parketnummer: 16/655303-12; 01/839773-10 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 mei 2012
[verdachte],
geboren op [1979] te [geboorteplaats] (Algerije),
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd te PI Flevoland – HvB Almere,
raadsman mr. B.P.J. van Riel, advocaat te Arnhem.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 25 april 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair: samen met een ander of anderen op 10 januari 2012 heeft ingebroken in een woning in Veenendaal;
Subsidiair: medeplichtig is geweest aan een woninginbraak op 10 januari 2012 in Veenendaal.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het primair tenlastegelegde. De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en heeft daartoe aangevoerd dat het onmogelijk is dat verdachte in Veenendaal is geweest, gelet op het tijdstip van de inbraak en het tijdstip waarop verdachte aangifte heeft gedaan van diefstal van zijn kentekenplaten op het politiebureau in Helmond.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het onder feit 1 primair tenlastegelegde
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair tenlastegelegde.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte bij de feitelijke inbraak enige uitvoeringshandeling heeft verricht. Evenmin is gebleken dat hij anderszins een zodanige bijdrage heeft geleverd dat desondanks medeplegen zou kunnen worden aangenomen. Daarbij komt dat ook niet is gebleken dat verdachte heeft gedeeld in de buit van de inbraak. De rechtbank acht derhalve niet bewezen dat er sprake was van de voor de bewezenverklaring van medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking en spreekt om die reden verdachte vrij van het primair tenlastegelegde.
Het bewijs ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan op grond van het navolgende.
Aangeefster [aangever 1] heeft verklaard dat op 10 januari 2012 tussen 13.00 uur en 13.15 uur uit haar woning, gelegen aan de [adres] te Veenendaal, een laptop, een iPad, contant geld ten bedrage van 40 euro en een plastic tas zijn weggenomen.
Getuige [getuige 1] zag op 10 januari 2012 omstreeks 13.10 uur dat een man uit de voordeur van de woning aan de [adres] te Veenendaal liep. Zij zag dat de man aan het telefoneren was. Ze zag dat de man een plastic tas van Albert Heijn in zijn hand had. Getuige [getuige 1] is de man achterna gefietst. Ze zag dat de man nog steeds aan het telefoneren was. Vervolgens zag getuige [getuige 1] dat er een groene Peugeot met het kenteken [kenteken] aan kwam rijden. Zij zag dat de auto werd bestuurd door een andere man. Getuige [getuige 1] zag dat de man in de groene Peugeot stapte en dat de groene Peugeot weg reed.
Getuige [getuige 1] heeft foto’s van de groene Peugeot gemaakt.
Getuige [getuige 2] zag dat er op 10 januari 2012, omstreeks 13.10 uur, een man voor de woning aan de [adres] te Veenendaal stond. Ze zag dat de man ter hoogte van de voordeur en het keukenraam stond. Getuige [getuige 2] zag dat de man zich omdraaide en met zijn gezicht naar de voordeur stond. Ze zag dat de man met twee handen verticale bewegingen maakte langs de deurstijl aan de kant en ter hoogte van het slot. Ze zag dat het leek alsof de man de deur had geopend met een sleutel, zo gemakkelijk kwam hij binnen. Even later kwam de man weer naar buiten lopen. Hij was misschien een minuut binnen geweest. Hij liep de voordeur uit. De man had een blauwe plastic tas van Albert Heijn bij zich.
Het kenteken [kenteken] staat op naam van verdachte.
Uit de historische verkeersgegevens van de telefoon van verdachte blijkt dat de gebruiker van deze telefoon op 10 januari 2012 tussen 12.27 uur en 13.18 uur zich in Veenendaal bevond. Gedurende deze periode vonden er acht gesprekken plaats. De gebruiker van de telefoon heeft op 10 januari 2012 de navolgende route gevolgd:
- 9.37.02 uur Helmond;
- 10.38.02 uur Schaijk;
- 11.13.16 uur tot en met 11.48.28 uur Ede;
- 12.27.32 uur tot en met 13.18.38 uur Veenendaal;
- 13.37.57 uur Zetten – Andelst;
- 14.01.53 uur en 14.02.14 uur Veghel;
- 14.13.48 uur tot en met 14.25.06 uur Eindhoven;
- 15.19.19 uur tot en met 15.32.23 uur Helmond.
Verdachte heeft verklaard dat hij zijn telefoon op 10 januari 2012 de hele dag bij zich heeft gehad.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank is op grond van bovenstaande bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte medeplichtig is geweest aan de woninginbraak. Verdachte is met een auto in de directe omgeving van de woning klaar gaan staan, zodat een snelle aftocht van de plaats van het misdrijf mogelijk werd gemaakt. De rechtbank acht daarbij van belang het tijdstip dat verdachte is aangekomen in Veenendaal, het tijdstip van de inbraak, het tijdstip dat degene die heeft ingebroken wordt opgepikt door de auto van verdachte en het feit dat verdachte zijn aanwezigheid in Veenendaal op die dag op geen enkele wijze heeft verklaard.
