ECLI:NL:RBUTR:2012:BW6298

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
16 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
323356 - KG ZA 12-283
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging zorgovereenkomst door zorginstelling wegens weigering zorgontvangst en bijkomende omstandigheden

In deze zaak vorderde eiseres, die zorg ontving van de stichting Abrona, een verbod op de gevolgen van de eenzijdige beëindiging van de zorgovereenkomst door Abrona. De rechtbank oordeelde dat Abrona gerechtigd was de zorgovereenkomst te beëindigen, omdat eiseres structureel weigerde de geïndiceerde zorg te ontvangen en er bijkomende omstandigheden waren die de beëindiging rechtvaardigden. De rechtbank stelde vast dat Abrona voldoende waarschuwingen had gegeven aan eiseres over haar gedrag, dat leidde tot overlast en andere problemen. De beëindiging van de zorgovereenkomst was echter niet onmiddellijk van kracht; de rechtbank bepaalde dat Abrona eiseres nog zes weken crisiszorg moest verlenen, zodat zij in staat was om passende vervangende zorg te regelen. De rechtbank veroordeelde eiseres in de proceskosten, die aan de zijde van Abrona waren begroot op € 1.391,00. Het vonnis werd uitgesproken door mr. G.A. Bos op 16 mei 2012.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handel en kanton
Handelskamer
zaaknummer / rolnummer: 323356 / KG ZA 12-283
Vonnis in kort geding van 16 mei 2012
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. J.J. van Ewijk,
tegen
de stichting
ABRONA,
gevestigd en kantoorhoudende te Huis ter Heide,
gedaagde,
advocaat mr. S.C. Banga.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Abrona genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 24 april 2012 met producties 1 tot en met 3
- het op 27 april 2012 van Abrona ontvangen antwoord op kort geding dagvaarding met producties 1 tot en met 3
- de mondelinge behandeling van 1 mei 2012
- de ter zitting door Abrona overgelegde productie 4.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Abrona is een christelijke organisatie voor dienstverlening, waaronder woonvoorzieningen, aan mensen met een verstandelijke beperking.
2.2. [eiseres] heeft in de afgelopen jaren zorg van Abrona ontvangen, waarbij zij (in ieder geval) ongeveer de laatste drie jaar heeft gewoond in een chalet op het terrein van de locatie [locatie] van Abrona.
2.3. Op 17 februari 2012 heeft Abrona een brief aan [eiseres] gezonden. De inhoud van deze brief luidt – voor zover van belang – als volgt:
“(…)
Gedurende een langere periode ontvangen wij klachten over uw gedrag. Het gaat om:
- Geluidsoverlast in de nacht
- Ontvangen van bezoek ’s nachts
- Intimidatie van cliënten en personeel
- Aangifte van diefstal op het terrein
- Vervuiling van de woonomgeving
- Vermoedens van criminele activiteiten
- Niet begeleidbaar opstellen en afspraken niet nakomen, waardoor het onmogelijk is om de klachten op te lossen.
Abrona verwacht dat u samen met begeleiding deze situatie gaat oplossen. Blijven er klachten komen en/of is er sprake van criminele activiteiten op het terrein dan wordt de zorgovereenkomst opgezegd en kunt u niet blijven wonen bij Abrona.
(…)”
2.4. Op 1 maart 2012 is [eiseres] aangehouden door de politie op verdenking van diefstal(len) op de locatie [locatie]. Het onderzoek van de politie loopt nog.
2.5. Nadat [eiseres] op 2 maart 2012 in de middag terug is gekeerd van het politiebureau, wordt haar door Abrona de toegang tot het chalet ontzegd. [eiseres] verblijft vervolgens in het kader van crisisopvang op de afdeling [afdeling] en later in een appartement op [appartement].
