ECLI:NL:RBUTR:2012:BW6305
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van voorbereidingshandelingen van diefstal met geweld en afpersing in vereniging
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht, is de verdachte vrijgesproken van de voorbereidingshandelingen van diefstal met geweld en afpersing in vereniging. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 6 april 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar maakten. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van voorwerpen, zoals een start/alarmpistool, bivakmuts en latexhandschoenen, die bestemd zouden zijn voor het plegen van een overval. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat uit de wettige bewijsmiddelen niet blijkt dat de verdachte deze voorwerpen in zijn bezit had of heeft gehad. Het forensisch onderzoek heeft ook geen aanwijzingen opgeleverd voor een directe betrokkenheid van de verdachte bij deze attributen.
De rechtbank overweegt dat, om het medeplegen van voorbereidingshandelingen te kunnen bewijzen, aangetoond moet worden dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het voorhanden hebben van de voorwerpen die bestemd zijn voor het plegen van een misdrijf. In dit geval kon niet worden aangetoond dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de voorwerpen bij zijn medeverdachten. De rechtbank concludeert dat het handelen van de verdachte, zoals het wachten op zijn medeverdachten met een mogelijk gestolen scooter, niet kan bijdragen aan de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, omdat dit niet als strafbare handeling in de tenlastelegging is opgenomen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank heeft het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven en gelast de teruggave van de in beslag genomen scooter aan de rechthebbende, aangezien deze niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer.