parketnummer: 16/654252-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 juni 2012
[verdachte],
geboren op [1994] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsvrouw mr. D. van den Broek, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 29 mei 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de afgelopen nieuwjaarsnacht samen met anderen geweld heeft gebruikt tegen de politie en de brandweer.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en dat verdachte derhalve vrijgesproken dient te worden. De raadsvrouwe heeft er hierbij op gewezen dat de belastende verklaring van verbalisant [verbalisant 1] geen steun vindt in andere bewijsmiddelen. Bovendien acht de raadsvrouwe deze verklaring onvoldoende duidelijk en betrouwbaar om het bewijs op te doen steunen. In het geval de verklaring van [verbalisant 1] buiten beschouwing wordt gelaten kan op grond van andere bewijsmiddelen niet gesteld worden dat verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het openlijk geweld. Het louter getalsmatig versterken van een groep is onvoldoende, waarbij de raadsvrouwe heeft gewezen op een uitspraak van de Hoge Raad (HR 2009, LJN BH 9029).
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Feiten blijkend uit de bewijsmiddelen
4.3.1.1 De bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 1]
Op 31 december 2011 stonden er twee olievaten opgesteld ter hoogte van de woning aan [adres] te De Bilt, zijnde de woning van de familie [verdachte].
Deze olievaten waren geplaatst om daarin vreugdevuren te ontsteken om daarmee oud en nieuw te vieren. De vreugdevuren in de olievaten werden omstreeks 12.00 uur die dag ontstoken en brandden de hele dag. Volgens de brandweercommandant was de brandweer omstreeks 22.16 uur ter plaatse gegaan en werden daar twee in brand staande olievaten met daaromheen wat houten planken geblust. Voorts werd toen volgens de brandweercommandant de afspraak gemaakt dat de vreugdevuren alleen gedoogd werden in de genoemde olievaten. Omstreeks 23.00 uur werd door de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] waargenomen dat er een enorme brand woedde op de parkeerplaatsen tegenover genoemde woning. Nadat door deze verbalisanten de brandweer was opgeroepen en de brand vervolgens door de brandweer werd geblust werd er ter plaatse gesproken met [getuige 1], die volgens deze verbalisanten verkeerde onder invloed van alcoholische drank. Deze [getuige 1] verklaarde dat [medeverdachte 1] vuurwerk naar de brandweer had gegooid, maar dat hij [medeverdachte 1] al had gestraft. [getuige 1] deelde de verbalisanten mede dat hij er op toe zou zien dat het vuur enkel in de olievaten zou branden.
Iets later op de avond zijn de olievaten wederom in brand gestoken en stond ook materiaal rondom de vaten in brand. De vlammen van deze brandhaard waren volgens verbalisant [verbalisant 1] ongeveer 3 meter hoog en de brand werd wederom door de brandweer geblust.
Op 1 januari 2012 omstreeks 00.00 uur werd op de genoemde locatie nogmaals een flink vuur aangetroffen, waarbij ook pallets, stoelen en ander huisraad op het vuur lagen. De vlammen waren ditmaal nog hoger dan bij de voorgaande keren. De groep bestond aldaar uit wederom ongeveer 25 personen. De sfeer was volgens verbalisant [verbalisant 1] echter omgeslagen en was te omschrijven als grimmig. De inmiddels ook weer ter plaatse gekomen verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] zagen dat de brandweer de brand weer aan het blussen was.
[verbalisant 5] verklaart dat de groep uit was op een confrontatie en dat zij zag, dat onder meer door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] oliebollen, lege bierflesjes en zwaar vuurwerk in de richting van de politie en de brandweer werden gegooid.
[verbalisant 6] ziet [medeverdachte 2] ook met lege bierflesjes, oliebollen en zwaar vuurwerk in de richting van de politie gooien.
[verbalisant 3] zag ook dat de groep het brandweervoertuig en de politievoertuigen bekogelde. Door deze verbalisant werd gezien dat [medeverdachte 2] meerdere malen in de richting van de politie en de brandweer voorwerpen gooide. Deze [medeverdachte 2] begaf zich volgens laatstgenoemde verbalisant in de genoemde groep van 25 personen. In deze groep was hij samen met [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3]. [verdachte] liep daarbij uitdagend naar de politie.
Door verbalisant [verbalisant 1] werd gezien dat door zowel [verdachte] als [medeverdachte 3] meerdere malen met voorwerpen naar de politie en brandweer werd gegooid. Uit enkele door hen gegooide voorwerpen zag hij een flits komen gevolgd door een harde knal. Ook zag deze verbalisant [medeverdachte 1] gooiende bewegingen maken en een vuurpijl gericht houden en afschieten op de politie en brandweer. Daarnaast zag hij dat [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [verdachte] heel recalcitrant op hem af kwamen lopen en dat zij zich erg uitdagend gedroegen.
[verbalisant 2] zag vervolgens dat de verbalisanten [verbalisant 5], [verbalisant 6] en [verbalisant 3] probeerden om [getuige 1] aan te houden. Tijdens de aanhouding zag deze verbalisant dat voortdurend zwaar en illegaal vuurwerk in de richting van hem en de genoemde verbalisanten werd gegooid. Ook zag hij dat dergelijk vuurwerk in de richting van de met bluswerkzaamheden bezig zijnde brandweerlieden werd gegooid. Op dat moment werd de groep van ongeveer 25 personen op afstand gehouden door twee ter plaatse gekomen hondengeleiders. Vanuit de groep werd echter nog steeds vuurwerk gegooid in de richting van de verbalisanten en de brandweer. Door verbalisant [verbalisant 2] werd gezien dat [verdachte] probeerde om langs de hondengeleiders heen te lopen en dat [verdachte] nadat hij werd weggeduwd door verbalisant [verbalisant 1] op hem kwam aflopen, waarop hij door [verbalisant 2] tegen zijn schouders werd geduwd. Om de brandweer af te schermen bleef verbalisant [verbalisant 2] op zijn positie staan. Hij zag vervolgens dat er een stuk vuurwerk in zijn richting werd gegooid en dat dit vlakbij zijn gezicht tot ontploffing kwam, waarbij hij een harde knal hoorde en een felle flits zag. Hierop voelde hij een stekende pijn in zijn rechterbeen ter hoogte van zijn knie. In zijn oren hoorde hij een luide piep. Door een brandweerman werd hij vervolgens beetgepakt en samen zijn zij naar de dienstauto gelopen. Aldaar hoorde hij verbalisant [verbalisant 3] roepen dat zij zich zouden terugtrekken. Nadat de verbalisant [verbalisant 3] en [verbalisant 2] zich teruggetrokken hadden voerden zij overleg met de andere verbalisanten en werd besloten om [verdachte], [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aan te houden.
Op de plaats waar eerder de brand had gewoed werden geen personen meer aangetroffen. De verdachten Westerhout en [medeverdachte 3] werden vervolgens gezien op de rotonde van de Looijdijk en de Hessenweg. Deze beide verdachten zijn evenals de verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1], die werden gezien in een groep die zich bevond bij de rotonde Blauwkapelseweg en Hessenweg, aangehouden.
4.3.1.2 De verklaringen van de brandweerlieden
Brandweerman [brandweerman 1] heeft op 1 januari 2012 verklaard dat de groep mensen behoorlijk agressief overkwam en dat de sfeer grimmig en gewelddadig te noemen was. Ook zag hij dat hij en zijn collega’s ([brandweerman 2], [brandweerman 3], [brandweerman 4], [brandweerman 5] en [brandweerman 6]) bekogeld werden door zwaar vuurwerk. Aan hun brandwerende kleding, helmen en handschoenen was het te danken dat zwaar letsel kon worden voorkomen. Wel hadden diverse collega’s behoorlijk veel last van piepende oren, dit in verband met zware knallen. Op een gegeven moment werd er volgens deze brandweerman ook met andere voorwerpen gegooid. Zo zag hij onder andere dat er gericht met bierflessen werd gegooid. Hierop besloot de bevelvoerder, mede vanwege de veiligheid, om weg te gaan. [brandweerman 1] kreeg nog glasscherven van een kapot springend bierflesje tegen zijn hand, hetgeen een hevige bloeding opleverde.
