ECLI:NL:RBUTR:2012:BW9204
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.C. Oostendorp
- I.J.B. Corbey
- P.L.C.M. Ficq
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in brandstichtingszaak door gebrek aan bewijs
In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van opzettelijke brandstichting in zijn woning op 26 december 2011, heeft de rechtbank Utrecht op 18 juni 2012 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte de brand opzettelijk had gesticht. De enige aanwijzing was een verklaring van een buurman die had gehoord dat de verdachte had geroepen dat hij zijn huis in brand had gestoken. Deze verklaring op zich was echter onvoldoende om opzet aan te nemen. De rechtbank concludeerde dat er geen andere feiten of omstandigheden waren die op opzettelijke brandstichting wezen, en sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit.
De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 4 juni 2012, waar zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De officier van justitie meende dat er voldoende bewijs was voor een veroordeling, onder andere gebaseerd op verklaringen van deskundigen en getuigen. De verdediging betwistte echter de bewijsvoering en wees op de inconsistenties in de verklaringen van de deskundigen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen rechtstreeks bewijs was voor de opzet van de verdachte en dat de verklaringen van de deskundigen niet eenduidig waren. De rechtbank heeft de conclusies van de technische recherche niet overgenomen en oordeelde dat de mogelijkheid van brandoverslag niet voldoende kon worden uitgesloten. Gezien het gebrek aan bewijs heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken en de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 juni 2012.