4.3Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
Aangiftes [aangeefster 1]
Tav 30 april 2011
Aangifte [aangeefster 1]
Medeverdachte [medeverdachte 1] en [aangeefster 1] kennen elkaar van het ROC Midden Nederland in Utrecht. [medeverdachte 1] en [aangeefster 1] hebben via MSN regelmatig contact met elkaar. Zij spreken een aantal keer af bij [medeverdachte 1] thuis aan de [adres] . De ene keer zijn de ouders van [medeverdachte 1] thuis, de andere keer niet. In het huis van [medeverdachte 1] gaan zij altijd gelijk naar de slaapkamer van [medeverdachte 1] op de zolderverdieping. Ze kijken tv/films en hebben seks. [aangeefster 1] vindt [medeverdachte 1] leuk en zij voelt zich fijn bij hem. De derde afspraak die zij (weer bij [medeverdachte 1] thuis) hebben, vindt plaats op 29 april 2011.
[aangeefster 1] verklaart dat zij op vrijdag 29 april 2011 seks heeft met [medeverdachte 1] . Daarna stelt [medeverdachte 1] een trio voor. [aangeefster 1] zegt tegen hem dat ze dat niet wil. Zij ziet dat [medeverdachte 1] boos wordt. [medeverdachte 1] zegt dat hij een vriend heeft die vast heeft gezeten en dat die het wel verdient om seks te hebben. [aangeefster 1] zegt dan tegen [medeverdachte 1] dat hij daarvoor maar iemand anders moet zoeken. [aangeefster 1] ziet dat [medeverdachte 1] aan het sms’en is en vraagt hem “Ben je het al aan het regelen dan?”. [aangeefster 1] hoort [medeverdachte 1] zeggen: “Ik heb alleen je toestemming nog nodig”. [aangeefster 1] zegt dat als er iemand zou komen dat zij dan weg zou gaan. Er komt niemand. Daarna hebben zij nog een keer seks. Rond 16.00 uur gaat [aangeefster 1] naar huis. Zij zit dan nog wel met de vraag van [medeverdachte 1] over het triootje. [aangeefster 1] is toen gaan sms’en hierover toen zij op de bus zat te wachten. Zij krijgt van vriendinnen te horen dat zij niet meer naar [medeverdachte 1] moet gaan, omdat hij haar alleen maar zou gebruiken.
Op 30 april 2011 gaat [aangeefster 1] naar haar werk in [woonplaats] . Zij werkt vanaf 17.00 uur tot 21.30/22.00 uur. Zij heeft dan geen contact meer gehad met [medeverdachte 1] . Zij heeft [medeverdachte 1] nog wel gezien in de Koninginnenacht, maar dat was alleen maar even dag zeggen. [aangeefster 1] ziet op haar telefoon dat zij gemiste oproepen heeft van [medeverdachte 1] . Ook heeft zij een sms’je ontvangen waarin [medeverdachte 1] vraagt waar zij is. Rond 22.00 uur belt [medeverdachte 1] haar op en vraagt hoe het gaat en wat zij gaat doen. Hij vraagt of zij langs wil komen. [aangeefster 1] zegt dat het wel kan, maar zij weet het niet goed. Zeker na wat hij haar die dag ervoor had gevraagd, over een trio. [medeverdachte 1] vraagt of zij vriendinnen mee wil nemen. [aangeefster 1] twijfelt of ze moet gaan, omdat [medeverdachte 1] met vrienden was. [aangeefster 1] wilde er eigenlijk niet naar toe, omdat [medeverdachte 1] die vrijdag had gevraagd om ook seks te hebben met een vriend van hem.
[aangeefster 1] vindt [medeverdachte 1] nog steeds leuk en wil daarom wel naar hem toe. [aangeefster 1] praat er nog over met [A] , een jongen van haar werk. [A] zegt dat ze niet moet gaan. [A] heeft de vriendin van [aangeefster 1] ( [getuige 1] ) een sms-bericht gestuurd om haar tegen te houden. [getuige 1] komt er ook aan en met haar heeft [aangeefster 1] nog een gesprek op het werk . [getuige 1] zegt ook dat zij niet naar [medeverdachte 1] moet gaan, omdat zij nooit kan weten wat er zou kunnen gebeuren. [aangeefster 1] drinkt anderhalf glaasje witte wijn na haar werk. Ondertussen belt [medeverdachte 1] nog een keer en vraagt of ze komt. [aangeefster 1] zegt dat ze geen vriendinnen kan regelen. [getuige 1] staat bij dit gesprek. Ze staat naast [aangeefster 1] . [medeverdachte 1] vraagt of [aangeefster 1] niet alleen kan komen, hij wil haar wel ophalen. [aangeefster 1] zegt dat hij later terug moet bellen. [aangeefster 1] maakt haar gesprek met [getuige 1] af en zegt dat zij [medeverdachte 1] erg leuk vindt en dat ze wel wil gaan. [getuige 1] snapt het wel, maar ze zegt ook dat ze niet moet gaan. Ze staan nog even te praten bij een kerk. In het telefoongesprek met [medeverdachte 1] , waar [getuige 1] bij stond heeft [aangeefster 1] gezegd dat zij het niet met [medeverdachte 1] zijn vrienden wilde doen. [aangeefster 1] hoort dat [medeverdachte 1] zegt “waarom dan niet”? [aangeefster 1] zegt dan dat zij geen hoer is. Later belt [medeverdachte 1] haar weer en hij zegt dat hij met vrienden haar komt ophalen in [woonplaats] op de [adres] , dat konden ze vinden. De [A] kon namelijk alleen die straat vinden. [medeverdachte 1] zegt dat ze wel moet meewerken. [aangeefster 1] moet wel naar hem toe komen. Zij moet er ook een beetje moeite voor doen om bij hem te zijn. [aangeefster 1] vindt het wel eng. [aangeefster 1] is ongesteld. Dat heeft ze dan al in een sms aan [medeverdachte 1] verteld. [aangeefster 1] gaat toch omdat zij hem eigenlijk wel gewoon leuk vindt. Ze gaat per fiets naar [woonplaats]en is daar omstreeks 23.30 uur. [aangeefster 1] weet dat omdat zij dan op haar mobiel kijkt om te sms’en met [medeverdachte 1] , om te kijken waar hij is. [medeverdachte 1] en zijn vrienden zijn er eerder. [medeverdachte 1] is met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] rijdt. [aangeefster 1] gaat achterin naast [medeverdachte 1] zitten en zegt “hoi” tegen de rest. Zij gaan vervolgens naar Utrecht via een coffeeshop. [aangeefster 1] heeft het er dan over met [medeverdachte 1] dat zij het toch echt niet met zijn vrienden hoeft te doen. [medeverdachte 1] zegt: “Nee, nee echt niet”. [aangeefster 1] bespreekt dat niet al te hard met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] horen dit niet omdat de muziek hard aan staat.[medeverdachte 3] gaat naar binnen om wiet te halen. [aangeefster 1] drinkt in de auto de helft van het blikje bier van [medeverdachte 1] op. Ze moeten heel zachtjes doen bij het huis van [medeverdachte 1] , want de buren mogen het niet horen. De buurman heeft geklaagd dat het te luidruchtig was. Dan lopen ze via achter, de tuin in. Er zitten binnen allemaal vrienden. [aangeefster 1] ziet [medeverdachte 4] , de [bijnaam] , de jongen die ze [bijnaam] noemen en de [bijnaam] . Ze zitten op de bank en bij de eettafel. [aangeefster 1] zegt “hoi” en stelt zich voor. Dan gaat ze aan de eettafel zitten. [medeverdachte 4] gaat erbij zitten en zegt:“He ouwe klasgenoot”. [aangeefster 1] gaat dan met hem praten over waarom hij niet meer in de klas komt. [medeverdachte 4] zegt dat hij twee maanden had vastgezeten voor zware mishandeling. [aangeefster 1] wordt vervolgens gebeld door [getuige 1] en zij gaat even bij de trap staan. [aangeefster 1] vertelt dat ze toch naar [medeverdachte 1] is gegaan en dat het wel goed is, omdat ze wel aardig voor haar zijn. [aangeefster 1] vertelt ook dat er een oude klasgenoot is. [getuige 1] zegt tegen [aangeefster 1] dat zij altijd kan bellen als het niet goed gaat. [aangeefster 1] zit half op de trap als [medeverdachte 1] er aan komt. [aangeefster 1] wil naar beneden lopen, maar [medeverdachte 1] zegt tegen haar dat ze maar vast naar boven moet lopen. [aangeefster 1] vindt dat wel raar, maar ze doet het. [aangeefster 1] vindt dat raar omdat het lijkt of het alleen maar om de seks gaat. Ze was er nog maar net en dan wil [medeverdachte 1] alweer naar boven. [aangeefster 1] gaat naar de slaapkamer van [medeverdachte 1] . Op de slaapkamer doet zij haar jas uit. Daarna komt [medeverdachte 1] al vrij snel.[medeverdachte 1] vraagt aan haar: “Je bent niet ongesteld hè?” [aangeefster 1] zegt van wel. [aangeefster 1] vraagt dan nog een keer aan [medeverdachte 1] of zij het echt niet met zijn vrienden hoeft te doen. Ze hoort [medeverdachte 1] zeggen dat het echt niet hoeft. Dit vraagt [aangeefster 1] omdat zij er bang voor is dat zij het wel moet doen. Ze hoort dat [medeverdachte 1] aan haar vraagt of zij hem wil pijpen. Ze heeft er niet zo’n zin in, maar ze doet het toch. Dit omdat ze bang is dat [medeverdachte 1] anders boos wordt. Ze kunnen niet neuken omdat [aangeefster 1] ongesteld is. Ze heeft haar kleren nog aan en zit op zijn bed. [medeverdachte 1] staat voor haar met zijn broek en zijn boxer naar beneden. Hij komt klaar in haar mond. Ze slikt het door.