[brandweerman 2], bevelvoerder van de brandweer, verklaart dat het zware vuurwerk dat vanuit de groep gegooid werd een ronde vorm had met vijf tot zeven centimeter doorsnee, zodat het leek op nitraatbommen. Hij relateert dat vanuit de groep ook bierflessen naar de brandweer werden gegooid en dat hij werd geraakt op zijn helm. Hij hoorde glasgerinkel op de grond en zag dat er een uit elkaar gespat bierflesje lag. Hij rook meteen een bierlucht en maakte daaruit op dat het een vol bierflesje was dat hem geraakt had. Hij voelde dat het pijn deed, alsof hij een klap in zijn nek kreeg.
4.3.2 Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de tenlastelegging is toegesneden op artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht, namelijk het openlijk in vereniging plegen van geweld aan de openbare weg, [adres] te De Bilt. Volgens vaste rechtspraak is van “in vereniging” plegen van openlijk geweld sprake indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. Ook is voor een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging niet nodig dat wordt vastgesteld wie welk geweld heeft gepleegd binnen het geheel.
De rechtbank stelt omtrent de bijdrage van verdachte aan het tegen de politie en brandweer uitgeoefende geweld vast dat verdachte zich bevond in een groep van waaruit meerdere malen zwaar vuurwerk, oliebollen en flessen werden gegooid. Uit de genoemde bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] blijkt dat verdachte meermalen voorwerpen gooide in de richting van politie en brandweer. Daarnaast gedroeg verdachte zich volgens deze verbalisant uitdagend en recalcitrant. De rechtbank acht verdachte’s handelswijze van dien aard dat deze beschouwd kan worden als voldoende significante bijdrage aan het uitgeoefende geweld tegen politie en brandweer en acht het ten laste gelegde derhalve wettig en overtuigend bewezen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 01 januari 2012 te De Bilt met anderen, op of
aan de openbare weg, [adres], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
- [verbalisant 5] en [verbalisant 6] en [verbalisant 3] en [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (allen ambtenaar van politie) en
- [brandweerman 1] en [brandweerman 2] en [brandweerman 3] en
[brandweerman 4] en [brandweerman 5] en [brandweerman 6] (allen op dat moment
werkzaam bij de brandweer), welk geweld bestond uit het gooien van oliebollen
en (lege en/of volle) bierflessen en ontstoken stukken zwaar vuurwerk en vuurpijlen en/of een of meer andere (harde) voorwerpen op/tegen, althans in de richting, van die [verbalisant 5] en/of die [verbalisant 6] en/of die [verbalisant 3] en/of die [verbalisant 1] en/of
die [verbalisant 2] en/of die [brandweerman 1] en/of die [brandweerman 2] en/of die [brandweerman 3] en/of die [brandweerman 4] en/of die [brandweerman 5] en/of die [brandweerman 6].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
- een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 3 maanden, met afrek van de tijd doorgebracht in voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden -kort gezegd-: huisarrest rond de komende twee oud- en nieuwjaarsvieringen, ITB+, reclasseringscontact en een contactverbod met [medeverdachte 1] voor de duur van 1 jaar;
