ECLI:NL:RBUTR:2012:BW9418

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
21 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600726-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging bijzondere voorwaarden na voorwaardelijke veroordeling in verband met verslavingsproblematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 21 mei 2012 uitspraak gedaan in het kader van een vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie. De veroordeelde, geboren in 1970, had eerder een gevangenisstraf van acht maanden opgelegd gekregen, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De bijzondere voorwaarden hielden in dat de veroordeelde zich diende te houden aan voorschriften van de reclassering, waaronder deelname aan een leefstijl- en agressieregulatie-training en een methadonprogramma. Tijdens de proeftijd heeft de veroordeelde zich echter niet aan deze voorwaarden gehouden, wat leidde tot een terugmelding van de reclassering. De rechtbank heeft de situatie van de veroordeelde, die worstelt met verslavingsproblematiek, in overweging genomen. De reclasseringswerkster, mevrouw E. van der Pluijm, heeft verklaard dat er een verbetering in het contact met de veroordeelde is ontstaan, maar dat er nog steeds behoefte is aan klinische behandeling. De officier van justitie heeft de vordering gewijzigd en verzocht om wijziging van de bijzondere voorwaarden, met als doel de verslavingsproblematiek aan te pakken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de veroordeelde een laatste kans verdient en heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen. De bijzondere voorwaarden zijn gewijzigd, waarbij de reclasseringsinstelling is opgedragen om de veroordeelde te ondersteunen bij de naleving van deze voorwaarden. De rechtbank heeft hierbij gelet op de artikelen 14f en 14g van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/600726-10
Datum uitspraak: 21 mei 2012
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling
Beslissing van de rechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 12 april 2012, strekkende tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij het onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 27 oktober 2010, in de zaak tegen de veroordeelde:
[veroordeelde]
geboren te [geboorteplaats] op [1970]
Postadres: [adres], [plaats]
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier van de veroordeelde bevindende stukken, waaronder:
- een afschrift van voormeld vonnis, waarbij de veroordeelde onder meer is veroordeeld tot -kort gezegd- een gevangenisstraf van 8 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 WvSr., waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem worden gegeven door of namens de reclassering, ook als dat inhoudt: een meldingsverbod, het volgen van een leefstijl- en agressieregulatie-training, deelname aan een methadonprogramma met urinecontroles op cocaïne en heroïne en andere voorwaarden het gedrag van de veroordeelde betreffende;
- een afschrift van het vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 23 maart 2011, waarbij op grond van de algemene voorwaarden een maand gevangenisstraf ten uitvoer is gelegd;
- een afschrift van het vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 25 april 2012, waarbij op grond van de algemene voorwaarden een maand gevangenisstraf ten uitvoer is gelegd; Deze uitspraak is nog niet onherroepelijk.
- het advies van GGZ Centrum Maliebaan, unit 1, d.d. 15 februari 2012, waarin wordt geadviseerd om de voorwaardelijk opgelegde straf volledig ten uitvoer te leggen.
Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 21 mei 2012, waarbij de officier van justitie is gehoord. Tevens is de veroordeelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouwe
mr. A. van den Berg, advocaat te Arnhem en reclasseringswerkster mevrouw E. van der Pluijm.
OVERWEGINGEN:
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting, alsmede gelet op de inhoud van de terugmelding van de reclassering is gebleken dat de veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de opgelegde bijzondere voorwaarden, door op meerdere meldplichtafspraken niet te verschijnen, noch bij de leefstijl- en agressieregulatietraining.
Ter terechtzitting heeft reclasseringswerkster Van der Pluijm toegelicht dat het contact met de veroordeelde inderdaad niet goed verliep en er om die reden een terugmelding heeft plaatsgevonden. De veroordeelde heeft wel de wil om zijn leven op de rit te krijgen, maar met name door gebruik van cocaïne en methadon is de uitwerking van zijn plannen vaak een probleem. Sinds de terugmelding is de veroordeelde bij alle meldplichtafspraken verschenen en is er goed contact ontstaan met de veroordeelde. Volgens Van der Pluijm komt dit door de afspraken te plannen gelijk na het ophalen van zijn methadon. Van der Pluijm zou graag zien dat de bijzondere voorwaarden worden gewijzigd, in die zin dat de veroordeelde kan worden opgenomen in een verslavingskliniek, bijvoorbeeld Arta. Hiervoor is echter een indicatiestelling vereist. Pas indien de verslaving onder controle is, kunnen verdere stappen gezet worden.
De officier van justitie heeft gelet op hetgeen ter terechtzitting is besproken haar vordering gewijzigd en verzocht de bijzondere voorwaarden te wijzigen. Volgens haar is het behandelen van de verslavingsproblematiek de enige oplossing om het plegen van delicten in de toekomst te voorkomen, ook gelet op het strafblad van de veroordeelde. Het is echter wel de laatste kans die de veroordeelde krijgt, als het aan de officier van justitie ligt.
De raadsvrouwe heeft zich op het standpunt gesteld dat de (gewijzigde) vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen en dat de bijzondere voorwaarden derhalve moeten worden gewijzigd. De drie maanden voorwaardelijke gevangenisstraf kan dan de externe prikkel zijn voor de veroordeelde. De veroordeelde heeft ter terechtzitting aangegeven intrinsieke motivatie te hebben om zich klinisch te laten behandelen in een (verslavings)kliniek.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de veroordeelde een zogenoemde laatste kans verdiend en dat de (gewijzigde) vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie dient te worden toegewezen en dat derhalve de aan veroordeelde opgelegde bijzondere voorwaarden dienen te worden gewijzigd.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14f en 14g van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING:
De rechtbank:
Wijst de (gewijzigde) vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie toe.
Wijzigt de bijzondere voorwaarden, vastgesteld in voormeld vonnis, waarna deze luiden als volgt:
dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Centrum Maliebaan, ook als dat inhoudt:
- een meldinggebod;
- dat de veroordeelde zal verblijven in een door het NIFP/IFZ (na een indicatiestelling) aan te wijzen instelling en zal meewerken aan een klinische behandeling aldaar, gedurende de termijn van de proeftijd of zoveel korter als de leiding van de inrichting in overleg met Centrum Maliebaan wenselijk acht.
Draag deze reclasseringsinstelling op om aan veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden.
Aldus gedaan door mr. M.C. Oostendorp, voorzitter, mr. M.J. Veldhuijzen en mr. P.L.C.M. Ficq, rechters, bijgestaan door mr. M. van der Meulen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 21 mei 2012.