ECLI:NL:RBUTR:2012:BW7297

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
15 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/655492-12 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal uit beautysalon met bewijsproblemen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 15 mei 2012 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal uit een beautysalon. De verdachte zou op 1 maart 2012 een tas met inhoud hebben gestolen uit [X] Beautysalon te Utrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk de tas had weggenomen, ondanks camerabeelden waarop hij te zien was. De aangever, [benadeelde], verklaarde dat de tas met daarin de weekopbrengst van meerdere filialen was gestolen, maar het geld was niet bij de verdachte aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken van de diefstal, omdat er voldoende bewijs was dat hij de beautysalon had betreden met de intentie om te stelen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en zijn status als veelpleger. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 75 dagen en werd hij aansprakelijk gesteld voor een schadevergoeding van € 142,27 aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte werd ook verplicht om de schadevergoeding te betalen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/655492-12 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 mei 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1976] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in Huis van Bewaring Wolvenplein te Utrecht.
Raadsman mr. H.J. Veen, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 1 mei 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 1 maart 2012 een tas met inhoud heeft gestolen uit [X] Beautysalon te Utrecht.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het aan verdachte ten laste gelegde feit. Hiertoe heeft de raadsman het volgende aangevoerd:
Het geld dat in de woning waar verdachte verblijft is aangetroffen is zijn eigen geld, dan wel geld van zijn familie. Dit kunnen zij ook aantonen middels bankafschriften, welke in het dossier zijn gevoegd. Het feit dat het aangetroffen geld in de woning gesorteerd is, is geen bewijs dat dit geld afkomstig is uit [X] Beauty Center. Aangever [benadeelde] heeft immers verklaard dat het gestolen geld gesorteerd was per vestiging in een aparte envelop, maar dat het geld niet gebundeld was. Het geld dat in de woning is aangetroffen heeft een volstrekt legitieme herkomst
Volgens de aangifte zou er meer dan € 10.000,00 zijn gestolen uit [X] Beauty Center. Dit geldbedrag is niet onder verdachte aangetroffen. Dit geldbedrag is ook niet in de woning waar verdachte verbleef aangetroffen. De gestolen tas, de portefeuille en de paspoorten zijn ook niet onder verdachte aangetroffen of teruggevonden.
In het proces-verbaal van bevindingen van het uitkijken van de camerabeelden van [X] Beauty Center wordt geverbaliseerd dat op de beelden is te zien dat verdachte iets meeneemt onder zijn jas. Op de beelden is echter niet te zien dat verdachte de desbetreffende tas wegneemt en onder zijn jas meeneemt.
Er is geen enkel bewijs in het dossier aanwezig dat verdachte de tas met daarin het geldbedrag heeft gestolen. In het dossier wordt de suggestie gewekt dat verdachte het aan hem ten laste gelegde strafbare feit begaan heeft. Nu het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt, dient verdachte vrijgesproken te worden.
Dit alles, aldus de raadsman.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan.
Op 1 maart 2012 was aangever [benadeelde] (hierna: [benadeelde]) aan het werk in [X] Beauty Center, gevestigd aan de [adres] te [woonplaats]. De voordeur van het center is altijd afgesloten en kan van binnenuit geopend worden. Er stond een man voor de deur die zei dat hij een afspraak wilde maken. Aangever [benadeelde] heeft de voordeur geopend en is naar de wachtruimte gelopen. Hij zag dat de man in de gang stond die de wachtruimte met de behandelkamers verbindt. De man was de enige persoon die op die dag zelfstandig in het gangetje is geweest, hetgeen niet gebruikelijk is. Aangever [benadeelde] verzocht de man plaats te nemen in de wachtruimte en is verder gegaan met de behandeling van een klant Vanaf dat moment had aangever [benadeelde] geen zicht meer op de man. Aangever [benadeelde] heeft verklaard dat de overige klanten die op die dag in de Beatysalon zijn geweest geen van allen uit zijn zicht zijn geweest. Nadat aangever klaar was met de behandeling, zag hij de man niet meer. Aangever [benadeelde] is hierop direct naar behandelkamer drie gelopen en zag dat zijn tas niet meer aan de kapstok hing. Volgens [benadeelde] zat in de tas de weekopbrengst van meerdere filialen van [X] Beauty Center. In de tas zat ook een leren portemonnee van aangever, evenals zijn paspoort.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 1 maart 2012 in [X] Beautysalon aan de [adres] te [woonplaats] is geweest om daar een afspraak te maken, maar voortijdig de Beautysalon weer heeft verlaten. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting aangever [benadeelde], aanwezig op de publieke tribune, herkend als de persoon die hem op 1 maart 2012 in [X] Beautysalon te woord heeft gestaan.
