RECHTBANK UTRECHT
sector handel en kanton
kantonrechter
zaaknummer: 786599 UC EXPL 11-19662 mh
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Extra Talent BV,
gevestigd te Rotterdam,
verder te noemen: Extra Talent,
eiseres,
gemachtigde: mr. M. Visser,
[gedaagde],
h.o.d.n. [naam],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen: [gedaagde],
gedaagde,
gemachtigde: mr. [naam].
1. Het verloop van de procedure
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 15 februari 2012.
Extra Talent heeft voorafgaand aan de comparitie nog stukken in het geding gebracht. De comparitie is gehouden op 5 april 2012, waarvan aantekening is gehouden.
Hierna is uitspraak bepaald.
2.1. Extra Talent is een onderneming die juridische, financiële, secretariële en logistieke medewerkers detacheert. [gedaagde] drijft een advocatenkantoor. In november 2010 werd bij een van de bij [gedaagde] (op het terrein van het personen- en familierecht) werkzame advocaten kanker geconstateerd. [gedaagde] wenste voor deze advocaat een tijdelijke vervanger aan te trekken en is daarvoor met Extra Talent in overleg getreden.
2.2. In haar mail van 21 februari 2011 aan mevrouw [A] (consultant van Extra Talent) schrijft [gedaagde] onder meer:
“Ik kan mij in het geheel niet vinden in artikel 4.3 van de overeenkomst. Ik wil de vrijheid hebben om de overeenkomst van opdracht tussentijds te kunnen beëindigen. Bovendien wil ik de vrijheid hebben om op elk gewenst moment – maar met bijvoorbeeld in achtneming van een termijn van 1 maand – de overeenkomst op te zeggen. (…)”
2.3. In haar mail van 24 februari 2011 aan [A] schrijft [gedaagde]:
“Vakantie in overleg met mij prima. Nogmaals als ze dan dus geen uren maakt, krijg ik dus ook geen rekening, niet waar?”
Bij mail van dezelfde dag reageert [A]:
“Klopt, je krijgt alleen de gewerkte uren doorbelast. De ingevoerde uren moet jij zelf eerst goedkeuren voordat wij ze zullen factureren.”
2.4. Op 16 maart 2011 is tussen Extra Talent en [gedaagde] een overeenkomst (door partijen Raamovereenkomst genoemd) tot stand gekomen met betrekking tot de detachering door Extra Talent van mevrouw mr. [B] als advocaat bij [gedaagde]. Bij de Raamovereenkomst is een bijlage gevoegd waarin het volgende is bepaald:
“Aanvangsdatum project 25 maart 2011
Overeengekomen aantal uren 600 uur
Normale werkweek 24 uur, verdeeld over 3 dagen.
Tarief € 55 per gewerkt uur
Reiskosten € 86,67 per maand (…)
1. Het gehele artikel 4 is niet van toepassing. Partijen zijn een maand opzegtermijn overeengekomen.”
2.5. In haar mail van 19 juli 2011 (om 11.50 u) aan [A] schrijft [gedaagde]:
“Met referte aan ons telefonisch contact van hedenochtend en gelet op het feit dat het mij niet lukt om de uren te wijzigen hierbij de correcte door [B] op haar urenlijsten voor mijn kantoor verantwoorde uren:
Je zegde mij toe deze gewijzigde te laten doorvoeren voor de facturatie. Ik ga dus uitdrukkelijk niet akkoord met meer uren over voormelde weken zoals in het systeem staan.”
Onder dit bericht is de tekst opgenomen:
“NB wegens vakantie zal ik afwezig zijn van 20 juli tot en met 5 augustus”
Om 21.00 u reageert [A]:
“Ik had je vanmiddag willen bellen maar heb de rest van de dag in bespreking gezeten.
Ik heb begrepen dat jij met [B] ([B]; toevoeging kantonrechter) hebt gesproken over het verhaal declarabele / gewerkte uren.
Ik heb [B] gesproken en zij was aardig kwaad.
(…)
Er wordt in de contracten gesproken over een tarief per gewerkt uur. We zijn dus ook genoodzaakt gewoon de gewerkte uren te declareren.
Als zij maar 3 declarabele uren maakt per dag, wat doet zij dan de rest van de dag? Ik neem aan dat zij dan toch ook gewoon voor jou aan het werk is?
(…)
Ik kan mij voorstellen dat het voor jou financieel vervelend is. Echter wanneer [B] niet zou functioneren of niet productief voor jou zou werken hadden wij dit graag eerder geweten en hadden wij haar een waarschuwing kunnen geven.
Wanneer bovenstaande voor jou geen optie is is de enige mogelijkheid, de opdracht bij ons op te zeggen. We hebben dan nog een maand opzegtermijn. We moeten ons dan wel houden aan de drie dagen per week van 8 uur.
2.6. Op 2 augustus 2011 (13.17 u) schrijft [gedaagde] per mail aan [B]:
“Zoals ik je voor mijn vakantie al heb gezegd is het volgende week dinsdag de laatste dag dat je werkt.”
Om 14.39 u reageert [B]:
“Voor jouw vakantie heb jij mij niet meegedeeld dat dinsdag 9 augustus a.s. mijn laatste werkdag is.”
Om 16.28 u schrijft [gedaagde]:
“Ons contract via extra talent kan ik elk moment beëindigen en dat doe ik dan ook per volgende week. Een en ander heb ik ook besproken met [A] ([A]; toevoeging kantonrechter).”
2.7. Bij mail van 8 augustus 2011 (12.10 u) aan [A] beëindigt [gedaagde] de overeenkomst met Extra Talent. Zij schrijft:
“Zoals ik al met [B] heb besproken heeft zij morgen 9 augustus haar laatste werkdag bij mij.”
Daarna vindt een mailcorrespondentie plaats tussen [A] en [gedaagde]. Om 13.30 u schrijft [A]:
“In onze mailwisseling d.d. 21-02-2011 heeft u aangegeven de overeenkomst ieder moment te willen kunnen opzeggen, eventueel met inachtneming van een maand opzegtermijn.
Deze opzegtermijn zijn wij ook overeengekomen in de raamovereenkomst die wij met u hebben gesloten.
De overeenkomst met [B] zullen wij dan ook opzeggen. Dit echter wel met inachtneming van een maand opzegtermijn wat betekent dat haar laatste werkdag 8-9-2011 is.
Wanneer u geen gebruik meer wenst te maken van de diensten van [B], zijn wij genoodzaakt 24 uur per week te factureren t/m 8-9-2011.”
Om 14.54 u schrijft [gedaagde]:
“Tijdens ons telefonisch contact van 19 juli heb ik je gezegd dat ik [B] maar tot augustus wilde hebben. Indien en voorzover ik gebonden zou zijn aan een opzegtermijn, dan zou die in dat geval zijn tot 19 augustus 2011.
Ik betaal geen dag langer dan tot en met 9 augustus.”
Om 15.18 u schrijft [A]:
“19 juli hebben wij geen telefonisch contact met elkaar gehad. Deze dag heb ik u wel onderstaande mail verzonden (zie r.o. 2.5; toevoeging kantonrechter).
Ik heb hier echter van uw kant geen reactie op gekregen.
Wij hebben wel een aantal keer contact gehad. Dit ging echter steeds over de declarabele / gewerkte uren. De overeenkomst is ooit definitief opgezegd.
[B] wist hier ook niets van. Zij heeft pas een aantal dagen geleden een mail van u ontvangen.”
Om 15.27 u schrijft [gedaagde]:
“Je hebt mij op 19 juli 2011 telefonisch gestalkt, zoals je het zelf noemde. Ook in dat gesprek dat ik met je had heb ik herhaald dat [B] na mijn vakantie niet meer hoefde te komen.
(…) Ik had nl. twee weken daarvoor (na jouw vakantie) telefonisch contact met je over het probleem met de uren die [B] maakte. Tijdens dat telefonisch contact heb ik je gezegd dat [B] na mijn vakantie (begin augustus) niet meer hoefde te komen. Je hebt daarop instemmend geantwoord en gezegd dat je dat begreep.
Tenslotte begrijp ik van je dat vanaf vorige week ook via [B] op de hoogte.
Dus morgen is de laatste dag en nogmaals ik betaal geen cent meer.”
Om 15.36 u schrijft [A]:
“Nogmaals, wij hebben geen telefonisch contact gehad over een eventuele opzegging. Wij hebben telefonisch contact gehad over de declarabele uren. (…)
Over een beëindiging van de overeenkomst na uw vakantie hebben wij het niet gehad. (…)”
Om 15.47 u schrijft [gedaagde]:
“Ik zou het zeer op prijs stellen als u de waarheid geen geweld zou aandoen.
Verder hebben wij elkaar telefonisch gesproken kort na je vakantie in verband met de het accorderen van de vermeende uren van [B]. Jij hebt mij gebeld; ik weet nagenoeg zeker dat dat op 13 juli 2011 was om 9.00 uur.
Ik heb je toen ook gezegd dat ik [B] na mijn vakantie (begin augustus) niet meer wilde laten werken. Je gaf aan dat je dat begreep. Je hebt me er overigens niet bij gezegd dat ik dat nog even schriftelijk moest bevestigen. (…)”
2.8. In haar schriftelijke verklaring van 28 maart 2012 (abusievelijk 2011 gedateerd) schrijft [B] onder meer:
“Vanaf 25 maart 2011 tot en met 9 augustus 2011 heb ik wekelijks minimaal 24 uur per week gewerkt bij [gedaagde] advocaten, met dien verstande gemiddeld acht uur per dag. Ik heb mijn gewerkte uren ingevuld in het systeem van urenregistratie van Extra Talent.
Voorts heeft mevrouw [gedaagde] mij meerdere malen medegedeeld tevreden te zijn over de uitoefening van mijn werkzaamheden. Dit mag onder meer blijken uit het feit dat mevrouw [gedaagde] mij heeft aangeboden bij [gedaagde] advocaten in dienst te treden.
Tijdens mijn werkzaamheden bij [gedaagde] advocaten heb ik mij uitsluitend beziggehouden met werkzaamheden ten behoeve van [naam]. Dat ik onder werktijd bezig zou zijn geweest met het opzetten van mijn eigen kantoor is niet waar.
Op 2 augustus 2011 heeft mevrouw [gedaagde] mij onverwachts en rauwelijks medegedeeld dat zij geen gebruik meer wilde maken van mijn werkzaamheden per 9 augustus 2011, ten minste: ‘dat ik vanaf dan niet meer hoefde te komen’.”
3.1. Extra Talent vordert na eisvermindering samengevat dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
I. Primair:
[gedaagde] te veroordelen aan Extra Talent te betalen een bedrag van € 11.381,76, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, dan wel de contractuele rente, vanaf 1 september 2011, althans de dag van de dagvaarding, tot aan de gehele voldoening;
Subsidiair:
[gedaagde] te veroordelen aan Extra Talent te betalen een bedrag van € 9.810,97, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, dan wel de contractuele rente, vanaf 1 september 2011, althans de dag van de dagvaarding, tot aan de gehele voldoening;
II. [gedaagde] te veroordelen aan Extra Talent te betalen een bedrag van € 952,- aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 1 september 2011, althans de dag van de dagvaarding, tot aan de gehele voldoening;
III. [gedaagde] te veroordelen in de (na)kosten van het geding van € 131,- dan wel € 199,- in het geval van betekening van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente over de volledige proceskosten als niet binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis aan de veroordeling is voldaan.
3.2. Extra Talent legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. Partijen zijn overeengekomen dat [B] ten minste 24 uur per week voor [gedaagde] werkzaam zou zijn. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen declarabele en non-declarabele uren, aldus Extra Talent. Vanaf 13 juni 2011 heeft [gedaagde] volgens Extra Talent evenwel alleen de declarabele uren van [B] geaccordeerd. Dit lagere aantal uren heeft Extra Talent vervolgens per abuis als uitgangspunt genomen voor de verdere facturatie. Dit heeft ertoe geleid dat [gedaagde] niet heeft betaald voor alle uren die [B] voor haar heeft gewerkt. [gedaagde] heeft in de periode van 13 juni 2011 tot en met 5 augustus 2011 31,9 uur te weinig betaald, aldus nog steeds Extra Talent. Dit komt neer op een bedrag van € 2.087,86 inclusief BTW (31,9 x € 55,-).
3.3. Verder vordert Extra Talent nakoming van de op [gedaagde] rustende betalingsverplichting uit hoofde van de Raamovereenkomst over de periode dat deze overeenkomst voortduurde. Zij stelt dat de mail van 8 augustus 2011 van [gedaagde] (zie r.o. 2.7) niet als een opzegging van de overeenkomst aangemerkt kan worden, zodat deze overeenkomst op 15 september 2011 van rechtswege is geëindigd. Voor [B]s werkzaamheden in week 32 (van 8 augustus tot en met 12 augustus 2011) heeft [gedaagde] slechts twee uren betaald. Dit betekent dat zij – uitgaande van een werkweek van minimaal 24 uur – nog voor 142 uren (6 weken x 24 uren minus 2 uren) moet betalen, zijnde een bedrag van € 9.293,90 (inclusief BTW).
Als de mail van 8 augustus 2011 wel als opzegging aangemerkt kan worden, dan is de overeenkomst op 8 september 2011 beëindigd. In dat geval vordert Extra Talent subsidiair een bedrag van € 7.723,11 inclusief BTW (5 weken x 24 uren minus 2 uren).
3.4. Met betrekking tot de vordering van € 2.087,86 stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat haar verweer, anders dan Extra Talent zegt, niet inhoudt dat zij alleen voor declarabele uren van [B] aan Extra Talent moet betalen. In de kern komt het verweer erop neer dat [gedaagde] alleen hoeft te betalen voor de uren die [B] daadwerkelijk – declarabel of niet – heeft gewerkt. Tijdens de zitting heeft [gedaagde] toegelicht dat uit de door [B] ingevulde tijdschrijfformulieren niet blijkt dat zij 8 uur per dag heeft gewerkt. Daarom heeft zij alleen haar akkoord gegeven voor de feitelijk door [B] gewerkte uren, aldus [gedaagde]. Tijdens het telefoongesprek op 13 juli 2011 heeft [A] volgens [gedaagde] bevestigd dat zij alleen hoeft te betalen voor de uren die [B] volgens haar eigen opgave daadwerkelijk heeft gewerkt.
Ook heeft [gedaagde] toegelicht dat [B] haar heeft meegedeeld dat zij niet tot 8 uren per dag kwam, omdat zij sommige dingen niet op de formulieren wilde vermelden.
3.5. Met betrekking tot de beëindiging verweert [gedaagde] zich met de stelling dat zij de Raamovereenkomst op 13 juli 2011 telefonisch bij [A] heeft opgezegd. Zij voert aan dat zij [A] op deze datum heeft meegedeeld dat [B] na haar vakantie niet meer terug hoefde te komen. Volgens [gedaagde] was het [A] bekend dat zij op 5 augustus 2011 terug zou zijn van vakantie, omdat zij haar vakantieperiode tijdens het telefoongesprek op 13 juli 2011 aan [A] heeft meegedeeld en omdat deze periode onderaan aan de mail van 19 juli 2011 is vermeld (zie r.o. 2.5). Verder heeft [gedaagde] toegelicht dat zij niet aan de opzegtermijn van een maand heeft gedacht en evenmin aan het schriftelijk bevestigen van de opzegging.
3.6. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1. Uit hetgeen tijdens de comparitie nader is toegelicht, leidt de kantonrechter – mede gelet op de mailwisseling van 24 februari 2011 (zie r.o. 2.3) – af dat tussen partijen niet (langer) in geschil is dat [gedaagde] alleen aan Extra Talent hoeft te betalen voor de uren die [B] daadwerkelijk ten behoeve van [gedaagde] heeft gemaakt, ongeacht of deze uren declarabel of non-declarabel zijn.
4.2. Het verweer van [gedaagde] houdt in dat uit de door [B] ingevulde tijdschrijfformulieren blijkt dat zij in elk geval vanaf 13 juni 2011 minder dan 24 uren per week (het minimum waarvan partijen in de Raamovereenkomst uitgingen; zie r.o. 2.4) heeft gewerkt. Gelet op de gemotiveerde betwisting van deze stelling door Extra Talent – mede door verwijzing naar de schriftelijke verklaring van [B] (zie r.o. 2.8) – had het op de weg van [gedaagde] gelegen haar verweer nader te onderbouwen. Dit had zij met name kunnen doen door de formulieren waarop zij zich beroept, in het geding te brengen. Het standpunt van [gedaagde] dat zij dit niet heeft gedaan, omdat deze formulieren tot haar cliënten herleidbare gegevens bevatten, overtuigt niet. [gedaagde] had deze formulieren namelijk geanonimiseerd ter kennis van Extra Talent en de kantonrechter kunnen brengen.
4.3. Tijdens de zitting heeft [gedaagde] meegedeeld dat [B] haar heeft verteld dat zij bepaalde dingen niet op de formulieren wenste te vermelden (zie r.o. 3.4). In haar conclusie van antwoord betrekt [gedaagde] de stelling dat [B] tijdens werktijd telefoongesprekken voerde met cliënten uit haar eigen praktijk. Kennelijk bedoelt zij hiermee te zeggen dat werkzaamheden van [B] ten behoeve van haar eigen praktijk ertoe hebben geleid dat zij niet 8 uren per dag ten behoeve van [gedaagde]’ praktijk werkte.
