3.1.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie geenszins aan de orde. In het geval een verbalisant zelf verdachte is wordt de betreffende zaak overgedragen aan een ander korps dan wel de nationale recherche. In dit geval waren de verbalisanten zelf slachtoffer en in een dergelijk geval bestaat er geen enkele afspraak dan wel rechtsregel die voorschrijft dat de behandeling van de zaak overgedragen dient te worden aan een ander korps. De verbalisanten hebben in dit geval ambtsedige processen-verbaal van bevindingen opgesteld waarin zij ieder afzonderlijk hun bevindingen hebben beschreven. Voorts blijkt uit het dossier en de getuigenverhoren dat er ook gekeken is naar voor verdachte ontlastende verklaringen.
3.1.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en acht de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging. De rechtbank stelt voorop dat slechts plaats is voor niet-ontvankelijk verklaring van de officier van justitie indien door een vormverzuim opsporingsambtenaren ernstige inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. De rechtbank overweegt hieromtrent dat geen rechtsregel geschonden is bij de wijze waarop het proces-verbaal is opgemaakt en tot stand gekomen. Voorts zijn er in het dossier geen aanknopingspunten te vinden dat de zaak op een bepaalde manier is ingekleurd. De rechtbank acht geen vormvoorschrift geschonden en bovendien acht zij het recht op een eerlijk proces voor verdachte ook anderszins niet geschonden.
3.2 De overige voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en dat verdachte derhalve vrijgesproken dient te worden. De raadsman heeft er daarbij op gewezen dat zijns inziens de bevindingen van verbalisant [verbalisant C] als onbetrouwbaar dienen te worden beschouwd en daarom niet gebezigd mogen worden voor het bewijs. Daarnaast heeft de raadsman gewezen op de voor verdachte ontlastende verklaringen en dat uit de verklaringen geenszins is gebleken dat verdachte heeft deelgenomen aan het tegen de hulpverleners uitgeoefende geweld.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Feiten blijkend uit de bewijsmiddelen
4.3.1.1 De bevindingen van verbalisanten [verbalisant A], [verbalisant B] en [verbalisant C]
Op 31 december 2011 stonden er twee olievaten opgesteld ter hoogte van de woning aan [adres] te De Bilt, zijnde de woning van de [familie verdachte en medeverdachte A].
Deze olievaten waren geplaatst om daarin vreugdevuren te ontsteken om daarmee oud en nieuw te vieren. De vreugdevuren in de olievaten werden omstreeks 12.00 uur die dag ontstoken en brandden de hele dag. Volgens de brandweercommandant was de brandweer omstreeks 22.16 uur ter plaatse gegaan en werden daar twee in brand staande olievaten met daaromheen wat houten planken geblust. Voorts werd toen volgens de brandweercommandant de afspraak gemaakt dat de vreugdevuren alleen gedoogd werden in de genoemde olievaten. Omstreeks 23.00 uur werd door de verbalisanten [verbalisant A] en [verbalisant B] waargenomen dat er een enorme brand woedde op de parkeerplaatsen tegenover genoemde woning. Nadat door deze verbalisanten de brandweer was opgeroepen en de brand vervolgens door de brandweer werd geblust werd er ter plaatse gesproken met [betrokkene A], die volgens deze verbalisanten verkeerde onder invloed van alcoholische drank. Deze [betrokkene A] verklaarde dat [medeverdachte B] vuurwerk naar de brandweer had gegooid, maar dat hij [medeverdachte B] al had gestraft. [betrokkene A] deelde de verbalisanten mede dat hij er op toe zou zien dat het vuur enkel in de olievaten zou branden.
Iets later op de avond zijn de olievaten wederom in brand gestoken en stond ook materiaal rondom de vaten in brand. De vlammen van deze brandhaard waren volgens verbalisant [verbalisant C] ongeveer 3 meter hoog en de brand werd wederom door de brandweer geblust.