Op de bewakingsbeelden van [X] Beauty Center is verdachte herkend. Op prints van de beelden is te zien dat verdachte om 16:30:15 uur naar binnen gaat en om 16:30:21 in de bewakingscamera kijkt. Om 16:33:44 uur is te zien dat verdachte zijn jas uit heeft en de voordeur op een kier zet. Vervolgens is om 16:34:47 uur te zien dat verdachte zijn jas weer aan heeft, hieronder kennelijk iets verbergt en de winkel verlaat.
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte op 1 maart 2012 een diefstal heeft gepleegd bij [X] Beauty Center te Utrecht. De rechtbank heeft mede in haar overwegingen betrokken dat verdachte - blijkens het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] – nadat hij zich na thuiskomst had gedoucht een kleine twee uur na de melding van de diefstal zich in een kledingkast van de woning van zijn ouders had verstopt. Voor dit opmerkelijke feit heeft verdachte geen plausibele verklaring gegeven. Kort hierop is verdachte aangehouden.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 1 maart 2012 te Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een Beautysalon gevestigd aan de [adres] heeft weggenomen een tas met daarin o.a. enig geldbedrag en enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] en/of [X] Beautysalon.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen de onvoorwaardelijke plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal. Hij heeft waardevolle goederen weggenomen uit een beautysalon na op klaarlichte dag de beautysalon te hebben betreden met de mededeling een afspraak te willen maken voor een behandeling. Een dergelijk feit brengt aanzienlijke schade mee voor de benadeelden. Zij worden geconfronteerd met het verlies van goederen en geld en moeten over het algemeen zelf opdraaien voor de kosten die zijn verbonden aan het vervangen hiervan.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 20 maart 2012, waaruit blijkt dat verdachte meerdere malen met justitie in aanraking is geweest. Zo is verdachte op 29 maart 2011 door de meervoudige strafkamer van deze rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden wegens onder meer winkeldiefstal.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het proces-verbaal veelpleger, waaruit volgt dat verdachte door de officier van justitie als zeer actieve veelpleger is gelabeld.
De eis van de officier van justitie is, gelet op hetgeen is bepaald in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht en gelet op de inhoud van het Reclasseringsadvies d.d. 14 maart 2012, begrijpelijk. De rechtbank is echter van oordeel dat er thans geen redenen zijn om nu over te gaan tot het opleggen van de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders. Verdachte is weliswaar als veelpleger te kwalificeren, maar de omvang van zijn strafblad is niet dermate groot dat zonder meer aan een onvoorwaardelijke ISD-maatregel gedacht moet worden.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat dan ook rekening gehouden met de ‘Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken’ die gelden voor insluiping bij recidive. Verdachte heeft ter terechtzitting geen persoonlijke omstandigheden naar voren gebracht die moeten leiden tot matiging van de bij dit soort delicten gebruikelijk op te leggen straf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.
7 De benadeelde partij
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van benadeelde partij [benadeelde] toe te wijzen met opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering van benadeelde partij [benadeelde] af te wijzen, gelet op de bepleite vrijspraak.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [benadeelde] heeft overeenkomstig artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het ten laste gelegde feit, te weten een totaalbedrag van € 1.742,27, ter zake materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 142,27 ter zake materiële schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De gevorderde bedragen à € 16,50, € 84,50, € 19,50, € 13,95 en € 7,82 acht de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot het totaal bedrag van voornoemde kostenposten, te weten € 142,27, toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag, bestaande uit € 1.600,00 ter zake materiële schade, onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij [benadeelde] zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8 Het beslag
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen kleding, genummerd 4, 5, 6 en 7 op de beslaglijst, te retourneren aan de verdachte. Ten aanzien van de in beslag genomen USB-stick, genummerd 11 op de beslaglijst, en de geldbedragen opgenomen onder de nummers 1, 2, 3, 8 en 9, heeft de officier van justitie gevorderd deze te retourneren aan [X] Beauty Center. Het in beslag genomen mes, nummer 10 op de beslaglijst, dient verbeurd te worden verklaard, aldus de officier van justitie.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht alle in beslag genomen goederen te retourneren aan de rechthebbenden, waarbij de raadsman erop gewezen heeft dat de rechthebbenden ten aanzien van de geldbedragen en het mes, verdachte en zijn familieleden zijn.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen geldbedrag en het mes aan [A], omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen geldbedrag aan [B], omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen kledingstukken en geldbedragen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde USB-stick aan [benadeelde], omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 75 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan [A] van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 8 en 10;
- gelast de teruggave aan [B] van het voorwerp dat op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst is genummerd 9;
- gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7;
- gelast de teruggave aan [benadeelde] van het voorwerp dat op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst is genummerd 11;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 142,27, ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 maart 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], € 142,27, vermeerderd met de wettelijke rent, berekend vanaf 1 maart 2012, te betalen, bij niet betaling te vervangen door 2 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- Heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Bender, voorzitter, mr. I. Vanwersch en mr. E.A. Messer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.P. Stapel, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 15 mei 2012.