- een werkstraf voor de duur van 150 uren te vervangen door 75 dagen jeugddetentie.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft bepleit bij de strafmaat uitdrukkelijk rekening te houden met het beperkte aandeel dat verdachte heeft gehad bij de geweldpleging. Op grond van het dossier kan niet vastgesteld worden dat verdachte degene is geweest die vuurwerk naar de hulpverleners heeft gegooid. De raadsvrouwe heeft verzocht in ieder geval geen onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen politieambtenaren en brandweerlieden. Nadat tijdens het vieren van oud en nieuw een vreugdevuur was ontstoken ontstond er door deze brandhaard gevaar voor omliggende objecten. In plaats van de brandweer de brand te laten blussen hebben verdachte en zijn mededaders – veelal onder invloed van het gebruik van alcoholische drank - op gewelddadige wijze de confrontatie gezocht met de aanwezige politieambtenaren en brandweerlieden. Zo werd er veelvuldig met allerlei projectielen, waaronder zwaar vuurwerk en flesjes bier naar de hulpverleners gegooid. Meerdere hulpverleners hebben daardoor letsel opgelopen. De rechtbank vindt het onaanvaardbaar dat mensen die noodzakelijke diensten verlenen aan het publiek op een dergelijke wijze behandeld worden. Het is immers van groot belang dat deze mensen - zeker wanneer zij werkzaam zijn in publieke functies – vrijelijk hun werkzaamheden kunnen verrichten, zonder dat zij bedacht moeten zijn op verbaal dan wel fysiek geweld. Bij de strafmaat zal de rechtbank hiermee rekening houden in die zin dat een zwaardere straf op zijn plaats is dan wanneer sprake zou zijn geweest van geweld jegens ‘gewone’ burgers.
Daarnaast roept openlijke geweldpleging bij passanten, en ook in de samenleving als geheel, gevoelens van onrust en onveiligheid op. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijk geweld, of personen die hebben gezien dat dergelijk geweld werd uitgeoefend, nog enige tijd de lichamelijke en psychische gevolgen daarvan moeten dragen. Verdachte en zijn mededaders hebben hieraan bijgedragen. Dat het geweld buitensporig is geweest is ook gebleken uit de diverse verklaringen van de betreffende brandweerlieden. Enkele van deze personen zaten al tientallen jaren bij de brandweer, maar hebben zich nooit eerder zo bedreigd gevoeld als in deze situatie.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte d.d. 7 mei 2012, waaruit blijkt dat verdachte op 17 december 2009 door de kinderrechter is veroordeeld voor onder meer een geweldsfeit. Aan hem is toen een deels voorwaardelijke werkstraf opgelegd, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich diende te gedragen naar de aanwijzingen van Bureau Jeugdzorg, jeugdreclassering.
Omtrent verdachte is ten tijde van zijn inverzekeringsstelling door dhr. H. Lindenhof, raadsonderszoeker bij de Raad voor de Kinderbescherming, een rapport d.d. 3 januari 2012 opgemaakt. In dit rapport wordt beschreven dat verdachte na een verleden van veelvuldig schoolverzuim, grensoverschrijdend gedrag en politiecontacten sinds september 2011 in internaat Valkenheide in Maarsbergen woonde en daar een schildersopleiding volgde. Uit informatie van de gezinsvoogd bleek dat [verdachte] het binnen Valkenheide erg goed deed. Door de Raad voor de Kinderbescherming werd de rechter-commissaris daarom geadviseerd om de voorlopige hechtenis van verdachte te schorsen onder de voorwaarde dat hij zich zou houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering binnen het kader van de Maatregel hulp en Steun. De rechter-commissaris heeft op 4 januari de voorlopige hechtenis van verdachte onder de geadviseerde voorwaarde geschorst.
In een later door R. Verhoek, raadsonderzoeker, opgemaakt rapport d.d. 23 mei 2012 wordt beschreven dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. Vanaf 2007 zijn verdachte en zijn ouders in beeld bij politie en Leerplicht in verband met schoolverzuim, gedragsproblemen, middelengebruik en delictgedrag. Zij lieten hierbij een zorgmijdende houding zien. Op dit moment is er volgens de Raad sprake van een zorgelijke situatie. Zo zijn moeder en verdachte voor geen enkele instantie bereikbaar en is aan de ogenschijnlijke positieve situatie bij Valkenheide een abrupt einde gekomen. Verdachte is immers na een verlof in maart 2012 niet meer komen opdagen en is weer bij zijn moeder gaan wonen. De gezinsvoogdij instelling (BJZ) heeft er voor gekozen deze situatie in stand te laten, toen zij geen contact meer konden krijgen met [verdachte] en zijn moeder. De mogelijke terugplaatsing zal door BJZ nog ter toetsing aan de Raad voor de Kinderbescherming worden voorgelegd. Ter terechtzitting heeft verdachte erkend dat hij de positieve ontwikkeling bij Valkenheide heeft doorbroken door weer bij zijn moeder te gaan wonen. De reden hiervan zou er naar verdachtes eigen zeggen in zijn gelegen dat hij veel aan zijn in Engeland gedetineerde vader moest denken en hij het niet meer trok om aldaar te blijven. Verdachte heeft aangegeven dat hij zeer regelmatig blowt, omdat hij er rustig van wordt. Hij is zelf van mening dat zijn blowen niet problematisch is. Door de Raad wordt geadviseerd aan verdachte een werkstraf op te leggen, alsmede verplicht reclasseringscontact uit te voeren door het jongvolwassenenteam van Reclassering Nederland. Ook ter terechtzitting heeft voornoemde dhr. Lindenhof geadviseerd om het toezicht over te laten aan de “gewone” reclassering en niet aan de jeugdreclassering. Hij heeft hierbij gewezen op het feit dat verdachte zeer moeilijk begeleidbaar is en hij inmiddels bijna de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.
De rechtbank acht gelet op de ernst van het feit een forse werkstraf op zijn plaats. Deze werkstraf is van kortere duur dan de werkstraf zoals die is opgelegd aan de volwassen mededaders van verdachte. De rechtbank heeft hierbij uitdrukkelijk rekening gehouden met de minderjarige leeftijd van verdachte. Daarnaast zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke jeugddetentie opleggen voor de duur van 3 maanden. De rechtbank hoopt met deze voorwaardelijke jeugddetentie in combinatie met na te melden bijzondere voorwaarde verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst nogmaals strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel het gevorderde (en in het dictum uitgeschreven) huisarrest als bijzondere voorwaarde koppelen, alsmede verplicht reclasseringscontact met het jongvolwassenenteam van de Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt begeleiding door het Centrum Maliebaan. De rechtbank zal dit huisarrest echter beperken tot één oud en nieuwviering. De rechtbank acht – anders dan de officier van justitie - geen termen aanwezig om de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden te bevelen. De rechtbank heeft er hierbij rekening mee gehouden dat het bewezenverklaarde feit dateert van voor 1 april 2012 en de wettelijke mogelijkheid van dadelijke uitvoerbaarheid toen nog niet van kracht was. Deze wetswijziging is niet een voor verdachte gunstiger bepaling dan de oude regeling.
De rechtbank acht het door de officier van justitie gevorderde contactverbod met [medeverdachte 1] niet opportuun en zal dit verbod ook niet aan verdachte opleggen. De rechtbank heeft er hierbij rekening mee gehouden dat verdachte en [medeverdachte 1] elkaars beste vrienden zijn, zij dagelijks met elkaar om wensen te gaan en [medeverdachte 1] in het kader van een voorwaarde bij zijn schorsing al een contactverbod heeft opgelegd gekregen. Zij zullen nu eenmalig voor hetzelfde feit worden veroordeeld. Oplegging van een dergelijk verbod is in dit geval een onnodig vergaande inbreuk op de keuzevrijheid van verdachte.
