ECLI:NL:RBUTR:2012:BW9617

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
4 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-070157-95
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging voor de terbeschikkinggestelde

In de zaak met parketnummer 16/070157-95 heeft de rechtbank Utrecht op 4 juni 2012 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde. De officier van justitie had gevorderd om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen. De rechtbank heeft deze vordering toegewezen op basis van een verlengingsadvies van de Pompestichting, waarin werd gesteld dat de terbeschikkinggestelde lijdt aan een pervasieve ontwikkelingsstoornis, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en zwakbegaafdheid, en dat er sprake is van verslavingsproblematiek. Het advies wees op een hoog recidiverisico bij beëindiging van de terbeschikkingstelling, aangezien de terbeschikkinggestelde geen adequate copingvaardigheden heeft en geen ondersteunend netwerk. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen eist dat de terbeschikkingstelling wordt verlengd. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman, die had gepleit voor beëindiging van de terbeschikkingstelling of een kortere verlenging. De rechtbank heeft de beslissing genomen na het horen van de officier van justitie, de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman en een deskundige. De rechtbank heeft de relevante wetsartikelen in acht genomen en concludeert dat de terbeschikkingstelling met dwangverpleging voor de duur van twee jaar wordt verlengd.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Parketnummer: 16/070157-95
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling d.d. 4 juni 2012
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[terbeschikkinggestelde], hierna ook te noemen: de terbeschikkinggestelde,
geboren op [1968] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in de Pompestichting LFPZ, Brand 75, 5411 RW Zeeland,
heeft de officier van justitie de verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar gevorderd. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
1 De stukken
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
• de vordering van de officier van justitie d.d. 21 maart 2012, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde] met twee jaren;
• een afschrift van het vonnis van deze rechtbank van 2 november 1995, waarbij
[terbeschikkinggestelde] ter beschikking werd gesteld, met bevel tot verpleging van overheidswege, welke terbeschikkingstelling is ingegaan op 27 april 1997;
• de beslissing van deze rechtbank van 26 april 2010, waarbij de termijn van de terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd met twee jaar;
• het verlengingsadvies van de Pompekliniek Zeeland, centrum voor klinische forensische psychiatrie d.d. 16 februari 2012, opgemaakt door B. Brouns (psychiater, plv. hoofd van de inrichting), waarbij het advies van de zijde van de inrichting is vermeld, evenals de daarbij overgelegde wettelijke aantekeningen.
2 Het onderzoek ter terechtzitting
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 21 mei 2012 is de officier van justitie gehoord. Tevens is de terbeschikkinggestelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsman,
mr. M.Th.M. Zumpolle, advocaat te Utrecht.
Voorts is de deskundige mevrouw W. Ceelen gehoord.
3 Het standpunt van de inrichting
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het onder 1 genoemde rapport van de Pompestichting. De deskundige, mevrouw Ceelen, heeft het rapport en het advies toegelicht. Het advies strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging voor de duur van twee jaar.
4 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting zijn vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar gehandhaafd.
5 Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De terbeschikkinggestelde heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het wel prettig vindt met de mensen op de afdeling. Hij begrijpt wel waarom hij in deze kliniek zit. De terbeschikkinggestelde weet niet zeker hoe het zou gaan als hij naar buiten zou kunnen, maar hij heeft wel aangegeven dit te willen.
De raadsman heeft primair verzocht om de vordering van de officier van justitie af te wijzen en de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te beëindigen. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat zijn cliënt al langdurig (veertien jaar) in de terbeschikkingstelling zit en er derhalve sprake is van disproportionaliteit. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat de terbeschikkingstelling moet worden verlengd voor de duur van een jaar om zicht te houden op het proces van de verloven en eventuele herplaatsing.
6 De beoordeling
Uit het vonnis van deze rechtbank van 2 november 1995 blijkt dat de terbeschikkinggestelde zich onder meer schuldig heeft gemaakt aan twee pogingen tot verkrachting, waarvan een zeer gewelddadig. Dit zijn misdrijven die gericht zijn tegen of die gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.
Uit het verlengingsadvies van de Pompestichting blijkt dat de terbeschikkinggestelde gediagnosticeerd is met een pervasieve ontwikkelingsstoornis niet anders omschreven, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en zwakbegaafdheid. Er is bovendien sprake van verslavingsproblematiek, geclassificeerd als misbruik van alcohol en cannabis in remissie.
Volgens het advies zou bij beëindiging van de terbeschikkingstelling het recidiverisico hoog zijn. De terbeschikkinggestelde heeft geen zicht op de vaardigheden die hij nodig heeft om zich staande te houden in de maatschappij. Bij wegvallen van de structuur, begeleiding en voorspelbaarheid zal de terbeschikkinggestelde niet in staat zijn om alle prikkels die hij opvangt op adequate wijze te kanaliseren. De kans is hierop volgend zeer reëel dat de terbeschikkinggestelde overgaat tot het gebruik van alcohol en/of drugs. Er is geen ondersteunend netwerk, de terbeschikkinggestelde heeft geen adequate copingvaardigheden en heeft daarnaast geen inzicht op wat stresserend werkt. Er bestaat een hoge kans dat de terbeschikkinggestelde buiten de kaders van de TBS opnieuw een seksueel gewelddadig delict pleegt. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling wordt verlengd. Derhalve verwerpt de rechtbank het primaire verweer van de raadsman.
Volgens het advies is de prognose somber, de terbeschikkinggestelde zal nog lange tijd, misschien wel levenslang, afhankelijk zijn van een beveiligend en begeleidend kader. De pervasieve ontwikkelingsstoornis dient gezien te worden als een onbehandelbare aandoening. Derhalve wordt door de Pompestichting geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaren.
Op grond van deze prognose ziet de rechtbank geen aanleiding om de termijn van de verlenging te beperken tot één jaar, ook niet om zicht te houden op het proces, zoals door de raadsman is aangevoerd. De rechtbank zal daarom de termijn van de maatregel met twee jaar verlengen.
Gelet op voormeld advies en gehoord hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt verlengd.
7 Toepasselijke wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [terbeschikkinggestelde] voor de tijd van twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mrs. M.J. Veldhuijzen en M.C. Oostendorp, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van der Meulen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 4 juni 2012.