2.6. Op 28 maart 2012 heeft Abrona schriftelijk aan [eiseres] medegedeeld dat Abrona de tussen partijen bestaande zorgrelatie per 1 mei 2012 beëindigt.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet dat toelaat:
1. te bevelen dat Abrona [eiseres] onverwijld toegang tot het terrein en het chalet verleent;
2. te bepalen dat de gevolgen van de eenzijdige opzegging van de zorgrelatie door Abrona niet intreden per 1 mei 2012, althans niet voor zover het de woonsituatie van [eiseres] betreft;
3. te verbieden dat Abrona [eiseres] en/of haar goederen per 1 mei 2012 van het terrein van Abrona verwijdert;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 althans een nader door de voorzieningenrechter in goede justitie voor iedere overtreding van één van de onder 1 t/m 3 genoemde onderdelen;
en met veroordeling van gedaagde in de kosten van het geding, waaronder het salaris van gemachtigde.
3.2. Abrona voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Tussen partijen is in geschil of Abrona de tussen partijen bestaande zorgrelatie (met inachtneming van de door Abrona gehanteerde termijn) mocht opzeggen. Partijen hebben deze zorgrelatie niet schriftelijk vastgelegd, maar tussen partijen staat vast dat [eiseres] in de afgelopen jaren woonruimte en zorg van Abrona heeft ontvangen. Aldus is sprake van een gemengde overeenkomst, waarbij zowel woonruimte als diensten en goederen – samen aangeduid als “zorg” – werden verstrekt. Nu in het kader van dit kort geding voldoende is komen vast te staan dat deze woonruimte en zorg (slechts) werden verstrekt op basis van een indicatiebesluit van het Centrum indicatiestelling zorg, hierna respectievelijk: “CIZ-indicatie” en “CIZ”, in het kader van benodigde AWBZ-zorg, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de woonvoorziening (slechts) in het kader van die zorg is verstrekt. Aldus overheerst het verzorgingselement in de tussen partijen bestaande gemengde overeenkomst, hierna ook te noemen: “de zorgovereenkomst”. Dat [eiseres] voornamelijk gebruik zou hebben gemaakt van de woonvoorziening is op grond van het voorgaande dus niet van belang. Op grond van vaste jurisprudentie zijn in het geval van een dergelijke gemengde overeenkomst, waarbij het zorgelement overheerst, de huurbeschermingsbepalingen niet van toepassing. Als uitgangspunt heeft dan te gelden dat een zorgovereenkomst (inclusief de woonvoorziening) slechts opzegbaar is indien daarvoor gewichtige redenen bestaan. De zorginstelling dient bovendien bij de (aanloop naar de) opzegging de nodige zorgvuldigheid in acht te nemen. Dit is dan ook het toetsingskader dat de voorzieningenrechter zal hanteren.
4.2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient de meest recente CIZ-indicatie als uitgangspunt te dienen voor de beoordeling op welke wijze de onderhavige zorgovereenkomst nader diende te worden ingevuld. Abrona heeft in dit kader aangevoerd dat ten aanzien van [eiseres] thans een ZZP-6 indicatie is afgegeven door het CIZ en dat deze indicatie inhoudt dat er 24 uur per dag zorg wordt verleend en toezicht wordt gehouden in een beschermde woonvorm. [eiseres] heeft dit niet (voldoende gemotiveerd) weersproken, zodat de voorzieningenrechter daar vanuit zal gaan. Uit hetgeen Abrona ter zitting heeft aangevoerd, volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat zolang [eiseres] in het chalet verblijft de hiervoor omschreven zorg slechts aan haar kan worden verleend indien zij daaraan haar medewerking verleent, in die zin dat zij – onder meer – de medewerkers van Abrona toelaat in het chalet. In het algemeen geldt dat het voor een adequate nakoming van een tussen partijen bestaande zorgovereenkomst (in het kader van vrijwillige zorg) vereist is dat beide partijen zich daartoe inspannen, in die zin dat er niet slechts zorg verleend dient te worden, maar dat deze zorg ook dient te worden aanvaard. In het licht van het voorgaande geldt dit naar het oordeel van de voorzieningenrechter in casu des te meer.
