leider haar om meer geld. Hij hield daarbij het pistool tegen haar hoofd en haalde de slede naar achteren. Zij vond dat dit als plastic klonk. Toen zij geblinddoekt was, hoorde zij op enig moment een klap, gevolgd door een gil. Zij herkende de gil als die van haar dochter, maar omdat zij geen paniek in de gil hoorde, maakte zij op dat het gespeeld was, aldus [slachtoffer 1]. Volgens [slachtoffer 2] werd zij drie keer gedwongen om te gillen, nadat de leider een klapgeluid had gemaakt. Zo deden de leider en de kleinste alsof ze haar aan het mishandelen waren.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat de daders naast het geld uit de envelop en het geldkistje twee ringen hebben weggenomen. Deze hebben ze eerst zelf geprobeerd van haar vingers te halen, maar dat lukte niet. Ze heeft daarom zelf de ringen van haar vingers gehaald en in ieder geval één van de ringen aan de daders gegeven. Van de andere kan zij zich dat niet herinneren, maar die is wel weg, aldus aangeefster [slachtoffer 1]. Verder heeft zij gezien dat de leider haar portemonnee heeft gepakt en daaruit een pinpas heeft weggenomen. Ten slotte hebben ze nog meer geld dat ze op overige plekken in het huis hebben gevonden weggenomen en twee mobiele telefoons.
In de kruipruimte van de woning is een - naar later bleek - imitatie pistool aangetroffen. Onderzoek heeft uitgewezen dat het pistool een voorwerp betreft dat voor wat betreft vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoont met een echt bestaand vuurwapen en dat het derhalve voor be- en afdreiging geschikt is. Ook in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] is een nepvuurwapen aangetroffen.
Betrokkenheid verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij op 3 november 2011 in de desbetreffende woning aanwezig is geweest en dat hij één van de vier daders was. Ook heeft hij ter terechtzitting verklaard dat hij al een week van te voren wist dat dit stond te gebeuren. Bij de politie heeft hij verklaard dat zij onder meer hadden afgesproken dat ze samen met de auto naar de woning toe zouden gaan. Ook heeft hij bij de politie verklaard dat de mededaders aan hem hebben verteld dat ze twee dagen voor de overval bij die woning zouden gaan aanbellen om te kijken of er iemand was en om te kijken wie daar woonden.
Tijdens een afgeluisterd gesprek tussen de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zoals door hen gevoerd tijdens hun transport van het APU te Houten naar de rechtbank te Utrecht op 2 december 2011 zegt [medeverdachte 2] over de rol van verdachte: Ik had toch zo’n tillie van die meisje. [verdachte] had die gepakt.
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in voornoemde bewijsmiddelen zijn vervat, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voornoemde woningoverval.
Medeplegen
Vastgesteld kan worden dat de daders voorafgaand aan de overval met elkaar hebben gesproken over hetgeen zou gaan plaatsvinden. Er hebben voorbereidingen plaatsgevonden in de zin van onderzoek bij de woning, waarvan iedereen op zijn minst op de hoogte was. Vervolgens zijn de daders op de dag van de overval met z’n vieren de woning binnengedrongen en aldaar hebben zij samengewerkt bij het plegen van de gewelddadige en bedreigende handelingen. Niet kan worden vastgesteld dat één van de daders zich ten tijde van die handelingen van de anderen heeft gedistantieerd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking en dat de feitelijke handelingen zoals vermeld in de tenlastelegging aan alle verdachten kunnen worden toegerekend in de zin van het tezamen en in vereniging plegen van een strafbaar feit.
Kwalificatie feit 1
Voor zover de handelingen van de verdachten hebben ingehouden dat zij [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] door geweld en bedreiging met geweld hebben gedwongen geld uit de envelop op de slaapkamer en uit het geldkistje en/of ringen af te geven, kunnen de feiten naar het oordeel van de rechtbank worden gekwalificeerd als een afpersing in de zin van artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht. De overige goederen hebben de verdachten eigenhandig weggenomen zonder dat [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] daaraan een actieve bijdrage hebben geleverd. De handelingen die tot het wegnemen van de pinpas, telefoons en het overige geldbedrag hebben geleid, kunnen dan ook worden gekwalificeerd als een diefstal met geweld en bedreiging met geweld in de zin van artikel 312 Wetboek van Strafrecht.
Kwalificatie feit 2
Verdachten hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in een toestand gebracht waarin zij niet meer in staat waren vrijelijk door hun eigen huis te bewegen. Allereerst hebben verdachten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gedwongen onder bedreiging met een vuurwapen naar bepaalde ruimtes in de woning te gaan. Voorts hebben zij de handen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij elkaar gebonden en hebben zij [slachtoffer 1] vastgebonden aan een stellingkast. [slachtoffer 1] hebben zij bovendien geblinddoekt, waardoor zij haar afhankelijke positie hebben versterkt. Door ten slotte voortdurend in de nabijheid van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te verblijven, hebben verdachten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van hun vrijheid beroofd in de zin van artikel 282 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht de uitvoeringshandelingen van feit 1 zo met elkaar verweven en acht de overeenkomsten in strekking van de twee verschillende strafbare feiten zo groot dat zij hier sprake vindt van eendaadse samenloop. Tussen feit 1 en feit 2 zitten zoveel verschillen - theoretisch gezien - dat er veel verschillende aspecten zijn te onderkennen, zoals de verschillende strekking van de strafbepalingen dat eendaadse samenloop niet voor de hand ligt. Het gegeven dat de uitvoeringshandelingen nauw met elkaar verweven zijn en er feitelijk eenheid van tijd en plaats is, maakt dit niet anders. Wel heeft dit betekenis voor de strafmaat nu er één kluwen van uitvoeringshandelingen en strafbare feiten is. De rechtbank is voorts van oordeel dat er evenmin sprake is van een voortgezette handeling bij feit 1 en 2 aangezien de feiten zijn voortgekomen uit twee afzonderlijke ongeoorloofde wilsbesluiten.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 3 november 2011 te Woerden, tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld
en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], zijnde de elfjarige dochter van
die [slachtoffer 1], heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld en twee gouden ringen, toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of de gezinsleden van die [slachtoffer 1], welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (onder andere) hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededaders
- naar de woning van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] zijn gegaan en nadat die
[slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] de deur na aanbellen hadden opengedaan
- die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] hebben vastgepakt en
- die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] vuurwapens, althans op een vuurwapen gelijkende voorwerpen hebben getoond en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] hebben gehouden en daarbij de slede van dat op een vuurwapen gelijkende voorwerp, naar achter hebben gehaald en
- die [slachtoffer 1] tegen haar lichaam hebben geslagen en
- nadat die [slachtoffer 1] geblinddoekt was meermalen een klapgeluid hebben gemaakt en
die dochter van de [slachtoffer 1] telkens na dat klapgeluid hebben gedwongen om te gaan
gillen teneinde de indruk te wekken dat die dochter mishandeld werd;
en
op 3 november 2011 te Woerden tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een pinpas, en een hoeveelheid geld en telefoons
toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of de gezinsleden van die [slachtoffer 1], welke diefstal werd
voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], zijnde de elfjarige dochter van die [slachtoffer 1], gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken,
bestaande dat geweld en/of die bedreiging van geweld onder andere uit
- het naar de woning van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] gaan en nadat die
[slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] de deur na aanbellen hadden opengedaan
- het vastpakken van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en
- het tonen van vuurwapens, althans op een vuurwapen gelijkende voorwerpen aan die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en
- het houden van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] en daarbij het naar achteren halen van de slede van dat vuurwapen of op een vuurwapen gelijkende voorwerp en
- het slaan tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en
- nadat die [slachtoffer 1] geblinddoekt was het meermalen maken van een klapgeluid en daarna die dochter van de [slachtoffer 1] telkens te dwingen om te gaan gillen teneinde de indruk te wekken dat die dochter mishandeld werd;
2.
