ECLI:NL:RBUTR:2012:BW8528

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
1 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600909-11
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van levensgezel onder invloed van alcohol en drugs

Op 1 mei 2012 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn levensgezel. De verdachte, onder invloed van alcohol en verdovende middelen, heeft zijn vriendin mishandeld, wat resulteerde in pijn en letsel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het strafbare feit van mishandeling, gepleegd op 15 september 2011 te Amersfoort. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, maar het bewezenverklaarde feit is als ernstig beoordeeld, gezien de omstandigheden waaronder het heeft plaatsgevonden.

De rechtbank heeft de toerekenbaarheid van de verdachte overwogen en geconcludeerd dat hij strafbaar is, ondanks zijn geestelijke beperkingen. De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is geweest voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, waarbij het onvoorwaardelijke gedeelte is beperkt tot de duur van het reeds ondergane voorarrest. Daarnaast is een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd met bijzondere voorwaarden, waaronder de verplichting om zich te houden aan aanwijzingen van de reclassering en de voortzetting van zijn behandeling bij de Dubbel Diagnose Kliniek Roosenburg.

De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf behandeld, maar deze afgewezen, omdat dit de noodzakelijke behandeling van de verdachte zou doorkruisen. De proeftijd is met een jaar verlengd, en de rechtbank heeft de reclasseringsinstelling opgedragen om de verdachte te ondersteunen bij het naleven van de voorwaarden. Het vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 1 mei 2012.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600909-11; 16/600026-11 (vordering na voorw. veroordeling) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 mei 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1979] te [woonplaats]
wonende te [adres] in [woonplaats]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2011, 20 december 2011 en 17 april 2012. De verdachte is telkens in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. K.R. Koopman, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van de standpunten door de raadsvrouwe van verdachte en door verdachte zelf naar voren gebracht.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2. De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn vriendin.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde kan komen, met uitzondering van het tweede aandachtsstreepje.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 20 december 2011;
- de aangifte van [aangever 1].
Bewijsoverwegingen
Anders dan de raadsvrouwe heeft bepleit, acht de rechtbank ook het tweede aandachtsstreepje wettig en overtuigend bewezen. De aangeefster heeft verklaard, dat verdachte haar handen en vingers heeft vastgepakt. Deze verklaring is op zichzelf niet onverenigbaar met de verklaring van verdachte zoals hij die ter terechtzitting van 20 december 2011 heeft afgelegd en waarin hij zegt dat hij in de auto aangeefster van zich heeft afgeduwd.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de pleegplaats nog als volgt.
Ten laste is gelegd, dat verdachte zijn vriendin ‘te Amersfoort’ heeft mishandeld. Naar het oordeel van de rechtbank zijn mogelijk niet alle hierna onder 4.4 te noemen uitvoeringshandelingen van deze mishandeling te Amersfoort gepleegd. Dit hoeft naar het oordeel van de rechtbank niet aan een bewezenverklaring in de weg te staan, nu zowel de aangeefster als verdachte weten waarover het tenlastegelegde gaat en voorts uit hun beider verklaringen blijkt, dat zij in een auto onderweg waren vanuit Woudenberg naar Amersfoort. Verdachte heeft overigens ook geen verweer gevoerd op dit punt.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 15 september 2011 te Amersfoort opzettelijk mishandelend zijn levensgezellin, te weten [aangever 1],
- heeft geslagen tegen diverse plaatsen van het lichaam, waaronder tegen een arm en schouder, en
- (met kracht) de vingers en handen vastgepakt en
- (gedurende enige tijd met kracht) het hoofd tegen een hoofdsteun (van een auto) geduwd,
waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon van de verdachte kennis genomen van de inhoud van een over hem door drs. U.M. Kröger, psycholoog, opgemaakt rapport d.d. 29 maart 2011. Uit dit rapport volgt, dat verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, in de vorm van lage verstandelijke capaciteiten. Daarmee samenhangend is er sprake van persoonlijkheidsproblematiek in de vorm van gebrekkige impulscontrole, krenkbaarheid en beperkt empathisch vermogen, naast een sterke afhankelijkheid van extern aangeboden structuur en partner. De gebrekkige ontwikkeling beperkt de gedragsmogelijkheden en het functioneren op relationeel gebied. Tevens heeft deze beperking mede geleid tot misbruik van alcohol en cocaïne. Het advies van Kröger houdt in verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank neemt de conclusie uit dit rapport met betrekking tot de toerekenbaarheid over en maakt deze tot de hare.
Verdachte is strafbaar, omdat ook overigens niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 50 dagen met aftrek van het voorarrest waarvan 36 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte zal blijven meewerken aan de klinische opname in de Dubbel Diagnose Kliniek Roosenberg en zich onder toezicht van de reclassering zal stellen.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit een kortere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich, onder invloed van alcohol en verdovende middelen, schuldig gemaakt aan wat in de volksmond “huiselijk geweld” wordt genoemd op de wijze zoals in de bewezenverklaring is omschreven. Verdachte heeft de op dat moment al problematische relatie met zijn vriendin op gewelddadige wijze laten escaleren. Dit gebeurde terwijl verdachte als bestuurder van een auto aan het verkeer deelnam en onder invloed was van alcohol en drugs. Zijn vriendin is angstig geweest, heeft pijn en letsel ondervonden en dat heeft verdachte zich ook gerealiseerd. Een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is daarom op zijn plaats. De rechtbank heeft hierbij ook gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie, anders gezegd: het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is geweest.
Tegen de achtergrond van het dossier en van hetgeen uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken omtrent de nog steeds bestaande relatie tussen verdachte en zijn vriendin en de bereidheid van verdachte zich te laten begeleiden, kan het onvoorwaardelijk gedeelte van de vrijheidsstraf beperkt worden tot de duur van het reeds ondergane voorarrest. Te meer nu het naar het oordeel van de rechtbank noodzakelijk is dat verdachte de behandeling voortzet die bij Roosenburg reeds is ingezet.
Mede met het oog op de toekomst acht de rechtbank daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en zijn behandeling volledig af te ronden. De rechtbank zal daarbij als bijzondere voorwaarde bepalen, dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de reclassering, ook indien dit inhoudt dat verdachte de behandeling bij de Dubbel Diagnose Kliniek Roosenburg voortzet, al dan niet op ambulante wijze. De rechtbank heeft daarbij gelet op het advies zoals verwoord in het reclasseringsrapport d.d. 24 oktober 2011 opgemaakt door L. Scheffers en het rapport van Centrum Maliebaan d.d. 16 april 2012, opgemaakt door C.J. Uithoven.
7. De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat van de voorwaardelijke straf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 28 april 2011 de proeftijd met een jaar zal worden verlengd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe niet besluiten omdat dit de voor verdachte noodzakelijk behandeling, zoals hiervoor onder 6.3 overwogen, doorkruist. De rechtbank acht wel verlenging van de proeftijd met een jaar op zijn plaats.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14f, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5.1 genoemde strafbare feit oplevert;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 50 dagen, waarvan 36 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
* dat verdachte zal meewerken aan de voortzetting van zijn, al dan niet ambulante, behandeling door Dubbele Diagnose Kliniek Roosenburg, voor de totale duur van maximaal een jaar of zoveel korter als deze kliniek en de reclassering noodzakelijk vinden;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af, maar verlengt de proeftijd met één jaar;
Voorlopige hechtenis
Heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W.G. de Beer, voorzitter, mr. J.P. Killian en mr. E.A. Messer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. van Wageningen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 1 mei 2012.
De tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 15 september 2011 te Amersfoort opzettelijk mishandelend
zijn levensgezellin, te weten [aangever 1],
- één of meermalen heeft geslagen op/tegen diverse plaatsen van het lichaam,
waaronder tegen een arm en/of schouder, en/of
- (met kracht) de/een vinger(s) en/of hand(en) vastgepakt en/of
- (gedurende enige tijd met kracht) het hoofd tegen tegen een hoofdsteun (van
een auto) geduwd,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.