Dan zegt [medeverdachte 1] dat hij een vriend gaat halen. [aangeefster 1] en [medeverdachte 1] krijgen daar discussie over. [medeverdachte 1] blijft zeggen dat zijn vriend twee maanden heeft vastgezeten en dat hij toch wel seks heeft verdiend.[medeverdachte 4] komt naar boven. [aangeefster 1] heeft dan haar jas alweer aangedaan en staat voor de spiegel. Zij ziet [medeverdachte 4] naar boven lopen. Ze kletsen eerst wat op de trap. Dan komt hij helemaal naar boven. Ze gaan op het bed zitten en kletsten over school. Dat duurt ongeveer drie minuten. [medeverdachte 4] vraagt waarom [aangeefster 1] haar jas aan heeft. [aangeefster 1] zegt dat als zij het met iemand moet doen dat zij dan weg zou gaan. [medeverdachte 4] vraagt of ze naast hem komt zitten. Ze hebben er een gesprek over. [aangeefster 1] zegt dat [medeverdachte 1] tegen haar zei dat zij het met [medeverdachte 4] moet doen. [aangeefster 1] ziet dat [medeverdachte 4] lacht en zegt: “ja, gekke [medeverdachte 1] ..”. [aangeefster 1] zegt dat zij slechte ervaringen heeft met jongens. Ze zegt tegen [medeverdachte 4] dat ze het niet wil.[medeverdachte 1] komt dan boven en [aangeefster 1] hoort [medeverdachte 1] zeggen: “Je moet niet kletsen maar ketsen”. [medeverdachte 1] zegt dit lacherig. Het komt op [aangeefster 1] een beetje gemeen over. [medeverdachte 1] doet een dakraam open en zegt tegen [medeverdachte 1] dat ze niet wil. Dat ze [medeverdachte 4] niet wil pijpen en dat ze niet wil neuken. Terwijl ze het er nog over hebben, trekt [medeverdachte 1] haar naar het bed toe aan haar bovenarm. [aangeefster 1] wil niet. Ze hoort [medeverdachte 1] zeggen: “Doe toch gewoon, hij is toch lief”. Dan zegt [medeverdachte 1] dat ze het moet doen voor hem. [aangeefster 1] ziet dat [medeverdachte 1] tussen [medeverdachte 4] en haar in gaat zitten. Zij ziet dat [medeverdachte 1] de hand van [medeverdachte 4] op haar been legt. [aangeefster 1] hoort dat [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 4] zegt: “Kijk zo moet je dat doen”. [medeverdachte 1] gaat weg en doet de deur dicht.[medeverdachte 4] zit dan aan [aangeefster 1] . Hij doet haar bh naar beneden en zit aan haar borsten met zijn hand en zijn mond. Dan doet [medeverdachte 4] zijn broek naar beneden en duwt haar hoofd naar zijn piemel. Met zijn hand hard tegen haar achterhoofd. Zijn piemel is stijf. Zijn piemel zit in haar mond en zijn hand zit steeds tegen haar achterhoofd en hij duwt haar hoofd steeds omhoog en beneden bij zijn piemel. [medeverdachte 4] komt al heel snel. Het duurt ongeveer twee minuten. [aangeefster 1] slikt het door. Dan doet [medeverdachte 4] zijn broek weer aan en vraagt aan [aangeefster 1] of hij [medeverdachte 1] moet halen. [aangeefster 1] zegt dat het goed is, want zij voelt zich heel erg klote omdat zij het toch heeft toegelaten, ze heeft hem niet geslagen of iets. [aangeefster 1] is bang. Bang dat hij haar zou terugslaan als zij hem zou slaan. Ze is ook bang dat [medeverdachte 1] heel erg boos zou worden. Wel heeft ze zijn hand weggetrokken als [medeverdachte 4] aan haar zat. [aangeefster 1] doet haar bh weer aan.
Maar vervolgens komt niet [medeverdachte 1] , maar [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] zegt dan: “Ik ben [medeverdachte 1] ”. [aangeefster 1] zit op het bed en [medeverdachte 3] springt op haar. Ze zegt dat ze niet wil dat hij op haar springt. Zij wil steeds rechtop gaan zitten, door [medeverdachte 3] weg te duwen. Ze probeert overeind te komen omdat ze weg wil gaan. Zij voelt dat [medeverdachte 3] haar steeds terugduwt.[medeverdachte 3] gaat dan een condoom halen. [aangeefster 1] hoort hem zeggen: “je bent echt ongesteld hè?” [aangeefster 1] denkt dat hij dit van [medeverdachte 1] weet. [medeverdachte 3] komt weer naar boven en [medeverdachte 1] komt ook mee. [aangeefster 1] ziet dat [medeverdachte 1] een handdoekje heeft dat hij op het bed legt, omdat [aangeefster 1] zou kunnen lekken in verband met haar ongesteldheid. [medeverdachte 3] doet zijn broek uit en daarna ook de broek van [aangeefster 1] . Hij heeft een stijve. [aangeefster 1] zegt dat ze niet wil. Voordat ze het wist zit zijn piemel in haar kut. [medeverdachte 3] gaat stoten. Hij maakt kreungeluiden. [aangeefster 1] denkt dat dit ongeveer vijf minuten duurt. Dan komt [medeverdachte 3] klaar en gaat hij van haar af. [aangeefster 1] heeft het condoom met het sperma erin gepakt, omdat zij bang was dat het anders in haar kwam. Zij legt er een knoopje in en gooit het in de prullenbak. [medeverdachte 3] en [aangeefster 1] kleden zich aan. [medeverdachte 3] loopt snel naar beneden en [aangeefster 1] wil dat dan ook doen.
[aangeefster 1] ziet op de trap dat [medeverdachte 2] er aan komt. [medeverdachte 2] houdt haar op de trap tegen.Hij zegt: “Nee, nee eerst even mee naar boven en dan mag je wat drinken”. Bij de slaapkamerdeur van [medeverdachte 1] houdt hij haar tegen door zijn arm tegen de deurpost te houden, zodat zij er niet door kan. Vervolgens trekt [medeverdachte 2] [aangeefster 1] aan haar arm op het bed en doet hij zijn broek open. [aangeefster 1] moet hem dan pijpen. Hij heeft een wat stijve piemel. Hij duwt met zijn hand haar hoofd naar zijn piemel. [aangeefster 1] zegt dat ze het niet wil en hoort [medeverdachte 2] zeggen: “Nog eventjes”. Hij doet haar hoofd dan weer terug naar zijn piemel. De piemel wordt steeds harder. Dit duurt wel een minuut of zeven. Langer dan bij [medeverdachte 4] of [medeverdachte 1] . [aangeefster 1] slikt het sperma door als [medeverdachte 2] klaarkomt. Dan doet [medeverdachte 2] zijn broek aan en gaat naar beneden.
[medeverdachte 1] komt boven met wat water voor [aangeefster 1] . [aangeefster 1] zit op het bed. [medeverdachte 1] zegt dan dat ze nog even moet. De [bijnaam] komt de kamer binnen. De [bijnaam] zegt tegen [aangeefster 1] : “Je wilt het niet hè?” [aangeefster 1] zegt dat dit klopt. [aangeefster 1] hoort de [bijnaam] vervolgens zeggen dat hij ook eigenlijk niet weet of hij wel wil. [aangeefster 1] zegt dan tegen de [bijnaam] dat hij gewoon moet zeggen dat hij het met haar heeft gedaan. Dat zegt de [bijnaam] vervolgens ook tegen de jongens. Later hoort [aangeefster 1] de jongens tegen de [bijnaam] zeggen: “Je hebt het niet met haar gedaan hè?” Dit zeiden [medeverdachte 3] en die [bijnaam] .
[medeverdachte 1] zegt dat [aangeefster 1] het echt zelf wil en [aangeefster 1] zegt dat dit echt niet zo is. [aangeefster 1] herinnert zich nog dat [medeverdachte 1] zei: “Dit is je laatste”. Daarna mag ze dan blijven slapen. De [bijnaam] komt boven en gaat op het bed zitten. [medeverdachte 1] doet de broek en de string van [aangeefster 1] uit en gaat weg. Die [bijnaam] doet zijn broek uit en doet een condoom om. [aangeefster 1] ziet echter dat deze is gescheurd. [aangeefster 1] ligt op haar rug en die [bijnaam] doet zijn piemel in haar kut en gaat stoten. [aangeefster 1] denkt dan “laat maar”. Het had geen zin meer om hem tegen te houden. Hij komt klaar. [aangeefster 1] hoort dat die [bijnaam] zegt dat het condoom gescheurd is en [aangeefster 1] voelt dit ook. Ze voelt sperma. Die [bijnaam] doet zelf zijn condoom af. [aangeefster 1] gaan dan plassen om dat spul er uit te doen. [aangeefster 1] is dus eerder weg dan die [bijnaam] .
[aangeefster 1] gaat dan naar beneden drinkt iets. [medeverdachte 3] en de [bijnaam] zitten vervolgens weer aan [aangeefster 1] . Als [aangeefster 1] aan de eettafel zit met wat water staan zij achter [aangeefster 1] en zitten aan haar borsten en trekken aan haar haren. [medeverdachte 1] zit ook nog aan haar borsten. [medeverdachte 1] zegt dan tegen [aangeefster 1] : “Je kan maar beter naar boven gaan, want anders verkrachten ze je nog”. [aangeefster 1] gaat naar boven om te gaan slapen. [aangeefster 1] kan niet meer weg. [aangeefster 1] wil gaan slapen, maar de jongens komen steeds naar boven. Eerst [medeverdachte 3] en die [bijnaam] . Ze komen bij haar liggen en zitten aan haar in de slaapkamer van [medeverdachte 1] . Dan komt [medeverdachte 4] bij [aangeefster 1] liggen. [medeverdachte 3] komt op haar liggen. Die [bijnaam] wil zijn broek uittrekken. [aangeefster 1] zegt dan heel hard: “Hou op”. [medeverdachte 1] komt naar boven en [aangeefster 1] hoort hem zeggen: “Laat haar nu maar even met rust”. De jongens gaan naar beneden. Later komt die [bijnaam] nog een keer naar boven.
