ECLI:NL:RBUTR:2012:BW8212

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
12 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/655273-12 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld tegen politie en brandweer tijdens nieuwjaarsnacht

Op 1 januari 2012 heeft verdachte, samen met anderen, openlijk geweld gepleegd tegen politieambtenaren en brandweerlieden tijdens de nieuwjaarsviering in De Bilt. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte zich bevond in een groep die vuurwerk, oliebollen en flessen naar de hulpverleners gooide. Dit geweld leidde tot letsel bij meerdere hulpverleners. De rechtbank oordeelt dat het bewezenverklaarde feit, openlijk in vereniging geweld plegen, wettig en overtuigend is bewezen. Verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een werkstraf van 240 uur. De rechtbank hield rekening met het feit dat verdachte als first-offender wordt beschouwd en dat hij niet eerder voor geweldsfeiten is veroordeeld. De rechtbank legt ook bijzondere voorwaarden op, waaronder huisarrest tijdens de volgende nieuwjaarsviering. De vorderingen van de benadeelde partijen, die schade hebben geleden door het geweld, zijn toegewezen. De rechtbank benadrukt het belang van de veiligheid van hulpverleners en de impact van dergelijk geweld op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/655273-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 juni 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsvrouwe mr. S. Dogan, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 29 mei 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de afgelopen nieuwjaarsnacht samen met anderen geweld heeft gebruikt tegen de politie en de brandweer.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft met betrekking tot de bewezenverklaring geen specifiek verweer gevoerd. Wel heeft zij er op gewezen dat verdachte enkel met oliebollen en zeer licht vuurwerk heeft gegooid en hij zich op een gegeven moment heeft gedistantieerd van de groep.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.4 Feiten blijkend uit de bewijsmiddelen
4.4.1.1 De bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3]
Op 31 december 2011 stonden er twee olievaten opgesteld ter hoogte van de woning aan [adres] te De Bilt, zijnde de woning van de familie [medeverdachte 1].
Deze olievaten waren geplaatst om daarin vreugdevuren te ontsteken om daarmee oud en nieuw te vieren. De vreugdevuren in de olievaten werden omstreeks 12.00 uur die dag ontstoken en brandden de hele dag. Volgens de brandweercommandant was de brandweer omstreeks 22.16 uur ter plaatse gegaan en werden daar twee in brand staande olievaten met daaromheen wat houten planken geblust. Voorts werd toen volgens de brandweercommandant de afspraak gemaakt dat de vreugdevuren alleen gedoogd werden in de genoemde olievaten. Omstreeks 23.00 uur werd door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] waargenomen dat er een enorme brand woedde op de parkeerplaatsen tegenover genoemde woning. Nadat door deze verbalisanten de brandweer was opgeroepen en de brand vervolgens door de brandweer werd geblust werd er ter plaatse gesproken met [medeverdachte 2], die volgens deze verbalisanten verkeerde onder invloed van alcoholische drank. Deze [medeverdachte 2] verklaarde dat [verbalisant 4] vuurwerk naar de brandweer had gegooid, maar dat hij [verbalisant 4] al had gestraft. [medeverdachte 2] deelde de verbalisanten mede dat hij er op toe zou zien dat het vuur enkel in de olievaten zou branden.
Iets later op de avond zijn de olievaten wederom in brand gestoken en stond ook materiaal rondom de vaten in brand. De vlammen van deze brandhaard waren volgens verbalisant [verbalisant 3] ongeveer 3 meter hoog en de brand werd wederom door de brandweer geblust.
Op 1 januari 2012 omstreeks 00.00 uur werd op de genoemde locatie nogmaals een flink vuur aangetroffen, waarbij ook pallets, stoelen en ander huisraad op het vuur lagen. De vlammen waren ditmaal nog hoger dan bij de voorgaande keren. De groep bestond aldaar uit wederom ongeveer 25 personen. De sfeer was volgens verbalisant [verbalisant 3] echter omgeslagen en was te omschrijven als grimmig. De inmiddels ook weer ter plaatse gekomen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zagen dat de brandweer de brand weer aan het blussen was.
