parketnummer: 16/655450-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 juni 2012
[verdachte],
geboren op [1962] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
gedetineerd te P.I. Noord Holland Noord – HvB Zwaag,
raadsman mr. S.Ph.Chr. Wester, advocaat te Amsterdam.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 6 juni 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Samen met een ander of anderen 98 kilogram hennep(toppen) en 726 gram hasj/hasjiesj heeft bereid/bewerkt/verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, in die zin dat verdachte henneptoppen en hasj aanwezig heeft gehad, en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het volgende.
De raadsman heeft betoogd dat het binnentreden in de woning van verdachte onrechtmatig is geweest en dat alle daaruit voortvloeiende bewijsmiddelen dienen te worden uitgesloten van het bewijs. De raadsman heeft vervolgens betoogd dat er dan niet voldoende wettig bewijs overblijft voor een veroordeling en heeft verzocht verdachte vrij te spreken.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat er slechts een indicatieve MMC-test is uitgevoerd op de aangetroffen goederen, waardoor niet kan worden bewezen verklaard dat er sprake is van hasj en/of hennep.
Meer subsidiair heeft de raadsman betoogd dat er slechts bewijs is voor het aanwezig hebben van de verdovende middelen en niet voor het bereiden, bewerken of verwerken.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op grond van het navolgende.
Op 22 februari 2012 is in het pand aan de [adres] te [woonplaats] een hennepdrogerij aangetroffen. Verbalisant [verbalisant 2] zag droogrekken, waarop op henneptoppen gelijkende voorwerpen lagen.
Verbalisant [verbalisant 3] heeft de bloemtoppen herkend als materiaal van het geslacht Cannabis, beter bekend als hennep. De M.M.C. International BV cannabis test (hierna te noemen: MMC-test) die is uitgevoerd, gaf een positieve reactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj.
[verbalisant] zag in de garage een zogenaamd “slakkenhuis” staan. Dit is een attribuut dat verbalisant [verbalisant] veelal aantreft in hennepkwekerijen. Het wordt gebruikt voor de luchttoevoer- en afvoer. [verbalisant] zag meerdere droogrekken met daarin hennep. Tevens trof verbalisant [verbalisant] meerdere plastic zakken in met daarin hennep. Vervolgens is de hennep gewogen bij het Bureau Operationele Ondersteuning Schaverijstraat van de politie regio Utrecht op een geijkte weegschaal. Het totale gewicht bedroeg 98,3 kilogram.
Verdachte heeft verklaard dat hij de woning aan de [adres] te [woonplaats] huurde, dat hij daar woonde en dat hij de aangetroffen henneptoppen ter droging onder zich heeft gehad. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij een vergoeding kreeg voor het ter beschikking stellen van zijn huis.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat onrechtmatig is binnengetreden in de woning van verdachte op grond van het navolgende.
De politie heeft geverbaliseerd dat een medewerker van Stedin hen vertelde dat hij een verhoogde stand van de elektriciteitsmeter had waargenomen en een hennepgeur had geroken. De rechtbank is van oordeel dat door de mededeling van de medewerker van Stedin een redelijk vermoeden is ontstaan van een overtreding van de Opiumwet. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de machtiging tot binnentreden op juiste gronden is afgegeven. Bovendien heeft verdachte toestemming gegeven voor het binnentreden in zijn woning en is de machtiging niet gebruikt. De rechtbank is van oordeel dat de verbalisanten om toestemming mochten vragen aan de bewoner op basis van het ontstane vermoeden zoals hierboven is omschreven.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van henneptoppen op grond van het navolgende.
Verdachte heeft verklaard dat hij een drogerij voor henneptoppen in zijn woning had. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij voor het drogen van de henneptoppen geld zou krijgen. De verbalisanten en de medewerkers van Stedin hebben een hennepgeur geroken in de woning van verdachte. De aangetroffen bloemtoppen zijn getest met een zogenoemde MMC-test. De reactie die optrad, was positief. Dit betekent dat de geteste bloemtoppen vermoedelijk henneptoppen zijn. Gelet op de verklaring van verdachte en de beloning die verdachte zou ontvangen, in samenhang bezien met de positieve reactie van de bloemtoppen bij de MMC-test en de bevindingen van de verbalisanten, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de bloemtoppen henneptoppen zijn.
Partiële vrijspraak ten aanzien van bereiden/bewerken/verwerken
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat het enkel laten drogen van hennep niet valt onder het bereiden, bewerken of verwerken van hennep. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte enige werkzaamheden aan de hennep heeft verricht en de verdachte heeft ter zitting verklaard dat anderen de henneptoppen zijn komen neerleggen. De rechtbank zal verdachte derhalve partieel vrijspreken van dat deel van de tenlastelegging.
Partiële vrijspraak ten aanzien van de hasjiesj
De rechtbank overweegt dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de bruine substantie die eveneens is aangetroffen in de woning hasjiesj zijn. De MMC-test heeft weliswaar een positieve kleurreactie opgeleverd, maar nu er geen enkel ondersteunend bewijs voor deze indicatie in het dossier zit, is de rechtbank van oordeel dat verdachte van dit deel in de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 22 februari 2012 te Mijdrecht, opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres] N een hoeveelheid van ongeveer 98 kilogram henneptoppen, van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
6.2 Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de strafmaat heeft de verdediging verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden op te leggen met daarnaast een hoge geldboete en een taakstraf. De verdediging heeft verzocht een deel van die geldboete of die taakstraf voorwaardelijk op te leggen, zodat deze straf kan dienen ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft opzettelijk een grote hoeveelheid henneptoppen aanwezig gehad in zijn woning. Verdachte heeft hierbij slechts gedacht aan zijn eigen financieel gewin en geen rekening gehouden met het gevaar en de overlast die een hennepdrogerij voor anderen op kan leveren. Ook heeft verdachte met zijn handelen de grootschalige handel in softdrugs bevorderd. Deze handel gaat vaak gepaard met veel overlast in de maatschappij en met georganiseerde criminaliteit. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
De rechtbank houdt er in de strafmaat rekening mee dat verbalisanten hebben geconstateerd dat een deel van de henneptoppen nog nat was, waardoor het gewicht van de droge henneptoppen niet precies is vast te stellen. De rechtbank gaat daarom met betrekking tot de strafmaat uit van een hoeveelheid henneptoppen die in gedroogde staat een gewicht van 34 kilogram zou hebben gelet op het rapport dat de verdediging hierover heeft overgelegd. De rechtbank merkt daarbij op dat dit nog steeds een zeer grote hoeveelheid betreft.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het volgende:
- een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 25 april 2012, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een overtreding van de Opiumwet;
- een de verdachte betreffend reclasseringsrapport d.d. 18 april 2012, waarin de reclassering zich onthoudt van het geven van een strafadvies.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur noodzakelijk is. De rechtbank zal een deel daarvan voorwaardelijk opleggen, om te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw strafbare feiten zal plegen. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, omdat zij verdachte van een deel van de tenlastelegging zal vrijspreken en omdat zij uitgaat van een beperkter gewicht aan henneptoppen dan de officier van justitie. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden is en zal deze straf aan verdachte opleggen.
7 Het beslag
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen goederen te bewaren ten behoeve van de rechthebbende. De officier van justitie heeft daarbij opgemerkt dat het beslag tijdens de behandeling van de ontnemingsvordering behandeld kan worden en dat nu nog niemand als rechthebbende kan worden aangemerkt.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de Volkswagen Touareg, de Renault Megane en de twee horloges terug te geven aan verdachte, nu deze goederen geen strafrechtelijk doel meer dienen. Voor wat betreft de overige goederen die in beslag zijn genomen, verzoekt de verdediging deze goederen in ieder geval terug te geven, nu deze goederen geen enkel strafvorderlijk doel meer dienen.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het strafvorderlijk beslag dat op de Volkswagen Touareg, de Renault Megane, de twee horloges en het geldbedrag van € 200,-- ligt, opheffen, nu dit beslag geen strafvorderlijk belang meer dient.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de opheffing van het strafvorderlijk beslag het conservatoir beslag dat op de goederen ligt, niet doorkruist. Enkel het strafvorderlijk beslag wordt opgeheven, zodat het conservatoir beslag onverkort van kracht blijft. De rechtbank zal dan ook niet de teruggave gelasten van de in beslag genomen goederen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c van het Wetboek van Strafrecht en artikel 3 en 11 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden, waarvan 4 (vier) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- heft op het onder verdachte gelegde strafvorderlijk beslag.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. Kranenbroek, voorzitter, mr. C.A.M. van Straalen en mr. M.S. Koppert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 juni 2012.