[aangeefster 1] doet haar jas aan en gaat naar beneden. Het is 05.45 uur als zij buiten staat. Er is dan een jongen die zij niet kent die haar wel naar huis wil brengen omdat hij ook naar Zeist moet. [aangeefster 1] vertrouwt de jongen niet en gaat uiteindelijk lopend naar het station. Daar belt ze haar moeder. Die haalt haar vervolgens op bij station [woonplaats] .
Tav 5 mei 2011
Aangifte [aangeefster 1]
verklaart bij de politie dat [medeverdachte 1] op 5 mei 2011 haar ‘s avonds had gebeld op haar mobiele telefoon. [medeverdachte 1] zei dat [aangeefster 1] naar hem toe moest komen. [medeverdachte 1] had ‘sorry’ gezegd en omdat zij hem toch nog leuk vond, wilde ze wel naar hem toe. [aangeefster 1] vond het wel eng. Thuis heeft ze tegen haar ouders gezegd dat zij bij een vriendin zou slapen. [aangeefster 1] heeft verklaard dat zij tegen [medeverdachte 1] had gezegd dat zij geen seks meer wilde hebben met zijn vrienden. [medeverdachte 1] zei dat het niet hoefde.gaat met de trein van 23.03 uur naar het station in Utrecht en neemt aansluitend de bus. [medeverdachte 1] haalt haar op vanaf de bushalte. Toen hij [aangeefster 1] ophaalde hebben zij gepraat. [aangeefster 1] heeft gevraagd: “ik hoef het toch echt niet met je vrienden te doen hè? Dat wil ik echt niet”. [aangeefster 1] hoort [medeverdachte 1] zeggen dat het niet hoeft en dat zij van hem is. In het huis aangekomen ziet [aangeefster 1] een heleboel jongens zitten. Ook jongens die er op 30 april 2011 waren. Zij vond het best eng om daar weer te zijn. In ieder geval zag zij [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , de [bijnaam] , de [bijnaam] , [medeverdachte 2] en twee jongens die zij niet kende.Als ze later op hyves kijkt ziet ze dat een van de twee onbekende jongens [medeverdachte 8] heet of zoiets. De andere onbekende jongen had een hele bruine tint, mogelijk Surinaams en een oorbel. Een zilveren knopje, zij weet niet in welk oor. [aangeefster 1] schat hem 17 jaar. Hij was iets langer dan zij zelf, dun en heeft zwart, kort en stijl haar.Op de hyves-pagina van [medeverdachte 1] kwam ze twee foto’s tegen waar die [bijnaam] en die [bijnaam] op stonden. De hyvesnaam van die [bijnaam] is [bijnaam] .
[aangeefster 1] geeft bij het begroeten een paar jongens een paar kussen. [medeverdachte 8] geeft zij een hand en [aangeefster 1] stelt zich voor aan de [bijnaam] .Vervolgens gaat [aangeefster 1] met [medeverdachte 1] naar boven. Zij vraagt dan nog een keer aan [medeverdachte 1] of zij het niet met zijn vrienden hoeft te doen. Vervolgens hebben [medeverdachte 1] en zij boven seks. Daarna kleden zij zich aan. [medeverdachte 1] was al naar beneden aan het lopen toen [aangeefster 1] naar beneden ging en op de trap [medeverdachte 4] tegen kwam. [aangeefster 1] hoort hem zeggen “kom mee naar boven”. Zij zegt “nee” en zij gaat naar de beneden naar de eettafel. Zij ziet dat [medeverdachte 8] , de [bijnaam] en die [bijnaam] aan tafel videoclips aan het kijken zijn op YouTube. De andere jongens zitten op de bank. Dit zijn [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en die [bijnaam] . De jongen die de [bijnaam] werd genoemd belt aan en kwam binnen. [medeverdachte 1] vraagt aan [aangeefster 1] of zij mee gaat naar boven om te douchen. Ze hebben seks onder de douche. Vervolgens doet [aangeefster 1] haar kleding weer aan en zij en [medeverdachte 1] gaan naar beneden. Zij gaat weer aan de eettafel zitten.Vervolgens ziet zij dat [medeverdachte 3] een nagelvijl heeft en achter haar gaat staan. Zij weet niet zeker of het een vijl of een mesje is. Zij voelt dat hij de vijl langs haar nek haalt en hoort dat hij tegen haar zegt dat zij hem een kusje moet geven. [aangeefster 1] kijkt [medeverdachte 1] aan en dan zegt [medeverdachte 3] “geef, geef”. Toen moest [medeverdachte 1] lachen en omdat [aangeefster 1] bang is dat [medeverdachte 3] haar gaat snijden, geeft zij hem toch maar een kusje op zijn wang. [medeverdachte 3] wil het nog een keer doen, maar dan zegt [medeverdachte 1] dat hij moet ophouden en [medeverdachte 3] legt het mesje weg. Dan zegt [medeverdachte 1] tegen [aangeefster 1] dat zij mee moet komen naar boven. Zij gaan naar zijn slaapkamer op het bed. [medeverdachte 1] vraagt aan [aangeefster 1] of zij hem wil pijpen. Vervolgens komen er twee jongens binnen, waaronder [medeverdachte 3] . Die andere jongen gaat weg, maar [medeverdachte 3] niet. [aangeefster 1] ligt op haar rug op het bed. [medeverdachte 1] houdt haar vast en [medeverdachte 3] doet haar joggingbroek uit. [aangeefster 1] moet huilen. Ze zegt dat ze het niet wil maar [medeverdachte 1] heeft haar vast bij haar schouders.[medeverdachte 3] doet ook haar onderbroek uit. [aangeefster 1] hoort [medeverdachte 1] zeggen: “ik ben toch bij je schatje, het komt goed”. [aangeefster 1] hoort [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 3] zeggen: “steek hem er in dan”. [aangeefster 1] hoort en ziet dat ze allebei moeten lachen. Ze stribbelt tegen door zich om te draaien en steeds omhoog te komen, maar [medeverdachte 1] heeft haar vast. Dan doet [medeverdachte 3] zijn pik in haar kut. [aangeefster 1] huilt en zegt dat ze het niet wil. Ze zegt ook vragend tegen [medeverdachte 1] dat het toch niet hoefde. Maar [medeverdachte 1] reageert niet. [medeverdachte 3] lacht alleen maar. [medeverdachte 3] zegt vervolgens tegen [medeverdachte 1] dat hij weg moet gaan, maar [medeverdachte 1] zegt dat [aangeefster 1] alleen maar zou gaan schreeuwen als hij weg zou gaan. [aangeefster 1] is bang en verdrietig. Zij is bang dat ze tegen mensen zouden zeggen dat zij het allemaal vrijwillig had gedaan of dat [medeverdachte 1] boos zou worden en haar zou slaan. Op MSN had [medeverdachte 1] immers al een keer verteld dat hij een meisje wilde slaan omdat zij niet gereageerd had op zijn sms-je. [medeverdachte 3] stoot in [aangeefster 1] . Zij weet niet of hij is klaargekomen. Ze denkt dat hij een condoom om had, maar dat weet ze niet zeker. [medeverdachte 1] heeft haar nog vast op het moment dat [medeverdachte 3] aan het stoten is. [medeverdachte 1] zegt steeds “doe maar rustig, ik ben bij je, het komt wel goed”. Dan gaan [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] weg.
Vervolgens gaat [medeverdachte 1] in de slaapkamer van zijn ouders liggen om te slapen. [medeverdachte 3] en de [bijnaam] komen in het bed bij [aangeefster 1] liggen. [medeverdachte 3] zit aan haar maar [medeverdachte 1] komt weer naar boven en neemt [aangeefster 1] mee naar het bed van zijn ouders. De [bijnaam] komt er ook bij liggen en begint aan [aangeefster 1] te zitten. Vervolgens komt [medeverdachte 8] er nog bij liggen. [medeverdachte 8] zegt: “kom [aangeefster 1] , wij gaan neuken”. [aangeefster 1] zegt dat zij dat niet wil. [medeverdachte 1] moet lachen. [medeverdachte 8] probeert de broek van [aangeefster 1] uit te trekken maar [aangeefster 1] trekt haar broek steeds weer terug. Zij hoort dat [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 8] zegt dat hij rustig moet praten. Dan zegt [medeverdachte 1] tegen [aangeefster 1] : “werk gewoon mee”. [aangeefster 1] zegt dat zij dat niet wil. [aangeefster 1] gaat uit bed en zegt dat ze naar huis wil. Ze gaat bij [medeverdachte 1] liggen. [medeverdachte 8] ligt achter haar en daarachter ligt de [bijnaam] . [medeverdachte 8] houdt haar vast bij haar heupen. [medeverdachte 1] vraagt of zij hem nog een keer wil pijpen. [aangeefster 1] zegt tegen [medeverdachte 1] dat ze dat niet wil waar iedereen bij is. [medeverdachte 1] blijft zeuren en doet zijn broek half naar beneden. Dan zegt [medeverdachte 8] “ja, doe gewoon anders gaan wij neuken”. Vervolgens willen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 8] haar broek naar beneden doen maar [aangeefster 1] trekt haar broek steeds weer naar boven. Uiteindelijk doet [medeverdachte 8] de broek toch naar beneden, terwijl de [bijnaam] [aangeefster 1] vast houdt bij haar armen. [medeverdachte 1] moet lachen. [medeverdachte 8] doet zijn broek en zijn boxer uit en stopt zijn stijve piemel in haar vagina. [aangeefster 1] huilt en zegt tegen hen allemaal dat ze moeten stoppen. [medeverdachte 8] stoot. [aangeefster 1] weet niet of hij een condoom gebruikt. [aangeefster 1] hoort hem tegen [medeverdachte 1] zeggen dat hij twee keer in haar is klaargekomen. [aangeefster 1] is boos en verdrietig. Ze trekt haar kleding weer aan. [medeverdachte 1] komt vervolgens bij [aangeefster 1] en vraagt of zij hem wil pijpen. [aangeefster 1] wil het niet, maar doet het toch.