De verklaring van verdachte dat hij op 10 januari 2012 niet in Veenendaal is geweest, maar op 3 januari 2012 en op 8 januari 2012 wel bovenstaande route heeft gevolgd wordt verworpen. Het is goed mogelijk dat verdachte ook op 3 en 8 januari dezelfde route heeft gevolgd, maar uit de historische gegevens blijkt naar het oordeel van de rechtbank onomstotelijk dat dit ook – en in elk geval – op 10 januari 2012 het geval was.
De rechtbank verwerpt ook het verweer van de verdediging dat het onmogelijk is dat verdachte in Veenendaal is geweest op grond van bovenstaande historische verkeersgegevens, gelet op de afstanden tussen de woonplaats van verdachte en Veenendaal. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de tijd die gemoeid is met het rijden van de afstand Helmond/Veenendaal, gecombineerd met het tijdstip van de inbraak en het tijdstip waarop verdachte in het politiebureau van Helmond binnen stapt, dat het mogelijk is dat verdachte binnen de berekende tijd heen en weer is gereden naar Veenendaal.
Het bewijs ten aanzien van feit 2
Verdachte heeft op 10 januari 2012 in Helmond ten overstaan van bijzonder opsporingsambtenaar van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, [verbalisant 1], aangifte gedaan van diefstal van twee kentekenplaten.
Verbalisanten hebben op 10 januari 2012 geconstateerd dat zich op de voorzijde van de auto van verdachte een kentekenplaat bevond. Verbalisanten hebben voorts geconstateerd dat op de achterzijde van de auto geen kentekenplaat aanwezig was.
Verbalisanten hebben op 10 januari 2012 in de woning van verdachte in een wasmand die bovenop de wasmachine stond, onder vuile was, een kentekenplaat aangetroffen.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2
De rechtbank is op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het doen van een valse aangifte.
Verdachte heeft aangifte gedaan van diefstal van twee kentekenplaten en heeft op het moment dat verbalisanten constateerden dat er slechts één kentekenplaat verdwenen was, zijn verklaring bijgesteld. Voorts is de ontbrekende kentekenplaat aangetroffen in de woning van verdachte, verstopt in een wasmand.
De rechtbank verwerpt het verweer van verdachte dat de kentekenplaat in de wasmand een reserve, derde, kentekenplaat betrof. De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat er slechts twee kentekenplaten per kenteken worden afgegeven. Indien er een nieuwe kentekenplaat wordt afgegeven omwille van welke reden dan ook, wordt hier een duplicaatcode aan toegevoegd. Een eventuele derde kentekenplaat voor een aanhanger zou een witte kentekenplaat betreffen. De aangetroffen kentekenplaat in de wasmand van verdachte was echter een originele gele kentekenplaat zonder toegevoegde duplicaatcode. De verklaring van verdachte kan derhalve niet juist zijn en de rechtbank beschouwt die verklaring als ongeloofwaardig.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat
1. Subsidiair
een nog onbekend persoon op 10 januari 2012 te Veenendaal met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een laptop en een iPad en contant geld (40 euro) en een plastic tas,
toebehorende aan [aangever 1], waarbij die nog onbekende persoon zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van een valse sleutel,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 10 januari 2012 te Veenendaal opzettelijk behulpzaam is geweest door met een auto in de directe omgeving van voornoemde woning klaar te staan voor een snelle aftocht en die nog onbekende persoon onmiddellijk na het
plegen van dat misdrijf met die auto te vervoeren van de plaats van het misdrijf.
2.
op 10 januari 2012 te Helmond aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van bijzonder opsporingsambtenaar van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, [verbalisant 1], opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van de diefstal van de kentekenplaten ([kenteken]) van zijn personenauto.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
1. Subsidiair: medeplichtigheid aan diefstal, waarbij de schuldige zich toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van een valse sleutel.
2. aangifte doen dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om verdachte vrij te spreken.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte is medeplichtig geweest aan een woninginbraak. Woninginbraken zorgen voor veel overlast en schade. Ook versterken woninginbraken gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Daarnaast heeft verdachte een valse aangifte gedaan om de politie te misleiden. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Voor wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 16 maart 2012, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte.
7. De vordering tot tenuitvoerlegging
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 30 maart 2011 ten uitvoer zal worden gelegd.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen nieuw strafbaar feit heeft gepleegd.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
8. Het beslag
8.1. De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien de voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
9. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14g, 27, 48, 57, 188 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 primair tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
1. Subsidiair: medeplichtigheid aan diefstal, waarbij de schuldige zich toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van een valse sleutel;
2. aangifte doen dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 (vier) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 30 maart 2011 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 01/839773-10 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten een telefoon, Samsung wit, en een telefoon, Samsung zwart;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel voorlopige hechtenis met ingang van het moment waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. Kranenbroek, voorzitter, mr. P. Bender en mr. I.M. Vanwersch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 mei 2012.
Mr. Vanwersch is buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen.