ECLI:NL:RBUTR:2012:BW7306
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- E.A.A. Kalveen
- J.P. Killian
- T. Reichardt
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in zaak van mishandeling van minderjarige dochter
In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van de mishandeling van haar toen 10-jarige dochter, heeft de Rechtbank Utrecht op 29 mei 2012 uitspraak gedaan. De zaak kwam aan het licht na meldingen van het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en een huisarts, die vermoedens van mishandeling uitten. De dochter had verklaard dat haar moeder haar had geslagen en geschopt, wat leidde tot de constatering van 29 hematomen op haar lichaam. De rechtbank moest de betrouwbaarheid van deze verklaringen en de medische rapportages zorgvuldig wegen.
Tijdens de zitting op 15 mei 2012 werd duidelijk dat zowel de officier van justitie als de verdediging van mening waren dat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. De deskundigen hadden gerapporteerd dat de hematomen ook een accidentele oorzaak konden hebben, wat twijfel opriep over de verklaringen van de dochter. De rechtbank concludeerde dat, gezien de omstandigheden, voorzichtigheid geboden was bij het gebruik van deze verklaringen. De spanningen tussen de ouders en de mogelijke invloed daarvan op de verklaringen van de dochter werden ook in overweging genomen.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan de mishandeling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit, waarbij de twijfels over de betrouwbaarheid van de verklaringen van de dochter en de deskundigenrapportages een cruciale rol speelden. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met de ondertekening van de rechters en de griffier.