Parketnummer: 16/070391-93
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling d.d. 21 mei 2012
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[terbeschikkinggestelde]
geboren op [1970] te [geboorteplaats]
verblijvende in FPA Roosenburg te Den Dolder
heeft de officier van justitie de verlenging van de terbeschikkingstelling gevorderd. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
• de vordering van de officier van justitie d.d. 10 april 2012, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde] met een jaar;
• een afschrift van het vonnis van deze rechtbank van 21 juni 1994, waarbij
[terbeschikkinggestelde] ter beschikking is gesteld, met bevel tot verpleging van overheidswege, welke terbeschikkingstelling is ingegaan op 6 juli 1994;
• de beslissing van deze rechtbank van 6 juni 2011, waarbij de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege voor het laatst is verlengd met een jaar;
• het rapport van FPC Dr. S. van Mesdag, d.d. 5 maart 2012, opgemaakt door J.M. de Jonge, Gz-psycholoog en H.J. Beintema, psychiater en plaatsvervangend hoofd van de inrichting, strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met een jaar;
• de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [terbeschikkinggestelde], over de periode van 30 mei 2011 tot en met 23 november 2011.
2 Het onderzoek ter zitting
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 21 mei 2012 is de officier van justitie gehoord. Tevens is de terbeschikkinggestelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht. Voorts is de deskundige mevrouw H.G. Jorritsma, werkzaam bij FPC Dr. S. van Mesdag, gehoord.
3 De standpunten van de deskundigen
3.1 Het standpunt van de inrichting
Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. De deskundige Jorritsma heeft het rapport en het advies van de inrichting toegelicht. In voormeld rapport en door de deskundige ter zitting is omtrent de terbeschikkinggestelde het navolgende gesteld.
Kernproblematiek:
Bij de terbeschikkinggestelde is de diagnose schizofrenie, resttype, episodisch met restsymptomen (voornamelijk negatieve symptomen) gesteld. De vastgestelde neuropsychologische tekorten en terugkerende periodes van slaapproblemen passen binnen deze diagnose, evenals de telkens terugkerende decompensaties op het moment dat de omgevingsdruk wordt opgevoerd. Met betrekking tot zijn persoonlijkheid is er sprake van antisociale trekken. Hierbij is het niet duidelijk vast te stellen in welke mate de persoonskenmerken beïnvloed zijn door het beloop van de schizofrenie. Voorts ervaart de terbeschikkinggestelde depressieve klachten, door gebruik van medicijnen in remissie. Ook is sprake van cannabisafhankelijkheid, onder toezicht in remissie.
Bij de terbeschikkinggestelde is sprake van neuropsychische tekorten (onder andere bij informatieverwerking), slaapproblemen en een gebrekkig zelfinzicht. Hij heeft de neiging om zijn draagkracht te overschatten en de gevolgen van zijn ziekte te onderschatten. Hij heeft geen adequate vaardigheden voor het tijdig oplossen van zijn problemen. De terbeschikkinggestelde heeft een kwetsbare thuissituatie en heeft moeite de rol van ouder en partner op zich te nemen.
Behandelverloop:
In december 2010 is de terbeschikkinggestelde overgeplaatst naar de transmurale voorziening, welke zich vlak buiten de muren van het FPC Dr. S. van Mesdag bevindt en waar hij kon wennen aan een setting met minder structuur en meer vrijheden. Dit verblijf verliep positief. Zijn stemmingsbeeld was daar over het algemeen stabiel, hij was goed begeleidbaar en hield zich aan de afspraken. Aandachtspunt bleef zijn beperkte draagkracht en zijn neiging om zijn capaciteiten te overschatten. Hij is abstinent bevonden op middelengebruik en hij nam zijn medicatie trouw in. De verloven verliepen naar tevredenheid. De terbeschikkinggestelde is vervolgens op 19 oktober 2011 overgeplaatst naar FPA Roosenburg te Den Dolder. De overgang is goed verlopen, hij past zich tot op heden goed aan, hij houdt zich aan de afdelingsregels en afspraken en zet zich in voor de behandeling. Vrijheden worden geleidelijk aan uitgebreid en inmiddels is hij overgeplaatst naar een meer open afdeling binnen de FPA. Hij verricht werkzaamheden op het terrein van Altrecht, waarbij aandacht is voor zijn draagkracht. Het FPA heeft recent een aanvraag proefverlof gedaan bij het Ministerie.
Recidivegevaar:
In de huidige setting (FPA) en ten aanzien van de geëvalueerde en aangevraagde verlofmarge (transmuraal verlof en proefverlof) wordt de kans op recidive laag ingeschat. De conclusie van de risicotaxatie leidt tot het klinisch oordeel dat het risicogebied voor de situatie van onvoorwaardelijk ontslag ‘matig’ is.