[medeverdachte 8] en de [bijnaam] komen er vervolgens ook weer bij. Vervolgens slaan zij met z’n drieën met hun pik in haar gezicht. [aangeefster 1] zegt dat ze moeten stoppen en draait haar hoofd weg. [medeverdachte 8] zegt dat zij hem moet pijpen. Ze zegt dat ze het niet wil. [aangeefster 1] ziet en voelt vervolgens dat [medeverdachte 1] hard haar hoofd en haren vast houdt en naar de pik van [medeverdachte 8] duwt. Het doet zeer. Ze houdt haar mond dicht. [aangeefster 1] hoort de jongens aan de [bijnaam] vragen of hij wil helpen. Hij moet [aangeefster 1] vasthouden omdat zij tegenstribbelde. De [bijnaam] houdt haar bij haar schouders vast. Dan zit de pik van [medeverdachte 8] er heel even in, ongeveer twee seconden. Vervolgens gaat [medeverdachte 1] op [aangeefster 1] zitten, terwijl zij nog op haar rug ligt. [medeverdachte 1] zegt dat ze [medeverdachte 8] gewoon moet pijpen, maar dat wil ze niet. Vervolgens weet [aangeefster 1] nog dat die [bijnaam] met zijn pik in haar kut is gegaan, maar zij kan zich niet echt niet meer herinneren hoe dat precies is gegaan. [medeverdachte 1] drukt op haar keel, zodat zij niet weg zou gaan. Ze weet niet meer of zij zijn klaargekomen en of zij condooms hebben gebruikt. [aangeefster 1] verlaat rond half 10, 10 uur ’s ochtends het huis.
Op zitting en bij de rechter-commissaris heeft [aangeefster 1] verteld, als antwoord op vragen daarnaar dan wel uit eigen beweging, op welke manier ze telkens heeft duidelijk gemaakt dat ze geen seks met een jongen wilde. Het komt erop neer dat ze steeds heeft gezegd geen seks te willen en dat ze heeft tegengestribbeld bij het uitdoen van kleding. Ze denkt wel dat ze meer had kunnen en moeten doen, zoals schreeuwen of slaan. Mede daarom voelde ze zich ook schuldig.Tijdens die verhoren heeft ze ook verteld dat er verschillende redenen waren waarom ze zich gedwongen voelde om tegen haar zin seks te hebben. Er was de angst om [medeverdachte 1] teleur te stellen zodat hij haar niet meer leuk zou vinden terwijl ze zo verliefd op hem was en zich goed voelde bij hem terwijl ze het thuis zo moeilijk had. Maar er was ook de angst voor hem omdat hij eerder had verteld dat hij een meisje had geslagen dat niet deed wat hij wilde. Tenslotte was er de angst voor de andere jongens van wie ze van een aantal had gehoord dat ze in de gevangenis hadden gezeten en gevaarlijk waren. Tevens noemt ze dat ze niet huis kon of wilde zijn wegens de problemen thuis en dat ze niet langs de jongens beneden durfde te gaan.
Bewijsoverwegingen tav feit 1 en 2
De rechtbank is van oordeel dat alle bestanddelen uit de delictsomschrijving en de tenlastegelegde feiten in de verklaringen van [aangeefster 1] zijn terug te vinden; de onvrijwilligheid, het geweld, de feitelijkheid, het binnendringen en het medeplegen.
Betrouwbaarheid [aangeefster 1]
De verklaringen van aangeefster [aangeefster 1] (hierna [aangeefster 1] ) vormen de kern in de bewijsconstructie van de officier van justitie. Anders gezegd, als die verklaringen wegvallen - bijvoorbeeld omdat haar verklaringen onbetrouwbaar zijn – kan de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komen. De verdediging heeft bepleit dat haar verklaringen onbetrouwbaar zijn en als gevolg hiervan van het bewijs moeten worden uitgesloten.
De rechtbank acht de verklaringen van [aangeefster 1] echter betrouwbaar en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank heeft, om zich een indruk van [aangeefster 1] te vormen en de betrouwbaarheid van de door haar afgelegde verklaringen te toetsen, haar op de zitting gehoord. [aangeefster 1] heeft ten overstaan van de rechtbank uitgebreid en emotioneel verklaard. De rechtbank heeft geconstateerd dat zij bepaalde vragen (te weten die naar de details van de seksuele handelingen die zij als onvrijwillig heeft betiteld) vaak niet wilde (of kon) beantwoorden maar dat zij heeft aangegeven waarom dat was en welk type vragen (open vragen) zij niet kon beantwoorden en dat zij bij ander type vragen (gesloten of deels gesloten vragen) wel antwoorden kon geven; dat zij weliswaar zei dat zij zich niet alles meer kan herinneren, maar in hoofdlijnen en sommige details steeds hetzelfde heeft verklaard; dat zij meermalen heeft uitgelegd waarom zij na 30 april - op welke datum zij naar haar zeggen door een aantal mannen is verkracht in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] - is teruggegaan naar de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] en waarom zij (te) bang was om zich heftig te verzetten c.q. weg te gaan op 5 mei; dat zij gevraagd èn ongevraagd telkens opnieuw aangaf wat ze tegen verdachten heeft gezegd maar dat ze achteraf gezien misschien meer had moeten doen.
Hoewel het vreemd lijkt dat [aangeefster 1] na de gebeurtenissen op 30 april zoals zij die duidt, is teruggegaan op 5 mei, heeft zij daarvoor een verklaring gegeven die in haar omstandigheden/vanuit haar perspectief niet ongeloofwaardig is te noemen. Onbegrijpelijk zoals de verdediging dit heeft genoemd, is niet hetzelfde als ongeloofwaardig, onbetrouwbaar of leugenachtig of niet bestaand. De vergelijking door de deskundige Wolters met de praktijken van loverboys of de situaties rondom huiselijk geweld (battered women syndrome) maken dit duidelijk. De volgende opmerkingen van [aangeefster 1] ter zitting (weliswaar over een situatie op 5 mei) ondersteunen deze gedachtengang: “Mij verzetten lukte niet. Ik wilde weg van het bed, maar dan duwden ze mij terug. Een had je vast en de ander zat dan in je. (…) Maar op een gegeven moment ben je half bewusteloos. Je ziet het wel en je hoort het wel, maar toch.” En: “ dat ik als robot functioneerde en dat ik mijn gevoel uitschakelde. (…). U vraagt mij of bij dat uitschakelen van het gevoel de alcohol ook van belang is. Nee. Ik bedoel als zoiets gebeurt dan hoor je wel alles, maar op een gegeven moment komt het niet meer binnen”.
In de beoordeling van haar betrouwbaarheid heeft de rechtbank ook betrokken dat [aangeefster 1] tegen meerdere mensen verteld (soms korter, soms uitgebreider) wat haar is overkomen.
Betoogd is dat de aangifte door [aangeefster 1] is ingegeven door druk uit haar omgeving, en dat dit de betrouwbaarheid van haar verklaringen aantast. De rechtbank volgt dit niet. [aangeefster 1] heeft meermalen verklaard dat aangifte doen en alles wat daarbij komt (verhoor politie, als getuige op zitting) haar zwaar valt. Ze heeft daardoor ook vriendinnen verloren.
Uiteindelijk worden veel van de details die [aangeefster 1] in haar verklaringen noemt bevestigd in de verklaringen van de medeverdachten. Van belang is volgens de rechtbank met name de bevestiging van de aanwezigheid van verdachten in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] de betreffende nacht, wie haar ophaalde, het incident rondom de “ [bijnaam] ” op 30 april, het incident met de vijl/briefopener op 5 mei, wie kwam en wie vertrok, het hebben van seks met haar en een gescheurd condoom. Wat de medeverdachten uiteindelijk ontkennen is de onvrijwilligheid of de dwang bij seks in een op een situaties.
Verder is er op gewezen dat [aangeefster 1] zo gemakkelijk liegt, bijvoorbeeld tegen haar ouders over haar nachtelijke afwezigheid. Echter, uit de MSN-gesprekken van 3 en 4 mei valt af te leiden dat [aangeefster 1] niet zelf de smoes heeft bedacht om tegen haar ouders te zeggen dat ze bij een vriendin zou overnachten.
Gelet op de details in haar verklaringen en de consistentie hierin is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [aangeefster 1] betrouwbaar zijn. Het rapport van de deskundige Wolters geeft voor dit oordeel geen contra-indicatie.
Eerder in dit proces heeft de verdediging verzocht om een tegenonderzoek, aanvullend onderzoek of een nieuw onderzoek naar de betrouwbaarheid van [aangeefster 1] . De verdediging heeft in het slotpleidooi hier niet opnieuw om verzocht. Omdat de rechtbank eerder gelet op de stand van zaken van het onderzoek op dat moment dit verzoek heeft afgewezen en de verweren van de verdediging zich richten tegen de betrouwbaarheid van [aangeefster 1] en/of de waarde van het rapport van deskundige Wolters, zal de rechtbank – wellicht ten overvloede – stilstaan bij de vraag of de rechtbank (ambtshalve) een aanvullend onderzoek naar de betrouwbaarheid van [aangeefster 1] noodzakelijk acht. De rechtbank acht zulks aanvullend onderzoek niet noodzakelijk om de volgende drie redenen.