Gelet op de verklaring van [B], inhoudende dat [gedaagde] zodanig tevreden was met haar werkzaamheden dat zij haar een dienstbetrekking aanbood, had het op de weg van [gedaagde] gelegen dit ook dit onderdeel van haar verweer nader te onderbouwen. Dit heeft zij nagelaten. In dit licht wijst de kantonrechter erop dat [gedaagde], hoewel hier tijdens de comparitie uitdrukkelijk naar gevraagd, niet (langer) de stelling betrok dat privéwerkzaamheden van [B] ertoe hebben geleid dat zij niet minimaal acht uur per dag ten behoeve van [gedaagde]’ praktijk werkzaam was. [gedaagde] heeft evenmin anderszins toegelicht waarmee [B] zich dan wel bezighield gedurende haar aanwezigheid op kantoor.
4.4. Gelet op het voorgaande zal het verweer van [gedaagde] als onvoldoende gemotiveerd worden verworpen. Dit oordeel leidt ertoe dat ervan uitgegaan moet worden dat [B] in de periode van 13 juni 2011 tot en met 5 augustus 2011 conform de Raamovereenkomst in elk geval 24 uren per week heeft gewerkt, zodat [gedaagde] gehouden is de niet door haar betaalde uren aan Extra Talent te voldoen. Volgens Extra Talent bedraagt dit aantal uren 31,9. Omdat dit aantal op zichzelf niet door [gedaagde] is weersproken, gaat de kantonrechter uit van de juistheid ervan. Dit betekent dat de vordering tot betaling van het bedrag van € 2.087,86 (inclusief BTW) zal worden toegewezen.
4.5. Extra Talent stelt primair dat de Raamovereenkomst niet door [gedaagde] is opgezegd en daarom van rechtswege op 15 september 2011 is geëindigd. [gedaagde] stelt daar tegenover dat zij de Raamovereenkomst voorafgaand aan haar vakantie op medio juli 2011 tijdens een telefoongesprek met [A] heeft opgezegd, in die zin dat [B] na terugkeer van [gedaagde] van vakantie niet meer hoefde te komen werken (zie r.o. 3.5).
4.6. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] niet consistent is in haar stelling wanneer zij heeft opgezegd. In haar mailbericht aan [A] van 8 augustus 2011 van 14.54 u schrijft zij dat zij op 19 juli 2011 telefonisch met [A] heeft gesproken en tijdens dat gesprek de overeenkomst heeft opgezegd. Extra Talent betwist dat [gedaagde] de overeenkomst telefonisch heeft opgezegd. Volgens haar heeft op 19 juli 2011 wel een telefoongesprek plaatsgevonden, maar is toen uitsluitend gesproken over de uren waarvoor [gedaagde] zou moeten betalen (zie r.o. 2.7 en r.o. 2.5). Later op de dag (om 15.47 u) schrijft [gedaagde] in haar mail aan [A] echter dat zij de overeenkomst op 13 juli 2011 heeft opgezegd.
4.7. De kantonrechter begrijpt [gedaagde] aldus dat zij ter onderbouwing van haar verweer ook aanvoert dat zij [B] na het telefoongesprek met [A] al voor haar vakantie in kennis heeft gesteld van het feit dat zij na de vakantie niet meer hoefde te komen werken. De juistheid van dit verweer is gelet op de mail van [B] van 2 augustus 2011 van 14.39 u (zie r.o. 2.6) en gelet op haar schriftelijke verklaring (zie r.o. 2.8) echter niet komen vast te staan.
4.8. Gelet op het voorgaande – en mede in het licht van het feit dat [gedaagde], een advocaat, de door haar gestelde opzegging op 13 of 19 juli 2011 niet schriftelijk heeft bevestigd, hetgeen wel voor de hand had gelegen – is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] haar stelling dat zij de overeenkomst in juli 2011 mondeling heeft opgezegd, onvoldoende heeft onderbouwd. Dit leidt ertoe dat de kantonrechter tot uitgangspunt neemt dat zodanige opzegging niet heeft plaatsgevonden. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
4.9. Anders dan Extra Talent is de kantonrechter evenwel van oordeel dat de mail van 8 augustus 2011 als opzegging van de overeenkomst moet worden aangemerkt. Immers laat deze mail aan duidelijkheid niets te wensen over: de laatste werkdag van [B] zou 9 augustus 2011 zijn. Hierom – en mede omdat Extra Talent niet nader heeft onderbouwd waarom de mail van 8 augustus 2011 geen opzegging van de overeenkomst zou zijn – zal haar primaire vordering tot betaling van een bedrag van € 9.293,90 (inclusief BTW), die gebaseerd is op beëindiging van rechtswege per 15 september 2011, dan ook worden afgewezen.