Advies:
Gezien de psychiatrische problematiek, waarbij sprake is van een beperkte draagkracht, blijft een goede dagstructuur van belang voor de terbeschikkinggestelde. De verwachting is dat hij hierbij langdurig toezicht en begeleiding behoeft. Zolang hij in een gestructureerde omgeving woont met voldoende ondersteuning wordt de kans op recidive als laag geschat. Om dit traject op verantwoorde wijze verder vorm te kunnen geven, met in het komende jaar een overgang naar proefverlof, is de voortzetting van het juridische kader van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging vooralsnog geïndiceerd. Derhalve adviseert de kliniek de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen met een jaar.
4 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting haar vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar gehandhaafd. Zij heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat zij zich niet verzet tegen aanhouding van de zaak om een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging te laten onderzoeken.
5 Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De terbeschikkinggestelde heeft ter terechtzitting aangegeven dat het hem te lang duurt. De laatste periode heeft hij veel geleerd en hij zou graag vervolgstappen zetten om te laten zien wat hij kan. Hij heeft nog wel toezicht nodig en is dan ook bereid om zich aan alle voorwaarden te houden.
Namens de terbeschikkinggestelde is ter terechtzitting door de raadsman aangegeven dat hij zich aansluit bij de officier van justitie. De kliniek is volgens de raadsman erg terughoudend en de terbeschikkinggestelde heeft lang moeten wachten. Er is vorig jaar al door de rechtbank bepaald dat er wat meer vaart in moet komen in de behandeling. Het gaat erg goed met hem. Wellicht maakt het in de praktijk niet veel uit of de dwangverpleging al dan niet voorwaardelijk wordt beëindigd, maar voor de terbeschikkinggestelde wel degelijk. Hij wil naar een afronding toewerken. Derhalve verzoekt de raadsman de zaak aan te houden en de reclassering onderzoek te laten doen naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging.
6 De beoordeling
Uit het vonnis van deze rechtbank van 21 juni 1994 blijkt dat de terbeschikkinggestelde zich schuldig heeft gemaakt aan onder meer diefstallen met geweld en mishandelingen. Dit zijn misdrijven die gericht zijn tegen of die gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
Gelet op de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de algemene veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde] wordt verlengd voor de duur van één jaar.
Uit het rapport blijkt dat de gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens die destijds tot de delicten hebben geleid nog aanwezig zijn.
Nu voorts blijkt dat er gevaar voor recidive aanwezig is indien de structuur wegvalt, is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de wettelijke vereisten voor de verlenging van de terbeschikkingstelling.
De rechtbank is echter wel van oordeel dat onderzocht moet worden wat de mogelijkheden zijn om de terbeschikkingstelling voorwaardelijk te beëindigen. Nu het erg goed gaat met de terbeschikkinggestelde, dient de komende tijd in de visie van de rechtbank te worden benut om toe te werken naar een voor betrokkene meer structureel beschikbare plaats. Dit dient een plaats te zijn in een setting waar sprake is van de structuur en verzorging die de terbeschikkinggestelde nodig heeft en waar bij voorkeur ook sprake is van enige mate van beslotenheid c.q. beveiliging zodat de maatschappij, zo goed als mogelijk is, beschermd wordt tegen het recidivegevaar.
De rechtbank acht het om die reden noodzakelijk om de definitieve beslissing omtrent de voortzetting van de dwangverpleging thans aan te houden teneinde de reclassering in de gelegenheid te stellen om de mogelijkheden te onderzoeken van een voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling en zo mogelijk een maatregelenrapport op te stellen.
Hiertoe zal de rechtbank de stukken in handen stellen van de officier van justitie.
7 De toepasselijke wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde] met één jaar en verlengt voorlopig tevens de verpleging van overheidswege.
De rechtbank houdt de definitieve beslissing met betrekking tot de voortzetting van de verpleging van overheidswege aan voor onbepaalde tijd, doch ten hoogste voor een termijn van drie maanden.
De rechtbank stelt de stukken in handen van de officier van justitie teneinde de reclassering vóór het tijdstip van de zitting waarop het onderzoek zal worden hervat, een rapport te laten opmaken over de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de terugkeer van de ter beschikking gestelde in de maatschappij zou kunnen geschieden.
De rechtbank beveelt de oproeping van de terbeschikkinggestelde, de raadsman, alsmede de deskundige en de reclassering tegen het tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter, mrs. M.J. Veldhuijzen en M.C. Oostendorp, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van der Meulen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 mei 2012.