) De rechtbank acht zich inhoudelijk voldoende voorgelicht.
De rechtbank stelt voorop dat het rapport van de deskundige Wolters geen zelfstandig bewijsmiddel vormt maar een van de weeginstrumenten is bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [aangeefster 1] .
De door de rechter-commissaris aan de deskundige voorgelegde vraag naar de betrouwbaarheid van [aangeefster 1] acht de rechtbank afdoende beantwoord. De verdediging heeft eerder aangegeven niet de deskundigheid van de deskundige inzake de vraagstelling noch de juistheid van de vraagstelling te betwisten. Maar betoogd is dat aan de deskundige niet de door de verdediging gewenste vraag is voorgelegd en dat de deskundige ook niet deskundig zou zijn geweest om die vraag te beantwoorden. Hieronder (c) gaat de rechtbank daar nader op in en wijst er reeds hier op dat de verdediging in de loop van de procedure de vraagstelling met betrekking tot het deskundigenonderzoek steeds anders formuleert.
) De rechtbank ziet geen noodzaak om aanvullend te laten rapporteren omdat de rapportage niet deugdelijk of onvolledig zou zijn, gelet op de brief van de heer [X] d.d. 12 februari 2012 en het standpunt van de deskundige Wolters zelf zoals verwoord ter zitting op 14 februari 2012 en in zijn brief d.d. 16 februari 2012.
De rechtbank beschouwt de reactie door de deskundige ter zitting en zijn brief voornoemd als een voldoende reactie op het commentaar van de heer [X] op de rapportage. Van belang is dat de deskundige, geconfronteerd met het commentaar van de heer [X] , zowel ter zitting als nadien in zijn brief van 14 februari 2012 bij de conclusies van zijn rapport blijft. De rechtbank overweegt verder dat het weliswaar klopt dat de deskundige bij zijn onderzoek niet de beschikking over het hele dossier heeft gehad maar dat de meeste verdachten tot dan toe ofwel zich hadden beroepen op hun zwijgrecht of ontkenden dat ze aanwezig waren geweest, zoals de verdachte [medeverdachte 5] . Dat betekent dat de deskundige feitelijk niet over meer informatie had beschikt dan de informatie waarop hij zijn rapportage nu heeft gebaseerd. Dat is alleen anders voor de verdachte [medeverdachte 3] die heeft ontkend seksueel contact met [aangeefster 1] te hebben gehad, en medeverdachte [medeverdachte 1] die toen deels heeft bevestigd wat [aangeefster 1] heeft gezegd en deels heeft ontkend. De deskundige vond het zelf geen onoverkomelijk probleem dat hij voor zijn onderzoek niet over het gehele dossier heeft beschikt.
De verklaringen die na het uitbrengen van het rapport zijn gedaan door [aangeefster 1] ter zitting en bij de rechter-commissaris en door de (mede)verdachte(n) vormen voor de rechtbank geen aanleiding om de deskundige (of een andere deskundige) aanvullend te laten rapporteren. Ten slotte wijst de rechtbank op de vraagpunten die de deskundige Wolters zelf heeft genoemd, namelijk de vraag of [aangeefster 1] voldoende kenbaar heeft gemaakt dat zij geen seks met verdachte(n) wilde en de vraag of de door haar genoemde onvrijwilligheid in combinatie met iedere verdachte gold. Hij had hier, gelet op de stand van het dossier ten tijde van zijn rapportage, niet meer over kunnen zeggen. De rechtbank acht de beantwoording van genoemde vragen overigens voorbehouden aan de rechtbank en ziet daarom niet de noodzaak over deze vragen aanvullend te laten rapporteren.
c) Ten slotte heeft de rechtbank zich opnieuw de vraag gesteld of en waarom een eerlijke procesvoering in casu aan het niet laten uitvoeren van een aanvullend deskundigenonderzoek niet in de weg staat. De rechtbank komt hierbij niet tot een ander oordeel dan eerder op 14 februari gegeven.
De gronden waarop een oordeel van noodzaak zou kunnen steunen: de rechtbank overweegt dat er in de hele zaak voldoende gronden zijn aangevoerd, maar dat de rechtbank deze gronden niet overneemt, zoals uit bovenstaande is gebleken;
het tijdstip dat een dergelijk onderzoek nog mogelijk is: de rechtbank overweegt hierover het volgende. Omdat het onderzoeksmateriaal sinds 14 februari j.l. is gewijzigd – mede door de verklaringen van verdachte(n) -, is er nu sprake van een andere situatie. De rechtbank overweegt voorts dat het niet onmogelijk is om nog een aanvullend onderzoek te laten verrichten. De rechtbank is echter van oordeel dat – gelet op de aard van de bewijswaarde van een aanvullend rapport en de inhoudelijke overwegingen ten aanzien van het rapport van de deskundige – een voortvarende afhandeling van de zaak – i.c. vonnis wijzen - prevaleert.
De omstandigheid dat een verzoek om aanvullend onderzoek of een onderzoek met een andere, nadere vraagsteling redelijkerwijs eerder had kunnen worden gedaan: nu er geen verzoek is gedaan, heeft de rechtbank ambtshalve gedacht over de mogelijkheid van aanvullend onderzoek. De rechtbank overwoog eerder op 14 februari j.l. dat uit het systeem van de wet volgt dat de verdediging over de benoeming van de deskundige, in casu de deskundige, en de vraagstelling aan hem door de rechter-commissaris redelijkerwijs de mogelijkheid heeft gehad om eerder daarop te reageren en daarop ook had moeten reageren als de benoeming en/of de vraagstelling tot vragen, onduidelijkheden of opmerkingen aanleiding had gegeven, te meer nu het door de rechter-commissaris opgedragen onderzoek op verzoek van de verdediging is bevolen en dit voor de verdediging zo essentieel lijkt te zijn. De rechtbank heeft geen nieuwe argumenten gehoord waardoor de rechtbank zich genoodzaakt ziet hier anders over te denken.
a. Het belang van een nieuw onderzoek in het licht van de overtuigende bewijskracht die pleegt te worden toegekend aan het onderzoeksresultaat: de rechtbank overweegt dat het rapport van de deskundige Wolters slechts één wegingsinstrument is voor de betrouwbaarheid van de verklaringen van de betreffende getuige in het hele dossier. Het is aan de rechtbank om in de loop van de behandeling van de strafzaak/zaken invulling te geven aan dit wegingsproces. In casu beschouwt de rechtbank het resultaat als niet meer dan het niet bestaan van een contra-indicatie van de betrouwbaarheid van de aangeefster.
b
.Het belang van een nieuw onderzoek in het licht van ander bewijsmateriaal: de rechtbank overweegt hierover dat er zich andere, wel zelfstandige bewijsmiddelen in het dossier bevinden die de verklaringen van aangeefster ondersteunen en een bevestiging vormen van de betrouwbaarheid van aangeefster.
Nu de rechtbank tot het oordeel komt dat de verklaringen van [aangeefster 1] betrouwbaar zijn vormen deze voor de rechtbank het uitgangspunt voor de beoordeling van de feiten 1en 2. Deze verklaringen zijn op zich echter niet voldoende om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank zal derhalve ingaan op het bewijsminimum.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt: "Volgens het tweede lid van art. 342 Sv - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. De rechter dient vervolgens zijn oordeel begrijpelijk te motiveren. In de arresten van 6 maart 2012 nuanceert de Hoge Raad de maatstaf dat het steunbewijs de kern van het tenlastegelegde zou moeten ondersteunen en overweegt dat het daderschap kan worden aangenomen op basis van één bewijsmiddel indien de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden niet op zichzelf staan en steun vinden in ander bewijsmateriaal.
De rechtbank overweegt dat in dit geval het dossier voldoende ander bewijsmateriaal bevat dat steunbewijs vormt voor de verklaringen van [aangeefster 1] .
Steunbewijs
A) Als steunbewijs beschouwt de rechtbank de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] over 30 april en 5 mei.
A1 Over 30 april verklaart medeverdachte [medeverdachte 1] als volgt.
Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaart dat hij op 30 april of 1 mei afspreekt met [aangeefster 1] in [woonplaats] op de [adres] . Hij dwingt haar niet om te komen, zij komt vrijwillig. [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en hijzelf halen haar op en rijden naar zijn huis in [woonplaats] . Ze gaan dan naar boven en hebben seksuele handelingen. Vervolgens dringen meerdere vrienden zich aan haar op. In het begin vindt [aangeefster 1] het niet erg omdat ze complimentjes krijgt. [aangeefster 1] vindt het wel erg dat ze aan haar zitten. [medeverdachte 1] hoort haar niet horen schreeuwen, maar hij hoort haar wel “hou op” zeggen. [medeverdachte 1] denkt dat ze met drie jongens seks heeft die avond en nog met twee jongens seksuele handelingen verricht. [medeverdachte 1] denkt dat [aangeefster 1] rond 05.00 uur is weggegaan. Daarna heeft hij nog MSN-contact met haar. Het was geen ruzie, maar het is natuurlijk niet leuk voor zo’n meisje als ze dat meemaakt, aldus [medeverdachte 1].
[medeverdachte 1] verklaart dat hij haar nooit heeft bedreigd om seks met hem te hebben, maar die jongens wel.[aangeefster 1] heeft wel gehuild op 30 april, maar niet zoveel als op 5 mei. Soms hoort [medeverdachte 1] namelijk een beetje gejammer als hij naar de wc gaat op de eerste verdieping.Hij vindt het erg dat ze door die jongens zowat is belaagd. Hij kon er niets aan doen. Zij waren in overmacht; hij had weinig inbreng en had geen grip meer op die jongens
A2 Over 5 mei verklaart medeverdachte [medeverdachte 1] als volgt.
Als steunbewijs beschouwt de rechtbank de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] over de feiten op 5 mei 2012.
Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaart als getuige ter zitting dat hij gelooft dat iemand die ook op 30 april bij hem thuis was, via MSN contact met [aangeefster 1] heeft gehad. [medeverdachte 1] was er niet echt mee bezig. [aangeefster 1] sms’t [medeverdachte 1] op 5 mei 2011 dat ze onderweg is. Hij is niet in de buurt dus hij kan haar niet opvangen. Vervolgens is ze weer naar huis gegaan, ze heeft gelogen tegen haar ouders dat ze naar een vriendin ging, maar ze is weer naar [medeverdachte 1] toegekomen met de trein en de bus. [medeverdachte 1] haalt haar dan op bij het bushokje bij hem op de hoek. Dit is rond 23.00 uur, in ieder geval aan het einde van de avond. Het is druk die avond toen [aangeefster 1] kwam. [medeverdachte 1] verklaart dat onder andere [medeverdachte 3] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 5] die avond aanwezig zijn.
[medeverdachte 1] verklaart bij de politie dat hij niet van plan was om [aangeefster 1] te delen met zijn vrienden. Er zouden andere meisjes komen voor zijn vrienden, maar die kwamen niet. [aangeefster 1] komt binnen en gaat aan de eettafel zitten. Er zijn dan meerdere jongens in het huis, die zij begroet. [medeverdachte 1] biedt haar een alcoholisch drankje aan. [aangeefster 1] gaat naast de [bijnaam] en [bijnaam] zitten. Vervolgens vraagt [medeverdachte 1] [aangeefster 1] mee naar boven te gaan, omdat zij anders weer aan haar zitten. [aangeefster 1] vraagt vaak of ze het ook met zijn vrienden moet doen. [medeverdachte 1] reageert geïrriteerd omdat ze het zo vaak vraagt. Hij is niet van plan om haar te delen, maar de avond is anders gelopen. De jongens zoals, [medeverdachte 8] en [medeverdachte 3] beginnen al weer aan haar te zitten.[medeverdachte 1] en [aangeefster 1] hebben boven seks. Vervolgens gaan ze naar beneden. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] gaan eten halen. Als ze terug zijn, zit [aangeefster 1] aan de eettafel. [medeverdachte 1] verklaart dat [medeverdachte 3] achter [aangeefster 1] staat en dat hij aan haar borsten zit. Hij maakt er een spelletje van dat [aangeefster 1] “nee” zegt en dan doet hij het weer. Het klopt dat [medeverdachte 3] een brievenopener heeft en achter [aangeefster 1] staat. Hij haalt die langs haar nek en [medeverdachte 1] hoort dat hij dan aan [aangeefster 1] om een kusje vraagt.Vervolgens gaan [medeverdachte 1] en [aangeefster 1] naar boven en er vindt seks plaats. Daarna komen andere jongens ook naar boven.
Volgens [medeverdachte 1] kan het kloppen dat [medeverdachte 3] de broek van [aangeefster 1] uittrekt. Als ik een meisje was zou ik hem een flinke pets verkopen en als zij dat had gedaan had niemand haar tegengehouden naar huis te gaan. Als jij je zwak opstelt bij hun gaan ze je niet laten gaan. [medeverdachte 3] doet de broek van [aangeefster 1] naar beneden en penetreert haar met zijn penis in haar vagina. Er is door [medeverdachte 3] een condoom gebruikt. [medeverdachte 3] gaat op [aangeefster 1] liggen en penetreert haar vaginaal. [medeverdachte 3] gebruikt een condoom met het neuken. Daarna zegt [medeverdachte 1] tegen [aangeefster 1] dat ze beter kan gaan slapen, omdat ze anders weer allemaal mensen op haar af zou krijgen. [medeverdachte 1] verklaart dat hij een beetje boos raakt omdat zij de zoveelste keer aan hem vraagt of ze het met niemand hoeft te doen. [medeverdachte 1] heeft nooit tegen haar gezegd dat ze het met anderen moest doen.
Dan komen [medeverdachte 3] en de [bijnaam] bij [aangeefster 1] liggen. [medeverdachte 1] gaat naar de slaapkamer van zijn ouders omdat hij alleen wilde slapen. [medeverdachte 1] zegt tegen [aangeefster 1] dat die jongens bij haar komen slapen. Op een gegeven moment gaat [aangeefster 1] bij [medeverdachte 1] in bed liggen in de slaapkamer van zijn ouders. De [bijnaam] komt dan achter [aangeefster 1] liggen. De bel gaat en [medeverdachte 1] gaat naar beneden en laat [medeverdachte 8] binnen. Die komt er ook bij liggen. [medeverdachte 1] zeurt bij [aangeefster 1] dat zij hem moet pijpen. Daarna heeft [medeverdachte 8] seks met [aangeefster 1] gehad.[aangeefster 1] heeft die hele avond gehuild. [medeverdachte 1] verklaart meerdere keren te hebben geprobeerd die jongens bij haar weg te krijgen, maar hij had geen macht over ze. Op 5 mei was het voor [aangeefster 1] een belaging van meerdere personen. [aangeefster 1] heeft op 30 april niet zoveel gehuild als op 5 mei.
Overwegingen over de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1]
Medeverdachte [medeverdachte 1] bevestigt op veel punten de verklaringen van [aangeefster 1] .
Zo heeft hij bevestigd met betrekking tot 30 april dat zij met meerdere jongens seks heeft gehad, dat hij haar heeft horen zeggen dat het moest ophouden en dat ze heeft gejammerd en heeft hij bevestigd dat ze aan het einde van de nacht haar hebben belaagd en dat ze met drieën op haar lagen.
Met betrekking tot 5 mei heeft hij het incident met de briefopener c.q. nagelvijl bevestigd en heeft hij uiteindelijk van iedere jongen van wie de politie de naam heeft kunnen achterhalen, gezegd dat die er op 5 mei was, ook al wilde hij aanvankelijk ‘uit veiligheidsoverwegingen’ geen namen noemen. Dat hij heeft geprobeerd de jongens te weerhouden maar dat hij de grip kwijt was, wordt enigszins ondersteund door de verklaringen van buren.
De verdediging bepleit tot bewijsuitsluiting van de verklaring(en) van medeverdachte [medeverdachte 1] wegens onbetrouwbaarheid om een aantal redenen. Hij verklaart enorm wisselend en als getuige liegt hij zelfs tegen de rechtbank. Hij ontkent zelf alles en hij schuift alles af op anderen. Bovendien is hij psychisch niet in orde. Het verhoor van 22 juni is mede daarom te intensief en indringend voor hem geweest.
De mening van de verdediging dat medeverdachte [medeverdachte 1] niet betrouwbaar verklaart, deelt de rechtbank niet.
Hij heeft in zijn verklaringen duidelijk gemaakt met welke dilemma’s hij worstelt. Eerst ontkent hij alles, maar vervolgens verklaart hij op 22 juni 2011 schoon schip te willen maken. Hij geeft tegelijk aan geen namen te willen noemen uit “veiligheidsoverwegingen” en hij ontkent zijn eigen aandeel. Als getuige beroept hij zich veelal op zijn verschoningsrecht en liegt hij over een ander feitencomplex, namelijk het ophalen en de aanwezigheid van [getuige 2] en [aangeefster 2] in de woning op 5 mei. Als getuige verwoordt hij zijn dilemma: “Als ik bang was geweest, had ik helemaal niets verklaard. Het is gewoon heel dubbel allemaal en het is lastig. Aan de ene kant wil ik graag vertellen wat er is gebeurd, maar ik wil ook geen namen van andere mensen noemen. Dat dwarsboomt elkaar, zeg maar. Ik word nu gehoord als getuige en niet als verdachte. Als verdachte zou ik iets anders doen dan als getuige. Misschien zou ik dan andere dingen vertellen.”
De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat medeverdachte [medeverdachte 1] wisselt in zijn proceshouding en na juni 2011 steeds meer oog lijkt te krijgen voor zijn eigen belangen als verdachte. Hij neemt overigens bij de politie 15 augustus 2011 of ter zitting op 14 februari 2012 als getuige niets terug van wat hij over 30 april en 5 mei heeft gezegd.
De rechtbank stelt het volgende vast over het verhoor op 22 juni 2011. Uit de proces-verbalen van verhoor van 22 juni 2011 blijkt dat het verhoor die dag is gestart omstreeks 10.05 uur. Verdachte wordt vervolgens tot omstreeks 11.30 uur gehoord en verklaart inhoudelijk over de ten laste gelegde feiten. Om 13.30 uur wordt het verhoor hervat. Verdachte legt een nadere inhoudelijke verklaring af. Het verhoor wordt om 15.35 uur tot 16.12 uur voor een pauze onderbroken. Het verhoor gaat dan verder. Van 17.25 tot 18.15 uur is er een onderbreking voor diner. Dan gaat het verhoor opnieuw verder. Om 21.10 uur eindigt het verhoor, inclusief lezen en ondertekenen van het proces-verbaal van 39 pagina’s. Ten aanzien van de vraag die het verweer heeft opgeroepen overweegt de rechtbank het volgende. Uit de informatie in dossier over de persoon van de medeverdachte [medeverdachte 1] komt naar voren dat hij zich minder dan gemiddeld gedurende langere tijd goed kan concentreren. De tijden en de onderbrekingen van het verhoor op 22 juni zijn naar het oordeel van de rechtbank echter zodanig dat geen sprake is geweest van een te intensief of te indringend verhoor. Dit geldt temeer voor zijn verklaringen over de gebeurtenissen van 30 april. Het verhoor hierover stopt voor 15.35u.