7 De benadeelde partij
7.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in totaal zeven ingediende vorderingen integraal (hoofdelijk) toe te wijzen. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd ten aanzien van de toegewezen vorderingen telkens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2 Het standpunt van de raadsvrouwe
De raadsvrouwe heeft met betrekking tot de vorderingen van [brandweerman 1] en [verbalisant 2] geen opmerkingen gemaakt. Met betrekking tot de vorderingen van [brandweerman 4], [brandweerman 5] en [brandweerman 6] heeft de raadsvrouwe opgemerkt dat er geen sprake is geweest van lichamelijk letsel en dat ook psychisch letsel niet aannemelijk is gemaakt. Enkel het schrikken en het bang zijn valt niet te kwalificeren als immateriële schade. De raadsvrouwe heeft verzocht de vorderingen van deze drie laatstgenoemde benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren. Met betrekking tot de vorderingen van [brandweerman 3] en [brandweerman 2] heeft de raadsvrouwe er op gewezen dat ten aanzien van het gevorderde bedrag een vergelijking wordt gemaakt met een toegekend bedrag aan een agent bij een zogenaamde voetbalzitting. Deze betreffende agent had evenals deze benadeelde partijen een blijvende piep in zijn oren en aan hem werd € 1.400,- toegekend. Volgens de raadsvrouwe is niet duidelijk geworden waarom door deze twee benadeelde partijen een hogere toekenning wordt gevraagd.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partijen [brandweerman 1] (€ 500,-), [brandweerman 2] (€ 1.650), [brandweerman 3] (€ 1.650,-), [brandweerman 4] (€ 400,-), [brandweerman 5] (€ 400,-), [brandweerman 6] (€ 400,-), [verbalisant 2] (€ 500,-) hebben een vordering ingediend in verband met door hun geleden immateriële schade. Uit de door hen gegeven toelichting blijkt dat de schade onder meer bestaat uit gehoorschade (bij [brandweerman 3] en [brandweerman 2]), een flink litteken (bij [verbalisant 2]) en ondervonden angst, pijn en verontwaardiging Ook schrik en angst in de onderhavige situatie is naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als immateriële schade, zodat het verweer van de raadsvrouwe op dit punt wordt verworpen.
De rechtbank is van oordeel dat de door de zeven afzonderlijke benadeelde partijen gevorderde schade telkens een rechtstreeks gevolg is van het hiervoor bewezenverklaarde en acht de verdachte aansprakelijk voor die betreffende schade. De hiervoor genoemde en gevorderde bedragen zijn voldoende aannemelijk gemaakt zodat deze (hoofdelijk) zullen worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen van de benadeelde partijen zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen, met dien verstande dat de rechtbank zal volstaan met telkens oplegging van de schademaatregel ten hoogte van een vierde deel van het toegewezen bedrag. Het doel van de schadevergoedingsmaatregel, namelijk het versterken van de positie van de benadeelde in het kader van de strafprocedure met als doel schadevergoeding wordt daardoor voldoende gewaarborgd.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 141 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens het jongvolwassenenteam van de Reclassering Nederland te Utrecht;
* dat (indien en zo lang de reclassering dat nodig acht) verdachte in de proeftijd zal meewerken aan een behandeling bij Centrum Maliebaan;
* dat verdachte verplicht is van 31 december 2012 vanaf 12:00 uur tot 1 januari 2013 om 9:00 binnen te blijven, met opgave van zijn verblijfadres en telefoonnummer voor deze periode aan de politie op uiterlijk 30 december 2012;
- draagt genoemde reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 60 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Benadeelde partij [brandweerman 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [brandweerman 1] van € 500,-, geheel ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [brandweerman 1], € 125,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 2 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [brandweerman 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [brandweerman 2] van € 1.650,-, geheel ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [brandweerman 2], € 412,50,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 8 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [brandweerman 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [brandweerman 3] van 1.650,-, geheel ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [brandweerman 3], € 412,50,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 8 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalings-verplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [brandweerman 4]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [brandweerman 4] van € 400,-, geheel ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [brandweerman 4], € 100,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 2 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [brandweerman 5]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [brandweerman 5] van € 400,-, geheel ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [brandweerman 5], € 100,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 2 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [brandweerman 6]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [brandweerman 6] van € 400,-, geheel ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [brandweerman 6], € 100,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 2 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [verbalisant 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 2] van € 500,-, geheel ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [verbalisant 2], € 125,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 2 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalings-verplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W.G. de Beer, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.J. Veldhuijzen en E.A.A. van Kalveen, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 juni 2012.