4.3. Abrona heeft aangevoerd dat zij (in ieder geval) gedurende enkele jaren de geïndiceerde zorg aan [eiseres] heeft aangeboden en dat zij zich in die periode heeft ingespannen om [eiseres] te bewegen deze zorg ook te ontvangen, maar dat [eiseres] (uiteindelijk) zo weinig zorg blijft aanvaarden dat (ruimschoots) niet aan de indicatiestelling kan worden voldaan. In dit verband heeft Abrona er tevens op gewezen dat [eiseres] tot op heden weigert mee te werken aan het gezamenlijk opstellen van een ondersteuningsplan. Daarbij komt dat de situatie van [eiseres], ondanks de inspanningen van Abrona, het afgelopen half jaar aanzienlijk is verslechterd. Zo is er – onder meer – sprake van door [eiseres] veroorzaakte dusdanige overlast dat er onrust ontstaat onder andere bewoners, is het chalet ernstig vervuild en is [eiseres] aangehouden door de politie op verdenking van diefstal(len) op het terrein. Nu de geïndiceerde zorg niet geboden kan worden en er sprake is van de hiervoor genoemde bijkomende omstandigheden, kan volgens Abrona niet langer van haar gevergd worden de zorgovereenkomst gestand te doen, aldus Abrona.
4.4. De voorzieningenrechter volgt Abrona hierin. Te meer nu ook ter zitting is gebleken dat [eiseres] slechts op haar eigen voorwaarden zorg wenst te aanvaarden en dat de door haar gewenste zorg slechts een (heel) klein deel van de geïndiceerde zorg betreft, is voldoende aannemelijk geworden dat de zorgovereenkomst niet op de geïndiceerde wijze kan worden ingevuld en daarmee is de basis aan de zorgovereenkomst komen te ontvallen. Daarbij is het bestaan van de in 4.3 genoemde bijkomende omstandigheden gelet op de ter zitting door de heer [A], regio-manager Abrona, daarover afgelegde verklaring voldoende aannemelijk geworden. Nu voorts ter zitting is gebleken dat Abrona (in 2011) aan [eiseres] verscheidene passende zorgalternatieven heeft aangeboden, maar [eiseres] deze heeft geweigerd en door Abrona niet alleen schriftelijk (zie 2.3) maar daaraan voorafgaand ook regelmatig mondeling is gewaarschuwd voor de mogelijke consequenties van haar gedrag, heeft Abrona in aanloop naar de opzegging voldoende zorgvuldigheid in acht genomen en is Abrona naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter gerechtigd de zorgovereenkomst met [eiseres] te beëindigen. In het navolgende zal worden ingegaan op de termijn die bij deze beëindiging in acht moet worden genomen.
4.5. De door Abrona bij de opzegging van de zorgovereenkomst in acht te nemen zorgvuldigheid omvat naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook dat Abrona de zorgovereenkomst op een zodanige termijn dient te beëindigen dat [eiseres] in de gelegenheid is om te (laten) regelen dat er na de beëindiging van de zorg door Abrona aansluitend andere passende zorg voor haar beschikbaar is. Door Abrona is een opzegtermijn van één maand gehanteerd. Gelet op de omstandigheid dat partijen deze periode (mede) hebben benut om te spreken over het voorkomen van een beëindiging van de zorgovereenkomst waardoor [eiseres] zich nog niet heeft verdiept, dan wel heeft kunnen verdiepen in het regelen van andere zorg en aangezien de door Abrona genoemde zorgalternatieven aan [eiseres] zijn aangeboden in een periode dat de beëindiging van de zorgovereenkomst nog niet (concreet) aan de orde was, is deze termijn te kort. De voorzieningenrechter zal dan ook oordelen dat [eiseres] nog een periode van 6 weken na heden moet worden gegund om andere passende zorg te (laten) regelen. De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat ook Abrona zich zal inspannen om er voor te zorgen dat [eiseres] aansluitend aan de beëindiging van de zorgovereenkomst passende zorg krijgt. Gedurende de genoemde periode moet Abrona nog de zorg aan [eiseres] verlenen die ook thans door Abrona aan [eiseres] wordt verleend, te weten crisisopvang (zie 2.5). Een terugkeer naar het chalet in die periode acht de voorzieningenrechter, gelet op hetgeen in 4.3 en 4.4 aan de orde is gekomen, niet verantwoord.
4.6. [eiseres] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Abrona worden begroot op:
- griffierecht € 575,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.391,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. bepaalt dat Abrona gedurende een periode van 6 weken na heden de thans aan [eiseres] verleende zorg (crisisopvang) aan [eiseres] dient te verlenen,
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Abrona tot op heden begroot op € 1.391,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Bos en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2012.