De rechtbank overweegt over de inhoud van de verklaring van die dag nog dat medeverdachte [medeverdachte 1] wordt geconfronteerd met de verklaring van [aangeefster 1] . Er worden hem onderdelen van haar verklaring voorgehouden. Soms delen die uit tientallen zinnen bestaan. In reactie daarop verklaart verdachte [medeverdachte 1] over delen die hem zijn voorgehouden dat het klopt, soms dat delen wel kloppen of weer op andere voorgehouden delen dat het onzin is. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat medeverdachte [medeverdachte 1] gedurende het verhoor voldoende oplettend en aandachtig was om inhoudelijk te reageren op de hem voorgehouden vragen. Dit past niet bij het verweer van de verdediging dat het verhoor te intensief en indringend was voor deze verdachte met een beperkte concentratie. De rechtbank betrekt hierbij de eigen indruk ter zitting waarop verdachte eerst als getuige en later als verdachte heeft verklaard. De rechtbank ziet dan ook geen reden om verdachte niet aan de inhoud van de door hem afgelegde verklaringen bij de politie te houden en zal deze, ook die op 22 juni 2011, niet uitsluiten van het bewijs.
B) Als volgend steunbewijs ziet de rechtbank het aangetroffen DNA-materiaal.
Ten aanzien van het de feit op 30 april is DNA-materiaal aangetroffen op de borsten en in de vagina van [aangeefster 1] . Uit onderzoek blijkt dat het DNA-profiel van medeverdachte [medeverdachte 4] matcht met dit aangetroffen DNA-profiel op de borsten. Het aangetroffen DNA-materiaal in/bij de vagina van [aangeefster 1] matcht met het DNA-profiel van medeverdachte [medeverdachte 6] . Dit bevestigt wederom de verklaring van aangeefster.
Het forensisch materiaal van 5 mei, te weten Y-chromosomaal DNAwaarvan medeverdachte [medeverdachte 7] niet als donor is uit te sluiten, beschouwt de rechtbank eveneens als steunbewijs. De rechtbank leidt hieruit af dat [aangeefster 1] tenminste met iemand anders dan medeverdachte [medeverdachte 1] seksueel contact heeft gehad.
[aangeefster 1] verklaart dat verdachte [medeverdachte 3] op beide data een condoom heeft gebruikt. De rechtbank zal daarom geen conclusie verbinden aan het ontbreken van DNA-sporen van verdachte [medeverdachte 3] .
C) Er is sprake van nog ander steunbewijs, namelijk de waarnemingen van twee vriendinnen van [aangeefster 1] van de inhoud van een enkel contact van haar met medeverdachte [medeverdachte 1] . Beiden bevestigen dat Medeverdachte [medeverdachte 1] haar heeft proberen over te halen om met anderen seks te hebben en dat zij aangaf dat niet te willen.
Getuige [getuige 4] verklaart dat zij op vrijdag 30 april 2011 bij [aangeefster 1] is als zij een sms leest die Medeverdachte [medeverdachte 1] aan [aangeefster 1] stuurt. Hierin staat “wil je een trio?”. [aangeefster 1] verstuurt dan een sms met de tekst “nee”.Getuige [getuige 1] verklaart dat zij een collega is van [aangeefster 1] . Zij gaat op Koninginnedag naar [naam] in [woonplaats] , waar [aangeefster 1] op dat moment is. Als [getuige 1] daar aankomt, zegt [aangeefster 1] dat [A] heel erg boos is geworden op haar omdat zij met een jongen had afgesproken en hij was het daar niet mee eens is. [A] zegt dan tegen [getuige 1] dat zij [aangeefster 1] mee naar huis moet nemen omdat ze anders met die jongen wil afspreken. [getuige 1] zegt toe dat te regelen. Vervolgens wordt [aangeefster 1] gebeld. [getuige 1] hoort haar zeggen dat zij het niet met zijn vrienden gaat doen en daar maakt [getuige 1] uit op dat de jongen vroeg of zij het met zijn vrienden wilde doen. “Wij waren toen nog bij [naam] in [woonplaats] . Toen gingen wij naar huis fietsen. Ik heb haar onderweg een preek gegeven. Zij werd gebeld en het kwam er op neer dat die jongen aan het rondrijden was vlakbij [woonplaats] . Hij zat met vrienden in de auto. Vervolgens sprak zij met hem af op station [woonplaats] . Ze zei dat zij helemaal niet kon omdat zij ongesteld was. Ze ging hem toen sms’en. Maar ze kreeg een sms terug dat het niet uitmaakte. Ik zei nog dat ze niet moest gaan, dat het foute jongens waren”.
D) Uit het proces-verbaal van bevindingen van wijkagent [verbalisant] volgt dat [medeverdachte 1] vaak op het [adres] komt en daar veel contact heeft met de [bijnaam] , die bestaat uit [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] .Dit proces-verbaal geeft steun aan de identificatie van door [aangeefster 1] genoemde verdachten.
E) Uit het buurtonderzoek blijkt dat er vanaf het moment van vertrek van de ouders van Medeverdachte [medeverdachte 1] , het een af en aankomen van scooters was met voornamelijk Marokkaanse jongens erop. Deze jongens zijn daar de gehele afwezigheid van de buren gebleven en ook blijven slapen. Hierbij hadden ze ook gezien dat er verschillende meisjes naar binnen gingen. Ze hadden ook gehoord dat het bezoek met veel lawaai en muziek gepaard ging.Verschillende buren hebben de moeder van medeverdachte [medeverdachte 1] gebeld omdat het volgens hen uit de hand liep.
F) Het hele dossier overziend beschouwt de rechtbank de verklaringen van andere meisjes die in de week dat de ouders van medeverdachte [medeverdachte 1] weg waren (ongeveer 30 april – 5 mei 2011) in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] zijn geweest eveneens als steun voor het bewijs. In dit geval van de feitelijkheid.
In de verklaringen van de aangeefsters [aangeefster 1] en [getuige 2] en van de getuige [getuige 5]valt op dat ook zij zich overvallen voelden door het aantal aanwezige jongens en dat zij zich daar niet prettig bij voelden. [aangeefster 2] verklaart dat zij bij het huis van [medeverdachte 1] aankwamen en dat daar veel jongens binnen waren. “Ik voelde me niet op mijn gemak omdat er zoveel jongens waren. Ik hou daar niet van. Ik had van tevoren niet verwacht dat er zoveel jongens waren. Ik had verwacht dat alleen die jongens erbij zouden zijn waarmee wij in de auto hadden gezeten.”[getuige 2] verklaart dat zij het huis van [medeverdachte 1] binnenkwam en een jongen in de keuken zag. “Ik dacht nog gelukkig is het maar één jongen. Als ik ergens ben en ik voel me niet op mijn gemak, dan heb ik zo’n gevoel. En toen ik hier binnenkwam had ik gelijk dat gevoel”.[getuige 5] verklaart dat ze zag dat er wel 6 of 7 jongens voor het raam stonden. “Ik zei in het algemeen tegen de jongens dat we toch met z’n 6-en zouden blijven. Ik keek [medeverdachte 1] daarbij aan. [medeverdachte 1] zei dat het vrienden waren en dat hij ze niet buiten kon laten staan. Die andere jongens deden ook gewoon de deur open en [medeverdachte 1] zat gewoon op de bank. [medeverdachte 1] zegt dan dat we veilig waren. [medeverdachte 1] zag aan ons dat we schrokken dat er zoveel jongens binnenkwamen.” Ze was bang dat [medeverdachte 4] zou komen want die mocht niet weten dat ze daar was. Ze zat te pingen met [medeverdachte 4] . [medeverdachte 8] pakte haar telefoon af en zei dat ze de waarheid tegen [medeverdachte 4] moest zeggen. Ze verklaart verder dat [medeverdachte 8] [medeverdachte 4] heeft laten weten waar ze was en dat die vervolgens kwam.
Ook valt op dat zij allen min of meer ernstig zijn lastig gevallen door een of meer jongens die daar waren. [getuige 5]verklaart dat ze door [medeverdachte 4] in het gezicht is gespuwd, dat ze drie keer vrijwillig seks met [medeverdachte 4] heeft gehad maar de laatste keer zonder condoom. Dat wilde ze eigenlijk niet maar ze was verliefd. Ze bleef slapen en [medeverdachte 1] is naast haar gaan liggen (“ik zei dat het gewoon maar moest”). Over een andere jongen, [medeverdachte 8] , verklaart ze ondermeer het volgende. Ik heb toen later [medeverdachte 4] gepingd omdat [medeverdachte 8] steeds aan mijn lichaam zat. Ik wilde dat niet. [medeverdachte 8] kwam naar mij toe en wilde mij proberen te zoenen. Ik duwde [medeverdachte 8] toen weg. Hij kwam met zijn mond aan mijn mond. Ik zag en voelde dat [medeverdachte 8] met één hand mijn kont aan en met de andere hand mijn borst zat. [medeverdachte 8] zei dat hij met me wilde praten en zei dat ik niet bang hoefde te zijn. Ik wilde eruit en het lukte mij eerst niet.Verder verklaart ze dat ze haar haren geverfd heeft omdat ze niet meer herkend wilde worden door hun. Uit angst. “Gewoon omdat ik bang zou zijn dat ze zouden komen. Gewoon omdat [medeverdachte 8] toen ook al aan mijn lichaam zat. Dat als ze met een groep zouden zijn dat hij dan naar mij zou komen”.
Ten slotte valt op dat meisjes wel worden opgehaald, maar niet worden thuisgebracht. Zelfs een van de buren noemt dit fenomeen.
G) Het volgende bewijsmiddel levert eveneens steun op voor de verklaringen van [aangeefster 1] . Er is MSN contact tussen [aangeefster 1] en [medeverdachte 1] zijn account op 3 mei 2011 vanaf 23:20:22 uur:
[aangeefster 1] : ik wil niet lulig zijn hoor maar wou het niet he
[medeverdachte 1] : pff jaaah man wel erg
[aangeefster 1] : en die ene jongen zag dat he
[aangeefster 1] : die zei je wilt niet he ik zo neee
[medeverdachte 1] : okee ik zal het goed maken met jou
[medeverdachte 1] : sgat
[medeverdachte 1] : okee?
