ECLI:NL:RBUTR:2012:BW6302
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot tenuitvoerlegging van bijzondere voorwaarden in strafzaak
In deze zaak heeft de rechtbank Utrecht op 20 april 2012 uitspraak gedaan in een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde straf aan de veroordeelde. De officier van justitie had gevorderd dat de tenuitvoerlegging zou plaatsvinden, omdat de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden had gehouden die hem waren opgelegd bij een eerdere veroordeling op 14 oktober 2009. Deze voorwaarden omvatten onder andere dat de veroordeelde zich diende te houden aan de aanwijzingen van de reclassering en moest meewerken aan verschillende trajecten voor begeleiding en behandeling.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen. Uit het adviesrapport van de reclassering, opgesteld door de heer J. Wassink op 20 maart 2012, bleek dat de veroordeelde weliswaar had deelgenomen aan de trajecten, maar dat de beoogde resultaten niet waren behaald. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden had overtreden. Het was mogelijk dat de veroordeelde zich niet bewust was van het feit dat hij de voorwaarden overtrad, vooral omdat hij in voorlopige hechtenis zat en geen contact meer wilde met de reclassering.
De rechtbank oordeelde dat de reclassering niet had aangetoond dat de veroordeelde de voorwaarden had geschonden, en dat de vordering tot tenuitvoerlegging daarom niet kon worden toegewezen. De beslissing werd genomen na een zitting op 6 april 2012, waar zowel de officier van justitie als de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman, aanwezig waren. De rechtbank benadrukte dat de deelname aan de trajecten op zich niet voldoende was om te concluderen dat de veroordeelde de voorwaarden had overtreden, en dat de omstandigheden rondom zijn voorlopige hechtenis ook een rol speelden in de beoordeling.