ECLI:NL:RBUTR:2012:BW8621

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
18 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600922-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag en noodweerexces in een conflict over postbezorging

In deze zaak, die zich afspeelde op 14 september 2010 in Nieuwegein, was de verdachte betrokken bij een gewelddadig conflict met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] over postbezorging. De verdachte weigerde de post af te geven aan [slachtoffer 2] zonder betaling, wat leidde tot een confrontatie. Tijdens deze confrontatie, waarbij de verdachte in zijn eigen woning werd aangevallen, ontstond een worsteling. Getuigen verklaarden dat de situatie escaleerde en dat de verdachte zich bedreigd voelde door de twee mannen, die groter en sterker waren. In de chaos trok de verdachte een mes en stak hij zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2]. [slachtoffer 1] overleed als gevolg van de verwondingen, terwijl [slachtoffer 2] ook verwondingen opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte handelde uit zelfverdediging, maar dat hij de grenzen van noodzakelijke verdediging overschreed. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van noodweerexces, wat leidde tot ontslag van alle rechtsvervolging voor de verdachte. De rechtbank achtte de verdachte niet strafbaar voor de bewezen verklaarde feiten, namelijk doodslag en poging tot zware mishandeling.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16-600922-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 juni 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1978] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in PI Zwolle te Zwolle.
Raadsman: mr. A. Taner, advocaat te Lelystad.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 19 september 2011, 9 december 2011, 27 februari 2012, 25 mei 2012 en 4 juni 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 14 september 2010 te Nieuwegein
Feit 1 primair:
opzettelijk [slachtoffer 1] heeft gedood door hem met een mes in zijn borst, been en arm te steken;
Feit 1 subsidiair:
heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een mes in zijn been te steken;
Feit 1 meer subsidiair:
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem met een mes in zijn been te steken;
Feit 2 primair:
heeft geprobeerd [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een mes in zijn schouder te steken;
Feit 2 subsidiair:
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem met een mes in zijn schouder te steken.
3 De voorvragen
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat verdachte van de ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken omdat er onvoldoende wettig bewijs is dat verdachte [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) en [slachtoffer 2] (hierna; [slachtoffer 2]) heeft gestoken. Verdachte kan zich niet herinneren of hij heeft gestoken en de getuigen [slachtoffer 2] en [getuige 1] hebben niet gezien dat hij heeft gestoken. De enige die heeft verklaard dat verdachte met een mes heeft gestoken is de getuige [getuige 2]. Zijn verklaringen zijn volgens de raadsman echter onbetrouwbaar en kunnen daarom niet voor het bewijs worden gebruikt. Daarnaast kan niet worden uitgesloten dat [getuige 1] de persoon is geweest die voornoemde twee personen met een mes heeft gestoken, aldus de raadsman.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 De bewijsmiddelen
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij een bedrijf heeft, waarbij hij post binnenkrijgt die hij sorteert en naar postbezorgers brengt. Sinds augustus 2010 werkt verdachte voor hem als bezorger. [slachtoffer 2] was vergeten om de bezorgbon af te geven en in een telefoongesprek op 14 september 2010 zei verdachte tegen hem: “ik heb de post niet gelopen.” [slachtoffer 1] heeft toen aangegeven dat hij de post kwam halen. Op 14 september 2010 belde [slachtoffer 2] bij de woning van verdachte aan de [adres] te Nieuwegein om kratten met post op te halen. De zoon van [slachtoffer 2], [slachtoffer 1], en een vriend van zijn zoon genaamd [getuige 2] waren met hem meegekomen.
[getuige 2], een vriend van [slachtoffer 1], heeft verklaard dat hij [slachtoffer 2] op 14 september 2010 via de telefoon hoorde zeggen: “ik ben er helemaal klaar mee, ik kom de post halen klootzak”. [getuige 2] ging diezelfde avond met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] naar de woning van verdachte. Daar aangekomen zei [slachtoffer 2]: “laat die lange maar even meelopen”. [slachtoffer 1] zei toen dat hij ook mee zou lopen maar hij bleef beneden in de hal wachten terwijl [getuige 2] en [slachtoffer 2] naar boven liepen. [slachtoffer 2] belde aan. Er werd opengedaan door een vrij kleine, kale man, die riep: “Ik wil eerst geld zien.” [slachtoffer 2] zei: “nee, ik wil mijn post terug want jij hebt ze niet gelopen,” en liep de woning van verdachte binnen in de richting van gele kistjes waarin de post zat. Op dat moment werd [slachtoffer 2] geduwd door de kale man. [getuige 2] stond nog in het trappenhuis bij de voordeur en zag [slachtoffer 1] naar boven rennen. Vervolgens ontstond er een worsteling waarbij werd geduwd en getrokken. Vanuit de hal zag [getuige 2] dat verdachte een klap kreeg en in een hoek werd geduwd door [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2]. Er was een man die de situatie probeerde te sussen. Er werd in die kleine kamer over en weer geslagen en geduwd tussen enerzijds [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en anderzijds verdachte. Het was best een heftig gevecht. De vriend van verdachte riep steeds: “Rustig rustig, doe normaal, doe normaal”. Deze jongen stond er de hele tijd tussen en probeerde de partijen uit elkaar te houden. Plotseling kwam er een mes tevoorschijn. [getuige 2] hoorde [slachtoffer 1] roepen: “Wat, ga je me steken?”. [getuige 2] zag toen dat verdachte bezig was met steken met een raar puntig mesje van ongeveer 10 à 15 centimeter. [slachtoffer 1] probeerde verdachte weg te houden waarbij [slachtoffer 1] een trappende beweging maakte. [getuige 2] zag dat verdachte [slachtoffer 1] op dat moment in zijn been stak. [getuige 2] rende hierop direct weg en hoorde [slachtoffer 1] toen roepen: “Pa ga je weg, pa ga je weg, hij heeft een mes”. [getuige 2] haalde buiten uit zijn bus een ehbo-kistje. Op het moment dat [getuige 2] weer boven kwam zag hij [slachtoffer 1] in de hal op de grond liggen met een bloedende wond aan zijn been. Toen de ambulancemedewerkers ter plaatse waren zag [getuige 2] dat [slachtoffer 1] een steekwond ter hoogte van zijn hart had .
[getuige 1] heeft verklaard dat hij op 14 september 2010 op bezoek was in de woning van verdachte. De bel van de voordeur ging en verdachte deed de deur open. Een oude man (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2]) kwam binnen om post op te halen. Verdachte zei dat hij de post mocht meenemen als hij zijn geld kreeg. Er ontstond een woordenwisseling tussen verdachte en de oude man. Ze scholden elkaar uit en stonden dicht bij elkaar. De oude man was heel erg boos. Hij riep: “Kom jongens, de post ophalen of onze spullen”. Vervolgens kwamen er twee jongens (de rechtbank begrijpt: [getuige 2] en [slachtoffer 1]) aan. Verdachte hield met één hand de deur vast en met de andere hand de muur. Verdachte versperde de oude man de weg. De twee jongens waren daar toen ook bij. Vervolgens ontstond een ruzie en duwde de oude man verdachte met twee handen achteruit waardoor hij bijna viel. Vervolgens begonnen de oude man, jongen 2 die blond was (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1]) en verdachte elkaar te slaan. Er werd met gebalde vuisten geslagen. Jongen 2 schopte ook nog met zijn voet waarna verdachte uit zelfbescherming probeerde terug te slaan. [getuige 1] is er toen tussen gaan staan en zei dat ze rustig moesten blijven. Hij probeerde de oude man en jongen 2 tegen te houden. Ze begonnen [getuige 1] te duwen om bij verdachte te komen. [getuige 1] zag dat jongen 2 om [getuige 1] heen naar verdachte sloeg en dat verdachte langs hem heen naar jongen 2 sloeg en schopte. [getuige 1] was bang voor lichamelijk letsel omdat er om hem heen geslagen werd. De oude man wilde de postkratten pakken hetgeen verdachte niet wilde. Jongen 2, de oude man en verdachte waren steeds aan het slaan. Plotseling stopte het waarna jongen 2 één of twee stappen naar achteren liep. Verdachte duwde de oude man en jongen 2 naar buiten en deed de deur dicht. Vervolgens belde verdachte de politie en vertelde dat er meerdere mensen bij zijn huis kwamen en hem hadden geslagen. Nadat verdachte de politie had gebeld zei verdachte tegen [getuige 1]: “Ik heb hem gestoken”. [getuige 1] zag dat verdachte in paniek was. Hij liep heen en weer door de kamer, keek door het raam naar buiten en deed de deur open en weer dicht. Er lag bloed voor de wc-deur en er zat bloed aan de hand van verdachte . De jongen met het zwarte haar (de rechtbank begrijpt: [getuige 2]) stond tijdens de worsteling bij de deur .
Verdachte heeft ter terechtzitting van 19 september 2011 verklaard dat hij op 14 september 2010 in zijn woning te Nieuwegein werd aangevallen. [slachtoffer 2] kwam die dag naar de woning van verdachte. Verdachte wilde de post niet aan [slachtoffer 2] geven omdat hij eerst geld van hem wilde hebben. [slachtoffer 2] riep er twee jongens bij, één met blonde haren (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1]) en één met zwarte haren (de rechtbank begrijpt: [getuige 2]). De blonde jongen sloeg verdachte met een vuist in het gezicht en tegen het bovenlichaam. De blonde jongen zei: “Ik gooi je het raam uit als je me iets flikt”. Verdachte was erg bang dat ze hem het raam uit zouden gooien aangezien het raam in de woonkamer openstond en de onderkant van dit raam ter hoogte van zijn middel was. [getuige 1], een vriend van verdachte, was ook in de woning van verdachte. [getuige 1] kwam tussen verdachte en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] staan. Hij probeerde de ruzie te sussen. In de woonkamer van verdachte lag op de koelkast een mes. Verdachte heeft ze horen zeggen: “Godver ze hebben me gestoken” . Ter terechtzitting van 4 juni 2012 heeft verdachte verklaard dat een jongen bij de deur stond en dat hij het gevoel had dat hij niet weg kon. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren allebei een kop groter dan verdachte . [verbalisant] ziet een bult op het voorhoofd van verdachte ten tijde van zijn aanhouding.
Bij sectie op het lichaam van [slachtoffer 1] bleek dat aan het lichaam van [slachtoffer 1] de volgende drie huidperforaties waren te onderscheiden:
A: links aan de borst, scherprandig letsel met een gekeepte zijde, iets v-vormig, en een lengte van 3 centimeter, de lengte van het steekkanaal bedroeg tussen 5 tot 8 centimeter;
B: aan de binnenzijde van het rechter bovenbeen scherprandig letsel met een gekeepte zijde met een lengte van 2,9 centimeter, de lengte van het steekkanaal bedroeg circa 11 centimeter;
C: aan de strekzijde van de rechter bovenarm scherprandig letsel met een gekeepte zijde, met een lengte van 2,9 centimeter, de lengte van het steekkanaal bedroeg circa 2,5 centimeter.
Alledrie de letsels hadden eenzelfde vorm.
Er was een letsel links aan de borst met perforatie van het borstbeen, het hartzakje en het hart doorheen de rechter hartkamer. Dit heeft geleid tot massaal bloedverlies in het hartzakje met harttamponade en hartfunctieverlies waarmee het intreden van de dood wordt verklaard. Zeer waarschijnlijk heeft het bloedverlies dat veroorzaakt is door dit letsel een bijdrage geleverd aan het overlijden evenals het bloedverlies dat door de letsels aan het rechter bovenbeen en de rechter bovenarm is ontstaan. Alle letsels zijn bij leven opgelopen en zijn veroorzaakt door steken met een scherp snijdend voorwerp. Ze kunnen passen bij het steken met een mes. [slachtoffer 1] is overleden als gevolg van hartfunctieverlies door inwerking van mechanisch uitwendig perforerend en klievend geweld op het lichaam .
De politie heeft een zakmes, een vleesmes, een koksmes, een schilmes en een kartelmes in de woning van verdachte aangetroffen en in beslag genomen. Deze vijf messen zijn allen scherprandig en eenzijdig snijdend en zouden de hierboven omschreven huidletsels A tot en met C veroorzaakt kunnen hebben. Afgezien van het feit dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de letsels A en B toegebracht zijn met het koksmes is het met verschillende mate van waarschijnlijkheid mogelijk dat de letsels zijn toegebracht met (combinaties van) de overige vier messen die voor onderzoek zijn aangeboden. Op basis van de wondkenmerken en de eigenschappen en afmetingen van de stukken van overtuiging is het waarschijnlijker dat de letsels zijn veroorzaakt met het zakmes of het schilmes dan met het vleesmes of het kartelmes. Daarnaast is het waarschijnlijker dat de letsels zijn veroorzaakt met het schilmes dan met het zakmes. Gezien de eenvormigheid van de verwondingen is het aannemelijk dat de letsels in een snelle opeenvolging van sterk op elkaar gelijkende steekbewegingen zijn toegebracht met één voorwerp, hetgeen de mogelijkheid dat de drie letsels zijn veroorzaakt door steken met een combinatie van deze messen zeer onwaarschijnlijk maakt .
[slachtoffer 2] werd op 14 september 2010 aan de [adres] te Nieuwegein aangehouden en ter voorgeleiding overgebracht naar een politiebureau in Nieuwegein . Op het politiebureau in Nieuwegein zag [slachtoffer 2] dat hij in zijn rechter schouder was gestoken .
4.3.2 De bewijsoverwegingen
Gelet op de hiervoor vermelde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan doodslag van [slachtoffer 1] en poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2].
De rechtbank stelt vast dat [getuige 2] op diverse data verklaringen bij de politie en de rechter-commissaris heeft afgelegd die niet geheel met elkaar overeenkomen en die elkaar op onderdelen aanvullen.
De rechtbank zal slechts de verklaringen die [getuige 2] op 15 september 2010 en 16 september 2010 heeft afgelegd gebruiken voor het bewijs. Deze eerste twee verklaringen heeft [getuige 2] kort na het gebeuren afgelegd toen hij zich nog in het arrestantencomplex te Houten bevond. De rechtbank acht deze verklaringen betrouwbaar gelet op het tijdstip waarop deze zijn afgelegd, kort na de ten laste gelegde feiten, alsmede omdat deze verklaringen het minst kunnen zijn beïnvloed door latere informatie die [getuige 2] over deze zaak heeft kunnen opdoen. De eerste twee verklaringen die [getuige 2] bij de politie heeft afgelegd sluiten bovendien inhoudelijk op elkaar aan en komen in grote lijnen overeen met de verklaring van [getuige 1] dat eerst sprake was van een woordenwisseling, dat vervolgens over en weer werd geslagen en geduwd door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] enerzijds en verdachte anderzijds en dat [getuige 1] de ruzie wilde sussen.
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om aan te nemen dat [getuige 1] de persoon zou zijn geweest die met een mes heeft gestoken, zoals gesteld door de raadsman. [slachtoffer 2], [getuige 2] en ook verdachte hebben verklaard dat [getuige 1] juist heeft geprobeerd om de ruzie te sussen.
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen blijkt dat verdachte [slachtoffer 1] op enig moment met een mes in zijn borst, been en arm en [slachtoffer 2] in zijn schouder heeft gestoken. [getuige 1] is tussen verdachte en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in gaan staan waarna deze drie personen om [getuige 1] heen naar elkaar sloegen en schopten. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte tijdens deze chaotische en snelle opeenvolging van gebeurtenissen zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] met een mes heeft gestoken. Dit leidt de rechtbank ook af uit de omstandigheid dat de ruzie vervolgens plotseling is gestopt waarna [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de woning hebben verlaten.
Door [slachtoffer 2] met een mes in zijn schouder te steken heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Verdachte heeft deze kans met zijn handelen ook welbewust aanvaard en op de koop toegenomen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1 primair
op 14 september 2010 te Nieuwegein opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk met een mes, die [slachtoffer 1] in diens borst, met als gevolg perforatie van het hartzakje en het hart, en diens been en diens arm gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
2 primair
op 14 september 2010 te Nieuwegein ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2] met een mes in diens schouder heeft gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1 primair: Doodslag;
Feit 2 primair: Poging tot zware mishandeling.
5.2 De strafbaarheid van verdachte.
De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweerexces en bepleit dat verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer dient te worden verworpen.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen blijkt dat tussen verdachte en [slachtoffer 2] sprake was van een zakelijk geschil over de betaling van verdachte. [slachtoffer 2] wilde op 14 september 2010 de kisten met poststukken bij verdachte ophalen maar verdachte weigerde deze af te geven tenzij [slachtoffer 2] hem eerst zou betalen. [slachtoffer 2] heeft hierop geprobeerd met steun van zijn zoon [slachtoffer 1] met geweld de woning van verdachte binnen te gaan om de poststukken te pakken en mee te nemen, waarbij [getuige 2] in de deuropening stond. Toen verdachte dit probeerde te verhinderen is er een schermutseling ontstaan tussen verdachte en [slachtoffer 2] in de woning van verdachte. Op grond van de verklaring van de getuige [getuige 1] acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte hierbij eerst is geduwd door [slachtoffer 2] en vervolgens is geslagen en geschopt door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] samen. [getuige 1] heeft verklaard dat hij er tussen is gesprongen en zelf op dat moment vreesde dat hij letsel zou oplopen. Ook getuige [getuige 2] heeft verklaard dat er sprake was van een heftig gevecht in de woning van verdachte tussen verdachte enerzijds en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] anderzijds. Naar het oordeel van de rechtbank was er op dat moment sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte waartegen verdachte zich mocht verdedigen. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] waren immers tegen de wil van verdachte diens woning binnengedrongen en sloegen en schopten verdachte. Dat zij in hun recht meenden te staan omdat verdachte weigerde de kisten met poststukken af te geven, doet aan het voorgaande niet af. Niet gezegd kan worden dat verdachte zich, door de postbakken niet af te geven, in een situatie heeft gebracht dat hij geweld heeft uitgelokt.
De rechtbank neemt bij het beoordelen van de omstandigheden in aanmerking dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] niet alleen in de meerderheid waren, maar ook dat zij beiden fors groter waren dan verdachte. Voorts is van belang dat [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte in een hoek werd gedrongen. [getuige 1] heeft met zijn tussenkomst het geweld tegen verdachte bovendien niet kunnen afwenden. Verdachte heeft verklaard dat hij vreesde uit het raam te zullen worden gegooid. De rechtbank constateert tenslotte dat verdachte zich niet aan de conflictsituatie kon onttrekken. Er was immers sprake van een worsteling tussen vier volwassen mannen in een kleine eenkamerwoning. De woning had slechts één buitendeur en daar stond [getuige 2] vóór zodat de enige vluchtweg voor verdachte was afgesneden.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat sprake was van een situatie waarin verdachte zich in zijn eigen woning mocht verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. Daarbij heeft verdachte echter de grenzen van hetgeen noodzakelijk was voor zijn verdediging overschreden door minstens vier keer met een mes op twee personen in te steken. Het gekozen verdedigingsmiddel en het gebruik daarvan staat immers niet in verhouding tot de ernst van de aanranding door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], bestaande uit het duwen, slaan en schoppen van verdachte.
De verdediging heeft aangevoerd dat het disproportionele handelen van verdachte verontschuldigbaar is op grond van noodweerexces. Daartoe is aangevoerd dat verdachte de grenzen van een noodzakelijke verdediging heeft overschreden ten gevolge van een hevige gemoedsbeweging die door de aanranding is veroorzaakt.
De rechtbank dient eerst de vraag te beantwoorden of verdachte heeft gehandeld ten gevolge van een hevige gemoedsbeweging die door de aanranding is veroorzaakt.
Daarbij is allereerst van belang hetgeen verdachte zelf daarover heeft verklaard. Verdachte ontwikkelde vrij snel na 14 september 2010 ernstige psychiatrische symptomen (psychose, dissociatieve kenmerken, suïcidaliteit, katatonie, regressie) en kon gedurende bijna een jaar niet inhoudelijk gehoord worden over het ten laste gelegde. Verdachte heeft op 15 september 2010 wel een beknopte verklaring afgelegd. In het rapport van het Pieter Baan Centrum d.d. 5 juli 2011 wordt over deze verklaring opgemerkt dat verdachte toen verminderd aanspreekbaar was en een wat verlaagd bewustzijn leek te hebben. Kort weergegeven verklaarde verdachte toen dat hij door mensen geslagen werd, dat hij bang was en dat [slachtoffer 1] tegen hem zei dat hij hem gestoken had. Verdachte heeft ter terechtzitting van zowel 19 september 2011 als 4 juni 2012 verklaard dat hij zich niet herinnert of hij met een mes op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft ingestoken. Hij heeft verklaard dat hij erg bang was dat ze hem uit het raam zouden gooien.
H. Merckelbach, werkzaam bij The Maastricht Forensic Institute, heeft in zijn rapportage van 16 maart 2012 over dit geheugenverlies het volgende gerapporteerd -zakelijk weergegeven-:
Op grond van onderzoek is beoogd zicht te krijgen op de aard van de delictgerelateerde amnesie. De conclusie van dit onderzoek is dat de testscores beter passen bij een psychogene amnesie dan bij een poging om geheugenverlies te veinzen. De beschrijving die verdachte van het delict geeft sluit bij deze interpretatie aan. Hij ervoer de situatie als zeer bedreigend, was bang om uit het raam te worden gegooid en had kort daarvoor met een mes de sla klaar gemaakt. De feiten uit het dossier, de interviewgegevens en de testscores overziend is de conclusie dat de resultaten het beste passen bij een scenario waarin verdachte de situatie als dermate bedreigend ervoer dat hij instinctief naar een mes greep, daarmee uithaalde en daar nu niet meer gedetailleerd over kan verklaren ofschoon hij dat wel zou willen.
Met betrekking tot het geheugenverlies van verdachte voor essentiële onderdelen van het delict passen de testgegevens beter bij het uitgangspunt dat deze amnesie psychogeen van aard is dan bij de veronderstelling dat zij geveinsd is. Het levert aanwijzingen op dat verdachte de situatie ten tijde van het delict als zeer bedreigend heeft ervaren en in een roes dingen deed die hij zich nu niet meer met voldoende precisie kan herinneren.
Het geheugenverlies dat verdachte zegt te hebben voor het steken met het mes maakt een irreversibele indruk. Verdachte wist weliswaar vlak na het delict wat hij gedaan had, zoals de politiefunctionarissen Schumann en Godschalk in hun processen-verbaal van respectievelijk 14 en 15 september 2010 hebben gerelateerd. Deze mededelingen lijken eerder een gevolgtrekking te zijn dan dat ze verwijzen naar gedetailleerde herinneringen. Dat verdachte zegt dat hij zich cruciale details niet meer kan herinneren past beter bij een psychogene dan bij een gesimuleerde vorm van delict gerelateerde amnesie. Er van uitgaande dat verdachte instinctief handelde in een toestand van acute dreiging is het onaannemelijk dat hij de details van die handelingen goed heeft opgeslagen en daar op enig moment zonder restricties over zou kunnen vertellen.
I. van Asselt, GZ-psycholoog, heeft in haar rapportage pro justitia van 14 mei 2012, de verdachte betreffende het volgende vermeld -zakelijk weergegeven-:
Er zijn aanwijzingen voor een in aanleg kwetsbare psychotische persoonlijkheidsstructuur en traumatisering waarvan de negatieve affecten niet in de beleving zijn geïntegreerd. Dit houdt in dat er een tamelijk hoge angstgevoeligheid aanwezig is bij een relatief zwakke interne controle. Wanneer het stressniveau laag is hoeft de kwetsbaarheid niet zichtbaar te zijn en de neiging tot acting-out van agressie en impulsiviteit is in principe laag. Hij zal eerder geneigd zijn tot een passief-afhankelijke instelling en een dominante en agressieve houding wordt vermeden. Betrokkene heeft weinig voeling met de gevoelens van angst en agressie op basis van traumatisering. Deze gevoelens worden middels het ontwikkelen van angstsymptomen, dissociatie en/of psychosomatische klachten onderdrukt. De dissociatieve verschijnselen zullen onder stress waarneembaar worden in gevoelens van depersonalisatie en derealisatie, het zich terugtrekken, efficiëntieverlies, verwardheid en concentratieverlies. Wanneer het stressniveau verder oploopt en de draagkracht overschrijdt, kunnen de negatieve affecten van traumatisering getriggerd worden en oplopende paniekgevoelens en agressiedoorbraken tot gevolg hebben.