[verbalisant 5] verklaart dat de groep uit was op een confrontatie en dat zij zag, dat onder meer door [medeverdachte 3] en [verdachte] oliebollen, lege bierflesjes en zwaar vuurwerk in de richting van de politie en de brandweer werden gegooid.
[verbalisant 7] ziet [verdachte] ook met lege bierflesjes, oliebollen en zwaar vuurwerk in de richting van de politie gooien.
[verbalisant 2] zag ook dat de groep het brandweervoertuig en de politievoertuigen bekogelde. Door deze verbalisant werd gezien dat [verdachte] meerdere malen in de richting van de politie en de brandweer voorwerpen gooide. Deze [verdachte] begaf zich volgens laatstgenoemde verbalisant in de genoemde groep van 25 personen. In deze groep was hij samen met [medeverdachte 1], [verbalisant 4] en [medeverdachte 3]. [medeverdachte 1] liep daarbij uitdagend naar de politie.
Door verbalisant [verbalisant 3] werd gezien dat door zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 3] meerdere malen met voorwerpen naar de politie en brandweer werd gegooid. Uit enkele door hen gegooide voorwerpen zag hij een flits komen gevolgd door een harde knal. Ook zag deze verbalisant [verbalisant 4] gooiende bewegingen maken en een vuurpijl gericht houden en afschieten op de politie en brandweer. Daarnaast zag hij dat [medeverdachte 3], [verbalisant 4] en [medeverdachte 1] heel recalcitrant op hem af kwamen lopen en dat zij zich erg uitdagend gedroegen.
[verbalisant 1] zag vervolgens dat de verbalisanten [verbalisant 6], [verbalisant 7] en [verbalisant 2] probeerden om [medeverdachte 2] aan te houden. Tijdens de aanhouding zag deze verbalisant dat voortdurend zwaar en illegaal vuurwerk in de richting van hem en de genoemde verbalisanten werd gegooid. Ook zag hij dat dergelijk vuurwerk in de richting van de met bluswerkzaamheden bezig zijnde brandweerlieden werd gegooid. Op dat moment werd de groep van ongeveer 25 personen op afstand gehouden door twee ter plaatse gekomen hondengeleiders. Vanuit de groep werd echter nog steeds vuurwerk gegooid in de richting van de verbalisanten en de brandweer. Door verbalisant [verbalisant 1] werd gezien dat [medeverdachte 1] probeerde om langs de hondengeleiders heen te lopen en dat [medeverdachte 1] nadat hij werd weggeduwd door verbalisant [verbalisant 3] op hem kwam aflopen, waarop hij door [verbalisant 1] tegen zijn schouders werd geduwd. Om de brandweer af te schermen bleef verbalisant [verbalisant 1] op zijn positie staan. Hij zag vervolgens dat er een stuk vuurwerk in zijn richting werd gegooid en dat dit vlakbij zijn gezicht tot ontploffing kwam, waarbij hij een harde knal hoorde en een felle flits zag. Hierop voelde hij een stekende pijn in zijn rechterbeen ter hoogte van zijn knie. In zijn oren hoorde hij een luide piep. Door een brandweerman werd hij vervolgens beetgepakt en samen zijn zij naar de dienstauto gelopen. Aldaar hoorde hij verbalisant [verbalisant 2] roepen dat zij zich zouden terugtrekken. Nadat de verbalisant [verbalisant 2] en [verbalisant 1] zich teruggetrokken hadden voerden zij overleg met de andere verbalisanten en werd besloten om [medeverdachte 1], [medeverdachte 3], [verbalisant 4] en [verdachte] aan te houden.
Op de plaats waar eerder de brand had gewoed werden geen personen meer aangetroffen. De verdachten [verdachte] en [medeverdachte 3] werden vervolgens gezien op de rotonde van de Looijdijk en de Hessenweg. Deze beide verdachten zijn evenals de verdachten [medeverdachte 1] en [verbalisant 4], die werden gezien in een groep die zich bevond bij de rotonde Blauwkapelseweg en Hessenweg, aangehouden.
4.4.1.2 De aangifte van verbalisant [verbalisant 6]
[verbalisant 6] zag dat de groep uit was op een confrontatie. Zij zag dat [verbalisant 4] en [verdachte] met voorwerpen in de richting van haar en haar collega’s gooide. Volgens [verbalisant 6] werd er gegooid met oliebollen, lege bierflesjes en zwaar vuurwerk.
4.4.1.3 De aangifte van verbalisant [verbalisant 1]
[verbalisant 1] heeft naast voornoemde (gedeelde) bevindingen ook afzonderlijke een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. In dit proces-verbaal heeft hij gerelateerd dat er meerdere personen vanuit de groep met bierflesjes, oliebollen en vermoedelijk zwaar illegaal vuurwerk in hun richting gooiden. Hij zag dat er voornamelijk met genoemde goederen werd gegooid door een man die later bleek te zijn genaamd [verdachte].
4.4.1.4 De verklaringen van de brandweerlieden
Brandweerman [brandweerman 1] heeft op 1 januari 2012 verklaard dat de groep mensen behoorlijk agressief overkwam en dat de sfeer grimmig en gewelddadig te noemen was. Ook zag hij dat hij en zijn collega’s ([brandweerman 2], [brandweerman 3], [brandweerman 4], [brandweerman 5] en [brandweerman 6]) bekogeld werden door zwaar vuurwerk. Aan hun brandwerende kleding, helmen en handschoenen was het te danken dat zwaar letsel kon worden voorkomen. Wel hadden diverse collega’s behoorlijk veel last van piepende oren, dit in verband met zware knallen. Op een gegeven moment werd er volgens deze brandweerman ook met andere voorwerpen gegooid. Zo zag hij onder andere dat er gericht met bierflessen werd gegooid. Hierop besloot de bevelvoerder, mede vanwege de veiligheid, om weg te gaan. [brandweerman 1] kreeg nog glasscherven van een kapot springend bierflesje tegen zijn hand, hetgeen een hevige bloeding opleverde.
[brandweerman 2], bevelvoerder van de brandweer, verklaart dat het zware vuurwerk dat vanuit de groep gegooid werd een ronde vorm had met vijf tot zeven centimeter doorsnee, zodat het leek op nitraatbommen. Hij relateert dat vanuit de groep ook bierflessen naar de brandweer werden gegooid en dat hij werd geraakt op zijn helm. Hij hoorde glasgerinkel op de grond en zag dat er een uit elkaar gespat bierflesje lag. Hij rook meteen een bierlucht en maakte daaruit op dat het een vol bierflesje was dat hem geraakt had. Hij voelde dat het pijn deed, alsof hij een klap in zijn nek kreeg.
4.4.1.5 De verklaring van verdachte
De verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij met oliebollen en vuurwerk heeft gegooid. Het kan volgens verdachte zijn dat een stuk door hem gegooid vuurwerk bij de politie is terechtgekomen. Het betrof volgens verdachte wel zeer licht vuurwerk en zeer zeker niet het door de verbalisanten beschreven zwaar en illegale vuurwerk. Verdachte heeft deze verklaring ter terechtzitting van 29 mei 2012 herhaald.
4.4.1.6 De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft op 2 januari 2012 verklaard dat hij zag dat [verdachte] licht vuurwerk heeft gegooid in de richting van de politie.
4.3.2 Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de tenlastelegging is toegesneden op artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht, namelijk het openlijk in vereniging plegen van geweld aan de openbare weg, [adres] te De Bilt. Volgens vaste rechtspraak is van “in vereniging” plegen van geweld sprake indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. Ook is voor een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging niet nodig dat wordt vastgesteld wie welk geweld heeft gepleegd binnen het geheel.