op 03 november 2011 te Woerden, tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], zijnde de elfjarige dochter van die
[slachtoffer 1], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, immers hebben verdachte
en/of zijn mededaders opzettelijk wederrechtelijk
- die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] vastgepakt en
- die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2], onder bedreiging van een vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gedwongen om naar de garage behorende bij de woning van die [slachtoffer 1]
te gaan en
- aldaar die handen van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] vastgebonden en
- die [slachtoffer 1] en aldaar aan een stellingkast vastgebonden en
- die [slachtoffer 2] gedwongen om met hun door de woning te lopen en hun waardevolle voorwerpen aan te wijzen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: eendaadse samenloop van
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en diefstal, voorafgegaan of vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Feit 2:
Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen jeugddetentie voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar, met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich in het kader van de bijzondere voorwaarde moet houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt een behandeling en een contactverbod met de medeverdachten. In het belang van de schoolgang van verdachte stelt de officier van justitie voor dat verdachte vanaf het begin van het nieuwe schooljaar het restant gedeelte van zijn straf in nachtdetentie kan doorbrengen.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht het onvoorwaardelijke gedeelte van de jeugddetentie te beperken tot 20 augustus 2012, zodat verdachte zich vanuit zijn thuissituatie kan voorbereiden op het nieuwe schooljaar en vanuit die situatie ook het nieuwe schooljaar kan starten.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Voor wat betreft de ernst van de feiten houdt de rechtbank allereerst rekening met de omstandigheid dat het om een goed voorbereide woningoverval gaat. Er is een tip geweest, er is nagedacht over de invulling en er heeft een voorverkenning plaatsgevonden. Dat er op voorhand uitvoerig over de overval is gesproken en geenszins sprake was van een opwelling, kan worden afgeleid uit de omstandigheid dat niet alleen de uiteindelijke daders, maar ook bekenden van hen op de hoogte waren van hetgeen zou gaan plaatsvinden. Bovendien zijn er bivakmutsen meegenomen en vuurwapens of op een vuurwapen gelijkende voorwerpen.
[slachtoffer 1] en haar 11-jarige dochter [slachtoffer 2] waren op het moment van de overval met z’n tweeën thuis. Nadat zij de deur gezamenlijk hadden geopend, hebben de daders meteen bedreigend en gewelddadig jegens hen gehandeld. Door hen vast te binden en zelfs te blinddoeken en onderwijl het geluid te laten klinken van het naar achteren halen van de slede van een pistool, hebben de daders een enorme angst bij de slachtoffers aangewakkerd. De omstandigheid dat de slachtoffers zich niet vrijelijk konden bewegen en zij als het ware in gevangenschap verkeerden, moet de bedreigingen hebben versterkt. De intentie van de daders om bij mevrouw [slachtoffer 1] de indruk te wekken dat zij haar dochter hard aan het slaan waren terwijl zij zelf vastgebonden en geblinddoekt was en dus geen kant op kon, getuigt bovendien van een zeer harde en respectloze houding. Dat dit alles plaatsvond in de woning van de slachtoffers, een plek waar zij zich bij uitstek veilig zouden moeten kunnen voelen, maakt de impact van het gebeurde des te groter. De gevolgen van de woningoverval zijn voor de slachtoffers dan ook buitengewoon ernstig geweest, zo blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring. In het bijzonder heeft deze gebeurtenis grote wonden achtergelaten bij de 11-jarige [slachtoffer 2]. Tijdens de overval heeft zij geroepen: “niet schieten, niet slaan”, hetgeen laat zien dat zij daadwerkelijk voor haar eigen leven en dat van haar moeder heeft gevreesd. Sindsdien is zij bang voor het donker, bang voor insluipers en bang voor mensen die onverwachts achter haar lopen.
Verdachte heeft na afloop van de overval bekend in het voorgaande een rol te hebben gespeeld. Alhoewel de grootte van zijn rol voor de rechtbank niet helemaal duidelijk is geworden, is verdachte op de rechtbank wel oprecht overgekomen als het gaat om zijn spijtbetuigingen jegens de slachtoffers. Verdachte heeft er op emotionele wijze blijk van gegeven met de slachtoffers mee te leven en hij heeft berouw getoond voor zijn daden. Voorts heeft hij duidelijk gemaakt zijn gedrag te willen veranderen waardoor de kans op recidive aanzienlijk zal verminderen. Dit alles blijkt ondermeer uit zijn houding over het feit, zijn bereidheid om aan “slachtoffer in beeld” mee te werken en zijn contacten met de jeugdreclassering tijdens zijn detentie. Deze houding, waarmee de rechtbank rekening zal houden bij de strafoplegging, komt ook naar voren in de diverse rapporten die in het kader van deze strafzaak over verdachte zijn opgemaakt. De rechtbank wijst op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 22 februari 2012, het psychiatrisch rapport van kinder- en jeugdpsychiater P.M. Boeting d.d. 20 februari 2012, het psychologisch rapport van GZ-psycholoog E.F. de Witt d.d. 22 februari 2012 en het plan van aanpak van Bureau Jeugdzorg d.d. 21 mei 2012. Ook komt in al deze rapporten naar voren dat verdachte mogelijk heeft gehandeld onder groepsdruk. Voorafgaand aan de overval heeft hij hierover niet durven te praten met zijn familieleden, maar na afloop heeft hij zich toch ook naar hen toe open opgesteld en heeft hij zijn emoties aan hen laten zien.
Voor wat betreft de persoonlijke omstandigheden heeft de rechtbank voorts gelet op de justitiële documentatie d.d. 4 mei 2012, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Alhoewel een jeugddetentie van lange duur gelet op de ernst van het feit op zijn plaats is, zal de rechtbank in deze zaak aan de houding van de minderjarige verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden veel gewicht toekennen. Zij acht het ook van belang dat verdachte zijn schoolcarrière snel weer op kan pakken en zal het onvoorwaardelijke gedeelte van de jeugddetentie daarom laten eindigen op 17 augustus 2012. Conform het advies van de Raad voor de Kinderbescherming en Bureau jeugdzorg, zal de rechtbank aan het voorwaardelijke gedeelte van de jeugddetentie de bijzondere voorwaarde koppelen dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering in het kader van de maatregel Hulp & Steun, ook als dat inhoudt een behandeling. Tijdens deze behandeling zal met name gewerkt moeten worden aan de weerbaarheid tegen negatieve beïnvloeding van leeftijdgenoten onder druk, alsook aan het uiten van zijn emoties.
7 De benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 2.750,-- voor de feiten 1 en 2 ter zake immateriële schade.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 5.379,98 voor de feiten 1 en 2, waarvan € 2.500,-- ter zake immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat beide vorderingen zullen worden toegewezen, in die zin dat elk van de vier verdachten voor een kwart van de schade aansprakelijk zal worden gesteld. De schade zal worden vermeerderd met de wettelijke rente.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen benadeelde partijen zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 Het beslag
8.1 De onttrekking aan het verkeer
De inbeslaggenomen vuurwapens en het inbeslaggenomen mes zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat het feit is begaan met behulp van deze voorwerpen.
8.2 De verbeurdverklaring
De in beslaggenomen Nokia telefoons zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 55 lid 1, 77a, 77g, 77i, 77v, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 282, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: Eendaadse samenloop van
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en diefstal, voorafgegaan of vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Feit 2:
Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 18 maanden (540 dagen), waarvan 285 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- omdat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat verdachte zich tijdens de proeftijd in het kader van de maatregel Hulp & Steun moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Bureau Jeugdzorg, ook als dat inhoudt een behandeling bij De Waag;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde jeugddetentie;
- heft op de voorlopige hechtenis met ingang van de dag waarop deze gelijk is aan het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen jeugddetentie;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] een kwart van de door haar gelden schade welke is begroot op € 5.379,98, waarvan € 2.879,98 ter zake van materiële schade en € 2.500,-- ter zake van immateriële schade, welk bedrag voor verdachte neerkomt op € 1.345,--, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf de dag van de overval op 3 november 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] € 1.345,-- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 23 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] een kwart van de door haar gelden schade welke is begroot op € 2.750 ter zake van immateriële schade, welk bedrag voor verdachte neerkomt op € 675,13, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf de dag van de overval op 3 november 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] € 675,13 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 13 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: de vuurwapens en het mes;
Beslag
- verklaart verbeurd de twee inbeslaggenomen Nokia telefoons.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W.G. de Beer, voorzitter, mr. E.A. Messer en E.A.A. van Kalveen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Maase-Raedts, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 25 juni 2012.