M. Çatak, psychiater, heeft in zijn rapportage pro justitia van 10 mei 2012, de verdachte betreffende het volgende geschreven -zakelijk weergegeven-:
Verdachte is gezien het persoonlijkheidsonderzoek (zeer waarschijnlijk) een egozwakke man die moeite heeft met het uiten van zijn gevoelens en emoties. Waarschijnlijk is dit ontstaan door een combinatie van aanleg, opvoeding, trauma’s in zijn jeugd en beperkte identificatiemogelijkheden.
Ten tijde van het delict lijkt bij verdachte sprake te zijn geweest van een kwetsbare persoonlijkheid. Psychogene amnesie die na het delict is ontwikkeld, is een vorm van dissociatie die kan ontstaan bij psychisch zwak geïntegreerde personen. Ten tijde van het ten laste gelegde, indien bewezen, was geen sprake van een psychiatrisch toestandsbeeld en lijkt verdachte reflexmatig te hebben gehandeld.
Volgens prof.dr. H. Merckelbach is bij verdachte sprake van psychogene amnesie die delictgerelateerd is. Psychogene amnesie, ook wel dissociatieve amnesie genoemd, kan ontstaan als een psychisch verdedigingsmechanisme als reactie op een ernstig traumatisch gebeuren. De amnesie kan soms het hele leven lang duren. Eerdere trauma’s kunnen ten grondslag liggen aan het ontstaan ervan maar ook een kwetsbare persoonlijkheid en bij mensen met sterke schaamte- en schuldgevoelens.
De relatie tussen de kwetsbare persoonlijkheidsstructuur en het feit is hierin gelegen dat sprake was van deregulatie ten gevolge van mogelijke reactivatie van belevingen en angsten die samenhangen met eerdere traumatische gebeurtenissen. Tijdens de worsteling heeft verdachte zich dusdanig bedreigd gevoeld dat hij mogelijk reflexmatig naar een mes heeft gegrepen. In dit soort situaties kan amnesie ontstaan ter bescherming van de psychische integratie bij iemand die zichzelf verdedigt tegen een daadwerkelijk (waargenomen) bedreiging.
De rechtbank neemt bovenstaande conclusies van de deskundigen H. Merckelbach, I. van Asselt en M. Çatak over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank acht op grond hiervan aannemelijk dat verdachte door het geweld dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] tegen verdachte in diens woning hebben aangewend, zodanig overmand raakte door angst dat hij hierdoor naar een mes heeft gegrepen en hiermee op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft ingestoken. Dat de voor verdachte bedreigende situatie bij hem zulke heftige emoties opriep is toe te schrijven aan zijn kwetsbare persoonlijkheidsstructuur die (mede) het gevolg is van traumatische ervaringen in het verleden. Hoewel verdachte de grenzen van een noodzakelijke verdediging heeft overschreden door met een mes op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in te steken, is de rechtbank, gelet op het voorgaande, van oordeel dat het handelen van verdachte het gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging die door de aanranding door deze twee personen werd veroorzaakt, zodat het beroep op noodweerexces slaagt. Verdachte is dan ook niet strafbaar ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten en zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het verweer van de raadsman van verdachte dat sprake zou zijn van psychische overmacht bij verdachte kan gelet op het voorgaande onbesproken blijven.
6 De benadeelde partij
De nabestaanden van [slachtoffer 1] hebben als benadeelde partij een schadevergoeding van
€ 14.531,15 gevorderd voor feit 1.
Nu aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 25.609,04 voor feit 2.
Nu aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd zal de rechtbank ook deze benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
7 Het beslag
7.1 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de grijze computer, Sony Vaio pcg-7g1m, die in de woning van verdachte in beslag is genomen.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Feit 1 primair: Doodslag;
Feit 2 primair: Poging tot zware mishandeling.
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezen verklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Benadeelde partijen
- verklaart de nabestaanden van [slachtoffer 1] als benadeelde partij niet-ontvankelijk in hun vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt deze benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in diens vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 2] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten: een computer, grijs, Sony Vaio pcg-7g1m.
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mr. M.C. Oostendorp en mr. P.L.C.M. Ficq, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 juni 2012.