ECLI:NL:RBUTR:2012:BW9481

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
20 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/655548-12 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voorhanden hebben en handelen in harddrugs

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 20 juni 2012 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben en handelen in harddrugs, specifiek heroïne en cocaïne. De verdachte werd op 13 maart 2012 in Utrecht aangehouden, waarbij bij hem een aanzienlijke hoeveelheid drugs werd aangetroffen, waaronder 6,66 gram heroïne en 6,16 gram cocaïne. Tijdens de fouillering werden ook diverse sms-berichten gevonden die duidden op drugshandel. De rechtbank overwoog dat de verdachte wist dat het om harddrugs ging en dat de aangetroffen hoeveelheid duidde op een dealershoeveelheid. De verdachte had een notitieboekje bij zich met namen en telefoonnummers, waarvan enkele in verband konden worden gebracht met harddrugsgebruikers. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet en dat er voldoende bewijs was voor de tenlastelegging. De verdediging betwistte de handel, maar de rechtbank oordeelde dat de omstandigheden en de hoeveelheid drugs voldoende bewijs vormden voor de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 120 dagen, met aftrek van het voorarrest, en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze luidden ten tijde van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/655548-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 juni 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats],
wonende Utrecht,
gedetineerd PI Midden Nederland te Haarlem,
raadsman mr. M.H.H. Meulemeesters, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 6 juni 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. op 13 maart 2012 te Utrecht 6,66 gram (verdeeld over 30 bolletjes) heroïne (diacetylmorfine) en 6,16 gram (verdeeld over 20 papieren wikkels) cocaïne voorhanden heeft gehad;
2. in of omstreeks de periode van 1 oktober 2011 tot en met 12 maart 2012 te Utrecht heeft gehandeld in heroïne en cocaïne.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen reden is voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat de onder 2 ten laste gelegde periode eerst aanvangt per 8 januari 2012. De officier van justitie baseert zich daarbij op de inhoud van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie zich mede gebaseerd op de bekennende verklaring van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging is ten aanzien van feit 2 van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij in het bijzonder op het navolgende.
De omstandigheid dat verdachte een aanzienlijke hoeveelheid drugs voorhanden had ten tijde van zijn aanhouding, duidt niet op handel, laat staan op handel in de gehele periode.
Het notitieblokje is, zonder verder onderzoek naar de personen die daarin voorkomen, waardeloos voor het bewijs. Er is slechts naar één persoon gekeken, die toevallig een harddrugsgebruikster blijkt te zijn.
Verdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat de aangetroffen mobiele telefoon van hem is. Het is niet zeker dat de simkaarten van verdachte zijn, aldus de raadsman.
Verdachte heeft verklaard dat zijn telefoon ook door anderen werd gebruikt, dus de twee belastende sms-berichten kunnen ook aan iemand anders gericht zijn. Dit wordt onderstreept door de aangetroffen sms-berichten tussen andere personen, niet zijnde verdachte, aldus de verdediging.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Het bewijs ten aanzien van feit 1
Aangezien verdachte het ten laste gelegde voorhanden hebben van heroïne en cocaïne heeft bekend en de raadsman niet tot vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd bij de rechter-commissaris op 16 maart 2012;
- Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 maart 2012.
- Het Rapport Opiumwet.
Het bewijs ten aanzien van feit 2
Op 13 maart 2012 werd verdachte in Utrecht, als bestuurder van een Opel Corsa, aangehouden en naar het politiebureau overgebracht.
Bij de insluiting van verdachte zagen verbalisanten dat verdachte een zwart notitieboekje bij zich had, een mobiele telefoon en twee sim-kaarten. Bij de fouillering van verdachte werden onder meer 20 ponypacks, 18 kleine bolletjes in blauw papier en 12 kleine bolletjes in bruin papier, 3 grotere bolletjes verpakt in wit papier en 7 kleine bolletjes verpakt in wit papier aangetroffen.
Verdachte heeft verklaard dat hij -nadat hij daarnaar navraag had gedaan- wist dat het harddrugs betrof.
In het bij verdachte aangetroffen notitieboekje stonden verschillende namen en telefoonnummers genoteerd. Twee van de telefoonnummers bleken in gebruik te zijn bij mevrouw [harddrugsgebruiker 1], wonende te [woonplaats], die als harddrugsgebruikster gelabeld is. Voorts bevatte het notitieboekje lijstjes met namen in combinatie met getallen. Verdachte heeft over de bij zijn aanhouding aangetroffen drugs, notitieboekje, telefoon en sim-kaarten verklaard dat deze van hem zijn.
Uit onderzoek naar de bij verdachte aangetroffen drugs blijkt dat verdachte
6,66 gram heroïne (verpakt in 12 bruine en 18 blauwe plastic bolletjes) en 6,16 gram cocaïne (verpakt in 20 papieren wikkels met che guevarra afbeelding) bij zich heeft gehad.
Op 18 maart 2012 heeft verbalisant [verbalisant] de mobiele telefoons van de verdachte uitgelezen.
Bij onderzoek naar de telefoon van verdachte en de daarin aanwezige simkaart werd het volgende sms-bericht aangetroffen: (nr. 96): “I keep 4 you 1 bruin en 2 wit but please if you wana come than just alone paixao.adoro-te.Broer.” Dit bericht is verzonden op 8 januari 2012
In de telefoon van verdachte werd voorts het volgende sms-bericht aangetroffen: “Dat van gisteren vind ik egt nep! Heb spijt van dat ik me geld aan je heb gegeven 40 euro voor 3 pofjes. Heb afgelope weel meer dan 1250 euro gehaald, dit dit kan echt niet. mij ben je kwijt.” Dit bericht is ontvangen op 10 maart 2012 .”