De rechtbank stelt omtrent de bijdrage van verdachte aan het tegen de politie en brandweer uitgeoefende geweld vast dat verdachte zich bevond in een groep van waaruit meerdere malen vuurwerk, oliebollen en flessen werden gegooid. Uit de genoemde bevindingen blijkt dat verdachte meermalen voorwerpen gooide in de richting van politie en brandweer. Verdachte heeft daarnaast zelf tegenover de politie en ter terechtzitting van 29 mei 2012 verklaard dat hij oliebollen en licht vuurwerk in de richting van de verbalisantenten heeft gegooid. De rechtbank acht deze bijdrage aan het geweld voldoende significant en acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.5 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 01 januari 2012 te De Bilt met anderen, op of
aan de openbare weg, [adres], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
- [verbalisant 6] en [verbalisant 7] en [verbalisant 2] en [verbalisant 3] en [verbalisant 1] (allen ambtenaar van politie) en
- [brandweerman 1] en [brandweerman 2] en [brandweerman 3] en
[brandweerman 4] en [brandweerman 5] en [brandweerman 6] (allen op dat moment
werkzaam bij de brandweer), welk geweld bestond uit het gooien van oliebollen
en (lege en/of volle) bierflessen en ontstoken zwaar vuurwerk en vuurpijlen en/of een of meerandere (harde) voorwerpen op/tegen, althans in de richting, van die [verbalisant 6] en/of die [verbalisant 7] en/of die [verbalisant 2] en/of die [verbalisant 3] en/of
die [verbalisant 1] en/of die [brandweerman 1] en/of die [brandweerman 2] en/of die [brandweerman 3] en/of die [brandweerman 4] en/of die [brandweerman 5] en/of die [brandweerman 6].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
- een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden -kort gezegd-: huisarrest rond de komende twee oud- en nieuwjaarsvieringen;
- een werkstraf voor de duur van 240 uren te vervangen door 120 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorlopige hechtenis.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft bepleit om bij de strafmaat rekening te houden met het specifieke aandeel van verdachte aan de openlijke geweldpleging. Zo heeft verdachte volgens de raadsvrouwe enkel met oliebollen en zeer licht vuurwerk gegooid. Daarnaast heeft verdachte zich op een gegeven moment ook gedistantieerd van het door de groep gepleegde geweld tegen de politie en brandweer. Voorts heeft de raadsvrouwe er op gewezen dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor geweldsfeiten, dat verdachte werkzaam is bij twee werkgevers en dat deze zaak veel impact op hem heeft gehad.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen politieambtenaren en brandweerlieden. Nadat tijdens het vieren van oud en nieuw een vreugdevuur was ontstoken ontstond er door deze brandhaard gevaar voor omliggende objecten. In plaats van de brandweer de brand te laten blussen hebben verdachte en zijn mededaders op gewelddadige wijze de confrontatie gezocht met de aanwezige politieambtenaren en brandweerlieden. Zo werd er veelvuldig met allerlei projectielen, waaronder zwaar vuurwerk en flesjes bier naar de hulpverleners gegooid. Meerdere hulpverleners hebben daardoor letsel opgelopen. De rechtbank vindt het onaanvaardbaar dat mensen die noodzakelijke diensten verlenen aan het publiek op een dergelijke wijze behandeld worden. Het is immers van groot belang dat deze mensen - zeker wanneer zij werkzaam zijn in publieke functies – vrijelijk hun werkzaamheden kunnen verrichten, zonder dat zij bedacht hoeven te zijn op verbaal dan wel fysiek geweld. Bij de strafmaat zal de rechtbank hiermee rekening houden in die zin dat een zwaardere straf op zijn plaats is dan wanneer sprake zou zijn geweest van geweld jegens ‘gewone’ burgers.
Daarnaast roept openlijke geweldpleging bij passanten, en ook in de samenleving als geheel, gevoelens van onrust en onveiligheid op. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijk geweld, of personen die hebben gezien dat dergelijk geweld werd uitgeoefend, nog enige tijd de lichamelijke en psychische gevolgen daarvan moeten dragen. Verdachte en zijn mededaders hebben hieraan bijgedragen. Dat het geweld buitensporig is geweest is ook gebleken uit de diverse verklaringen van de betreffende brandweerlieden. Enkele van deze personen zaten al tientallen jaren bij de brandweer, maar hebben zich nooit eerder zo bedreigd gevoeld als in deze situatie.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte d.d. 7 mei 2012, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor geweldsfeiten is veroordeeld.
De rechtbank overweegt dat de door de officier van justitie gevorderde straf in beginsel passend is voor de ernst van de bewezenverklaarde feite. De rechtbank zal de straf echter toch matigen in die zin dat zij een kortere voorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen. De rechtbank gaat hiertoe over daar zij meer dan de officier van justitie rekening houdt met het feit dat verdachte op het gebied van geweldsmisdrijven als first-offender beschouwd dient te worden. De rechtbank hoopt met deze voorwaardelijke straf verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst nogmaals strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal aan deze voorwaardelijke straf het gevorderde (en in het dictum uitgeschreven) huisarrest bij wege van bijzondere voorwaarde koppelen. De rechtbank zal dit huisarrest echter beperken tot één oud en nieuwviering. De rechtbank acht -anders dan de officier van justitie- geen termen aanwezig om de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden te bevelen, daar het bewezenverklaarde feit dateert van voor 1 april 2012 en de wettelijke mogelijkheid van dadelijke uitvoerbaarheid toen nog niet van kracht was. Deze wetswijziging is niet een voor verdachte gunstiger bepaling dan de oude regeling.
De rechtbank acht alles afwegende een werkstraf voor de duur van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, alsmede de genoemde bijzondere voorwaarde van huisarrest passend en geboden.
7 De benadeelde partijen
7.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in totaal zeven ingediende vorderingen integraal (hoofdelijk) toe te wijzen. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd ten aanzien van de toegewezen vorderingen telkens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2 Het standpunt van de raadsvrouwe
De raadsvrouwe heeft met betrekking tot de vorderingen geen inhoudelijk verweer gevoerd daar zij zich op het standpunt heeft gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden. Gelet hierop dienen de vorderingen niet ontvankelijk verklaard te worden.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partijen [brandweerman 1] (€ 500,-), [brandweerman 2] (€ 1.650), [brandweerman 3] (€ 1.650,-), [brandweerman 4] (€ 400,-), [brandweerman 5] (€ 400,-), [brandweerman 6] (€ 400,-), [verbalisant 1] (€ 500,-) hebben een vordering ingediend in verband met door hun geleden immateriële schade. Uit de door hen gegeven toelichting blijkt dat de schade onder meer bestaat uit gehoorschade (bij [brandweerman 3] en [brandweerman 2]), een flink litteken (bij [verbalisant 1]) en ondervonden angst, pijn en verontwaardiging.
De rechtbank is van oordeel dat de door de zeven afzonderlijke benadeelde partijen gevorderde schade telkens een rechtstreeks gevolg is van het hiervoor bewezenverklaarde en acht de verdachte aansprakelijk voor die betreffende schade. De hiervoor genoemde en gevorderde bedragen zijn voldoende aannemelijk gemaakt zodat deze (hoofdelijk) zullen worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen van de benadeelde partijen zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen, met dien verstande dat de rechtbank zal volstaan met telkens oplegging van de schademaatregel ten hoogte van een vierde deel van het toegewezen bedrag. Het doel van de schadevergoedingsmaatregel, namelijk het versterken van de positie van de benadeelde in het kader van de strafprocedure met als door schadevergoeding wordt daardoor voldoende gewaarborgd.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 1 maand, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte verplicht is van 31 december 2012 om 12:00 uur tot 1 januari 2013 om 9:00 binnen te blijven, met opgave van zijn verblijfadres en telefoonnummer voor deze periode aan de politie op uiterlijk 30 december 2012.
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Benadeelde partij [brandweerman 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [brandweerman 1] van € 500,-, geheel ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [brandweerman 1], € 125,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 2 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [brandweerman 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [brandweerman 2] van 1.650,-, geheel ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [brandweerman 2], € 412,50,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 8 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [brandweerman 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [brandweerman 3] van € 1.650,-, geheel ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [brandweerman 3], € 412,50,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 8 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [brandweerman 4]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [brandweerman 4] van € 400,-, geheel ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [brandweerman 4], € 100,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 2 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [brandweerman 5]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [brandweerman 5] van € 400,-, geheel ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [brandweerman 5], € 100,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 2 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [brandweerman 6]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [brandweerman 6] van € 400,-, geheel ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [brandweerman 6], € 100,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 2 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [verbalisant 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 1] van € 500,-, geheel ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [verbalisant 1], € 125,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 2 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W.G. de Beer, voorzitter, mr. M.J. Veldhuijzen en E.A.A. van Kalveen, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 juni 2012.