Het feit dat Extra Talent, zoals namens haar tijdens de comparitie is verklaard, [B] wel tot 15 september 2011 heeft betaald, maakt voornoemd oordeel niet anders. Het langer dan een maand na de mail van 8 augustus 2011 door blijven betalen is een omstandigheid die voor haar rekening en risico behoort te blijven.
4.10. De opzegging door [gedaagde] per 9 augustus 2011 betekent dat zij in strijd met het bepaalde in de bijlage bij de Raamovereenkomst geen maand opzegtermijn in acht heeft genomen. Uitgaande van deze door partijen overeengekomen opzegtermijn, is de Raamovereenkomst op 8 september 2011 geëindigd. Dit betekent dat de subsidiaire vordering van Extra Talent tot betaling van een bedrag van € 7.723,11 (inclusief BTW) in beginsel voor toewijzing in aanmerking komt.
4.11. [gedaagde] stelt hiertegenover dat [B] vanaf ’s middags 9 augustus 2011 geen werkzaamheden meer voor haar heeft verricht, zodat zij niet gehouden is enig bedrag aan Extra Talent te betalen. Tijdens de comparitie heeft [gedaagde] toegelicht dat [B] op 9 augustus 2011 nog op het werk is verschenen, maar dat zij ’s middags niet meer wilde werken en vrij heeft genomen onder vermelding van “vakantie” op haar tijdschrijfformulier. Dit verweer wordt gepasseerd.
Vaststaat dat [gedaagde] [B] vanaf haar vakantieadres mailde met de mededeling dat zij vanaf de dinsdag de week erna niet meer hoefde te komen werken. Uit [B]s reactie is op te maken dat zij het hiermee niet eens was (zie r.o. 2.6). Verder staat vast dat [B] op 9 augustus 2011 desondanks op het werk is verschenen. Uit hetgeen [gedaagde] tijdens de comparitie heeft verklaard, leidt de kantonrechter af dat zij [B] op 9 augustus 2011 duidelijk heeft gemaakt dat zij niet langer welkom was, waarna [B] is vertrokken. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] het zelf in de hand heeft gewerkt dat [B] vanaf 9 augustus in de middag geen werkzaamheden meer heeft verricht. Onder deze omstandigheden komt [gedaagde] geen beroep toe op het feit dat [B] feitelijk niet heeft gewerkt gedurende de opzegtermijn van een maand. Dit betekent dat de vordering tot betaling van een bedrag van € 7.723,11 (inclusief BTW) zal worden toegewezen.
4.12. Extra Talent vordert primair de wettelijke handelsrente vanaf 1 september 2011 dan wel de datum van de dagvaarding (24 november 2011). Omdat [gedaagde] hiertegen op zichzelf geen verweer heeft gevoerd en gelet op het feit dat Extra Talent niet heeft onderbouwd dat [gedaagde] vanaf 1 september 2011 in verzuim is met betrekking tot zowel de betaling van het bedrag van € 2.087,86 als het bedrag van € 7.723,11, zal dit onderdeel van de vordering op de in het dictum te vermelden wijze worden toegewezen.
Buitengerechtelijke kosten
4.13. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso)kosten zal – mede gelet op de door de kantonrechter gevolgde aanbevelingen van het Rapport Voorwerk II – worden afgewezen. Uit de door Extra Talent gegeven omschrijving van de verrichte werkzaamheden blijkt niet dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan Extra Talent vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
4.14. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Extra Talent worden begroot op:
- dagvaarding € 76,31
- vast recht 426,00
- salaris gemachtigde 600,00 (2,0 punten × tarief € 300,00)
Totaal € 1.102,31
5.1. veroordeelt [gedaagde] aan Extra Talent te betalen een bedrag van € 9.810,97, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek vanaf 24 november 2011 tot aan de dag van voldoening,
5.2. veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Extra Talent, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.102,31, waarin begrepen € 600,00 aan salaris gemachtigde,
5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2012.