De Opel Corsa waarin verdachte op het moment van aanhouding reed stond op naam van [harddrugsgebruiker 2] (hierna te noemen: [harddrugsgebruiker 2]), een harddrugsverslaafde. [harddrugsgebruiker 2] zegt zijn auto te hebben afgestaan aan zijn dealer omdat hij hem geld verschuldigd was. Zijn dealer kwam sinds oktober 2011 bij hem thuis in Utrecht. [harddrugsgebruiker 2] werd door zijn dealer gebeld met het bericht dat de auto in beslag was genomen wegens wapenbezit.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
Bij verdachte is een aanzienlijke hoeveel harddrugs aangetroffen, waarvan hij heeft bekend dat hij wist dat het harddrugs betrof en dat dit van hem was. Voorts werd bij verdachte een notitieboekje aangetroffen, waarvan verdachte ook zegt dat het van hem is.
Hij heeft daarin aantekeningen gemaakt; onder andere bestaande uit namen in combinatie met telefoonnummers en namen in combinatie met getallen. Over deze getallen verklaart verdachte bij de politie dat het huisnummers zijn. De rechtbank overweegt dat deze getallen op geldbedragen zouden kunnen duiden. Tussen de telefoonnummers in het notitieboekje stond het nummer van een harddrugsgebruikster uit Utrecht. Over deze vrouw, noch over andere personen, telefoonnummers en getallen in het notitieboekje wil verdachte iets verklaren, terwijl deze (combinatie van) gegevens, juist in combinatie met de bij verdachte aangetroffen hoeveelheid harddrugs die duidt op een dealershoeveelheid, wel om een nadere uitleg van verdachte vragen.
Voorts zijn in de telefoon van verdachte respectievelijk op één van zijn simkaarten twee sms-berichten -van respectievelijk 8 januari 2012 en 10 maart 2012- aangetroffen die duiden op handel in drugs. Laatstgenoemd sms-bericht werd verzonden naar het nummer [telefoonnummer]. Vanuit de telefoon van verdachte zijn vaker sms-berichten naar dit nummer verzonden. De rechtbank overweegt dan ook dat het zeer onwaarschijnlijk is dat iemand anders al deze sms-berichten heeft verstuurd.
Op het moment dat verdachte door de politie werd aangehouden, reed hij in de auto van harddrugsgebruiker [harddrugsgebruiker 2]. [harddrugsgebruiker 2] heeft bij de politie verklaard dat hij zijn auto onder bedreiging heeft afgestaan aan zijn dealer. [harddrugsgebruiker 2] zegt verdachte niet te (her)kennen. Verdachte zegt dat hij de auto heeft geleend van een vriend. De rechtbank overweegt dat op grond van deze informatie niet kan worden vastgesteld dat verdachte de dealer is aan wie [harddrugsgebruiker 2] de auto heeft afgegeven dan wel dat de dealer van [harddrugsgebruiker 2] de vriend is van wie verdachte de auto heeft geleend. Wel staat vast dat verdachte rondreed in de auto die een drugsgebruiker heeft afgestaan aan zijn dealer.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
op 13 maart 2012 te Utrecht opzettelijk aanwezig heeft gehad 6,66 gram (verdeeld over 30 bolletjes) heroïne (diacetylmorfine) en 6,16 gram (verdeeld over 20 papieren wikkels) cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2
in de periode van 8 januari 2012 tot en met 12 maart 2012 te Utrecht opzettelijk heeft verkocht en verstrekt, hoeveelheden van een materiaal bevattende heroïne en hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
1. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven
verbod;
2. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven
verbod.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 99 dagen onvoorwaardelijk en 3 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, een meldingsplicht en het meewerken aan een gedragsinterventie.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het opleggen van een lagere straf -maximaal gelijk aan het voorarrest- bepleit, zodat verdachte per direct in vrijheid gesteld kan worden. Subsidiair heeft de raadsman de rechtbank verzocht een geheel voorwaardelijke straf met voorwaarden op te leggen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft opzettelijk een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs voorhanden gehad. Bovendien heeft hij zich gedurende een periode schuldig gemaakt aan handel in harddrugs.
Verdachte heeft slechts gedacht aan zijn eigen financieel gewin en geen rekening gehouden met het gevaar voor de gezondheid van de gebruikers. Handel in harddrugs gaat vaak gepaard met veel overlast in de maatschappij en met georganiseerde criminaliteit. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 25 april 2012, waaruit blijkt dat verdachte meermalen voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Gelet op de ernst en aard van de door verdachte gepleegde feiten is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit. Gezien het strafblad van verdachte, zijn ongemotiveerde houding ter terechtzitting en het ontbreken van een duidelijke hulpvraag bij verdachte zelf, ziet de rechtbank, in afwijking van de officier van justitie, geen aanleiding een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. Alles overziend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen met aftrek van het voorarrest passend en geboden.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 120 (honderdtwintig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. Koppert, voorzitter, mr. N.E.M. Kranenbroek en mr. C.A.M. van Straalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.M. Westerhout, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 juni 2012.