ECLI:NL:RBUTR:2012:BW8299

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
21 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/655466-12; 16/600754-11 (tul) [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld in de Willibrorduskerk te Utrecht

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 21 mei 2012, is de verdachte veroordeeld voor diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 25 februari 2012 in de Willibrorduskerk te Utrecht, waar de aangever, een slachtoffer, tijdens zijn werkzaamheden een man betrapte die een portemonnee uit zijn tas had gestolen. De verdachte, die door de aangever werd herkend, heeft de aangever met geweld tegen zijn gezicht geslagen en hem geduwd, waardoor de aangever letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal met geweld, waarbij hij niet alleen de portemonnee heeft gestolen, maar ook de gevolgen van zijn handelen voor de aangever heeft genegeerd. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder reclasseringstoezicht en een meldingsgebod. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 350,--, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/655466-12; 16/600754-11 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 mei 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1973] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd te HvB Wolvenplein te Utrecht,
raadsman mr. B. Leemhuis, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 7 mei 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair: op 25 februari 2012 te Utrecht een portemonnee heeft gestolen, welke diefstal werd gevolgd van geweld;
Subsidiair: op 25 februari 2012 te Utrecht heeft geprobeerd een portemonnee te stelen, welke diefstal werd gevolgd van geweld.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en heeft daartoe aangevoerd dat verdachte niet degene is die de portemonnee heeft gestolen en daarbij [slachtoffer] heeft geslagen. De raadsman heeft aangevoerd dat het vreemd is dat de verbalisant die verdachte ambtshalve kent, verdachte niet direct heeft herkend op de camerabeelden, maar pas de volgende dag. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat aan de fotoconfrontatie getwijfeld kan worden, omdat de aangever verdachte slechts herkent aan de blik in zijn ogen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Het bewijs
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende.
Aangever [slachtoffer] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij op 25 februari 2012 in de Willibrorduskerk aan de Minrebroederstraat 21 te Utrecht aan het werk was. Hij zag dat een man iets uit een tas pakte die op een stoel stond in de koffiekamer. De man drukte het direct tegen zijn borst. Aangever zag dat de man een groene portemonnee vast hield en wist meteen dat de portemonnee hetgeen was wat de man uit de tas had weggenomen. Aangever pakte de portemonnee tussen de arm en de buik van de man weg. Aangever keek naar de portemonnee en voelde een vuist tegen zijn linker jukbeen. Hij voelde sterretjes en voelde dat hij aan de kant geduwd werd. Dit ging met grote kracht en aangever verloor hierdoor zijn evenwicht. Aangever heeft een gezwollen linkerwang, een blauw linkeroog en een wondje op zijn jukbeen.
Aangever omschrijft de man als tussen de 35 en 40 jaar oud, tussen de 1,70 en 1,75 meter lang, licht getint, kaal, smal gelaat, littekens op zijn wang in een v-vorm en de man droeg een licht beige lederen jas en blauwe spijkerbroek.
De groene portemonnee behoort toe aan [benadeelde], geboren op [1961]. [benadeelde] heeft verklaard toestemming te geven aan [slachtoffer] tot het doen van aangifte van diefstal van haar portemonnee. De portemonnee lag tijdens haar afwezigheid in de koffiekamer van de Willibrorduskerk te Utrecht.
Op 25 februari 2012 hebben verbalisanten de camerabeelden bekeken van de camera die op de Korte Minrebroerderstraat staat. Daarop is een man te zien die volledig voldoet aan het signalement van de verdachte.
Op 26 februari 2012 wordt verdachte staande gehouden. [verbalisant] herkent verdachte voor 100% als zijnde de verdachte van de diefstal met geweld, gepleegd op zaterdag 25 februari 2012 in de Sint Willibrorduskerk.
Op 29 maart 2012 heeft er een fotobewijs confrontatie plaats gevonden. Aangever heeft verdachte herkend.
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte niet de man is geweest die de portemonnee heeft gestolen en [slachtoffer] heeft geslagen. De rechtbank verwerpt dit verweer, omdat dit wordt weersproken door de bewijsmiddelen. Aangever heeft verdachte bovendien bij een fotoconfrontatie herkend en aangewezen als de dader. De rechtbank ziet geen enkele aanleiding om aan deze herkenning te twijfelen.
De raadsman heeft tevens aangevoerd dat het vreemd is dat de verbalisant die verdachte ambtshalve kent, verdachte niet direct heeft herkend op de beelden. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de processen-verbaal van bevindingen niet blijkt of verbalisant [verbalisant] de camerabeelden op 25 of op 26 februari 2012 heeft bekeken en of hij tijdens het bekijken van de camerabeelden verdachte heeft herkend. Echter staat wel vast dat verbalisant [verbalisant] verdachte voor 100% heeft herkend als zijnde de man op de camerabeelden. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze herkenning te twijfelen. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan het verweer van de raadsman.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Primair
op 25 februari 2012 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee (inhoudende - onder meer - enig geldbedrag en persoonlijke bescheiden), toebehorende aan [benadeelde] welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen een persoon, genaamd [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte voornoemde [slachtoffer] met kracht tegen diens gezicht heeft gestompt, en hard tegen diens lichaam heeft geduwd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Primair: Diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft gevorderd daarbij de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals die zijn opgenomen in het rapport van de reclassering d.d. 27 april 2012.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken. Subsidiair heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en een onvoorwaardelijke straf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte bereid is om mee te werken met de reclassering.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld. Verdachte heeft hierbij alleen stil gestaan bij zijn eigen gewin en niet nagedacht over de gevolgen die zijn handelen voor anderen kunnen hebben. Niet alleen heeft verdachte een portemonnee gestolen, maar op het moment dat hij werd betrapt, heeft hij een harde vuistslag uitgedeeld. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met
- een de verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 28 maart 2012, waaruit blijkt dat verdachte meerdere malen eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten en geweldsdelicten;
- een de verdachte betreffend reclasseringsadvies van Centrum Maliebaan d.d. 27 april 2012, opgesteld door E.R. Jap-A-Joe;
- een de verdachte betreffend Pro Justitia rapport d.d. 4 mei 2012, opgesteld door drs. T.E.G.A. Oosterhof, gezondheidszorg psycholoog.
Drs. Oosterhof, gezondheidszorg psycholoog, adviseert om verdachte een verplicht reclasseringstoezicht op te leggen met bijzondere voorwaarden, waarin staat opgenomen dat verdachte zich moet melden bij de reclassering en zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering, dat verdachte zich moet onthouden van middelengebruik, medicatie moet slikken en zich laat begeleiden door ‘begeleid wonen ambulant’ of een soortgelijke instelling.
De reclassering van Centrum Maliebaan adviseert om verdachte verplicht reclasseringstoezicht op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en de verplichting om in het kader van SBWU Beschermd Wonen Abstinent te verblijven in een voorziening/woonplek en zich te houden aan het programma en de regels die deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van het feit en de persoon van de verdachte. De rechtbank zal verdachte dan ook een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank zal daarbij de bijzondere voorwaarden opleggen dat verdachte zich moet melden bij Centrum Maliebaan en dat verdachte dient te verblijven in een voorziening voor beschermd wonen.
7 De benadeelde partij
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel dient te worden toegewezen.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering af te wijzen. Subsidiair heeft de verdediging medegedeeld geen opmerkingen te hebben bij de vordering.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 350,--.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 De vordering tot tenuitvoerlegging
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de rechtbank Utrecht van 24 oktober 2011 ten uitvoer zal worden gelegd.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 27, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Primair: Diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden, waarvan 2 (twee) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Centrum Maliebaan;
* dat verdachte zich binnen 3 dagen volgend op zijn ontslag uit detentie dient te melden bij Reclassering Centrum Maliebaan op de Tolsteegsingel 2a te Utrecht. Hierna dient verdachte zich gedurende door Reclassering Centrum Maliebaan bepaalde perioden blijven melden zo frequent als Reclassering Centrum Maliebaan gedurende deze perioden nodig acht;
* dat verdachte dient mee te werken aan een verblijf in een voorziening/woonplek voor beschermd wonen, in het kader van SBWU Beschermd Wonen Abstinent, en zich dient te houden aan het programma en de regels die deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 24 oktober 2011 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/600754-11 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 350,-- ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 25 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen € 350,-- vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 25 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 7 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel voorlopige hechtenis met ingang van het moment waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Maanen, voorzitter, mr. M.S. Koppert en mr. E.C.A. Bakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 mei 2012.