[aangeefster 1] : dat valt niet goed te maken
[medeverdachte 1] : wrm niet kom op geef het en kans
[aangeefster 1] : neee
[aangeefster 1] : wat een kans?
[medeverdachte 1] : mij en kans geven
[aangeefster 1] : waarvoor?
[medeverdachte 1] : voor alles
[aangeefster 1] : kanikniet
(……)
[medeverdachte 1] : wil het goed mnaken
[medeverdachte 1] : met jou
[aangeefster 1] : ik kan dat niet
[aangeefster 1] : weet je hoe pijn me dat heeft gedaan;)
[medeverdachte 1] : sgatje kom op
[medeverdachte 1] : ik snap het
[medeverdachte 1] : tuurlijk
[medeverdachte 1] : ma ik kon er ook moeilijk wat aan doen
[aangeefster 1] : nooouu hoe vaak heb ik tegen jou NEEEEEEEEEEEE gezged
[medeverdachte 1] : was dronken sgat
[medeverdachte 1] : sorry sgat
[medeverdachte 1] : zou ik je nummer mogens
[aangeefster 1] : weet je hoe eng ik het vond
[aangeefster 1] : en laatst gingen ze op me ligge met ze 3eee
[aangeefster 1] : ik kon niets
(……)
[aangeefster 1] : dat valt niet goed te maken [medeverdachte 1] , ik d88t ik kan je vertrouwen ik voelde me fijn
[aangeefster 1] : bij jee… en je weet heb kk ervaringen met jongens en dan dit
[medeverdachte 1] : jaah sgta
[medeverdachte 1] : was niet de bedoelinhg
[medeverdachte 1] : dat weet je
[medeverdachte 1] : sorry man
[aangeefster 1] : nouikweetnietmeerwatikmoetdenken
[medeverdachte 1] : jaah ik snap je
[medeverdachte 1] : sorry sgatjee
[medeverdachte 1] : geef me ngo 1 kans
[aangeefster 1] : ik kan het niet sorry
[medeverdachte 1] : luister [aangeefster 1]
: ik wil het wel maar ik kan het nie
[medeverdachte 1] : ik ben nu helemaal alleen thuis
[medeverdachte 1] : plz
[medeverdachte 1] : ik maak he goed
[medeverdachte 1] : ben helemaal ALLEEN
[aangeefster 1] : ja en?
[medeverdachte 1] : kan je even langs komen?
[medeverdachte 1] : of ik haal je op
[medeverdachte 1] : sgat
[aangeefster 1] : neeee durf niet meer
[medeverdachte 1] : ben helemaal alleen
[medeverdachte 1] : vertrouw me sgat
[aangeefster 1] : kan ik niet
MSN contact tussen [aangeefster 1] en de gebruiker van [medeverdachte 1] zijn account op 4 mei 2011 vanaf 21:12:56 uur.
[aangeefster 1] : omdat ik niet wat ik moet zegge tegen me ouders
[medeverdachte 1] : dat je naa je vriendin gaat ofzo
[medeverdachte 1] : plzzz…
[aangeefster 1] : hoeso wil je zo graag? Ik ga tog niet neukeee kan ik niet meer! Je bent tog met vrienden
(……)
[aangeefster 1] : jaaa tuurrlijk wel! Maaaar ik heb ook nu kk gezeik thuis:(! Anders was ik wel
gekomen ik wil ook bij jou zijn
[medeverdachte 1] : probeer het voor me dan!
[medeverdachte 1] : doe het voor mij
[aangeefster 1] : ja maar wat kan ik zeggee
[medeverdachte 1] : je kan van alles zeggen als je dit voor me wilt doen
[aangeefster 1] : ik was al bijna uit huis geplaatst he
[medeverdachte 1] : Wrm?
[aangeefster 1] : omdat overal heen ging
[aangeefster 1] : niet thuis kwam
[medeverdachte 1] : oow wooow
[medeverdachte 1] : ma jah
[medeverdachte 1] : probeerhet voor me
[medeverdachte 1] : als je zegt dat je me ook leuk vind
(…..)
[aangeefster 1] : maar ik egt geen seks
[medeverdachte 1] : met mij
[medeverdachte 1] : ?
[aangeefster 1] : nieet met die vrienden van jou
[aangeefster 1] : daar ben ik zo bang voor
[aangeefster 1] : en als je me dan ophaalt dat het weer moetz
[medeverdachte 1] : nee nee echt nietschatej
Bovenstaande MSN-gesprekken van 3 en 4 mei 2011 tussen [aangeefster 1] en het account van ‘ [medeverdachte 1] ’ vormen dezelfde bron als de verklaringen van [aangeefster 1] . Niettemin ziet de rechtbank deze wel als een bevestiging van haar verklaringen. Hoewel het de account van ‘ [medeverdachte 1] ’ betreft en niet vaststaat wie “ [medeverdachte 1] ” op MSN is, neemt [aangeefster 1] tijdens het gesprek wel aan dat het medeverdachte [medeverdachte 1] is, zo blijkt bijvoorbeeld uit haar verklaringen bij de rechter-commissaris. Zij lijkt ervan uit te gaan dat de ‘ [medeverdachte 1] ’ weet waar zij het over heeft en zij lijkt de reacties van ‘ [medeverdachte 1] ’ (die zijn te typeren als meepraten om haar vervolgens te kunnen overhalen opnieuw te komen) niet vreemd te vinden. De rechtbank beschouwt deze MSN-gesprekken daarom als van een andere orde dan haar gesprekken met vriendinnen die haar immers niet op leugens of verdraaiingen zouden kunnen betrappen. Ten aanzien van 5 mei overweegt de rechtbank dat uit de gesprekken duidelijk volgt dat [aangeefster 1] wordt overgehaald om toch te komen op 5 mei. De vermeende “ [medeverdachte 1] ” haalt haar niet alleen over maar doet haar ook een suggestie hoe ze het voor elkaar kan krijgen 5 mei te komen (door aan haar aan ouders te zeggen dat ze bij vriendin gaat logeren).
Verklaring verdachte
Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij een groot deel van de week bij medeverdachte [medeverdachte 1] is geweest. Hij is niet blijven slapen. Hij had een rijbewijs en trad min of meer als chauffeur op om mensen te halen. Soms reed hij in de auto van de vader van [medeverdachte 1] , soms in de auto van zijn eigen moeder. Hij heeft niet steeds iedereen thuis gebracht. Geen zin en de kosten van benzine waren motieven.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 30 april [aangeefster 1] is gaan ophalen samen met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en dat hij in de woning van [medeverdachte 1] was. Hij wist, waarschijnlijk van [medeverdachte 1] , dat zij ongesteld was. Hij heeft ontkend seks met haar te hebben gehad en iets gemerkt te hebben van seks met [aangeefster 1] door anderen.
Ter zitting verklaart verdachte dat hij op 5 mei in de woning van [medeverdachte 1] is geweest. Hij was niet degene die een vijl of briefopener tegen de hals van [aangeefster 1] heeft gehouden. Hij heeft wel gezien dat iemand anders dat deed, maar het was duidelijk een grapje. Hij heeft samen met een andere jongen gekeken toen Medeverdachte [medeverdachte 1] en [aangeefster 1] seks hadden met elkaar. Hij ontkent zelf seks met [aangeefster 1] te hebben gehad op 5 mei.
De rechtbank acht deze ontkennende verklaringen in het licht van het overige bewijsmateriaal niet aannemelijk.
Medeplegen
De verklaringen van [aangeefster 1] bij de politie in combinatie met die op zitting en bij de rechter-commissaris afgelegd houden in dat zij op 30 april en 5 mei 2011 door een aantal verdachten is gedwongen tot seksuele handelingen waarbij de verdachten zijn binnengedrongen tegen haar wil. Tegen hen is het medeplegen van verkrachting ten laste gelegd.
De rechtbank overweegt dat uit de uitvoeringshandelingen op 30 april, zoals door [aangeefster 1] omschreven, blijkt dat deze precies na elkaar door steeds een ander zijn uitgevoerd. Bijna steeds was het zo dat zodra een jongen naar beneden ging, de volgende jongen alweer de trap op c.q. de kamer in kwam. Verdachte [medeverdachte 1] typeert dit als: “… want ze stormden steeds als kleine kinderen naar boven”.Verdachte [medeverdachte 1] was steeds in de buurt om te zorgen dat alles ‘rustig’ verliep en dat [aangeefster 1] meewerkte. Uit de contacten tussen [medeverdachte 1] en [aangeefster 1] leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] de ‘trio’ of het seks hebben van [aangeefster 1] met anderen had besproken met een of meer anderen. Ook wist verdachte [medeverdachte 3] al dat [aangeefster 1] ongesteld was. Het was met andere woorden bekend wat er ging gebeuren en wat er gebeurde die nacht en wat de toestand van [aangeefster 1] was. De door [aangeefster 1] gehoorde opmerking: “We zijn haar niet voor niets gaan halen” en het incident waarbij de jongen die geen seks met [aangeefster 1] wilde de bijnaam “ [bijnaam] ” is gegeven bevestigen dit. Deze feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de conclusie dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten.
De rechtbank acht om deze redenen het medeplegen op 30 april bewezen.
De rechtbank overweegt voorts dat uit de uitvoeringshandelingen op 5 mei, zoals door [aangeefster 1] omschreven, blijkt dat die nooit door iemand alleen zijn uitgevoerd. Er was steeds iemand bij die in de meeste gevallen ook zelf uitvoeringshandelingen heeft gepleegd. Dit geldt ook voor verdachte [medeverdachte 3] . Bovendien blijkt uit de MSN-gesprekken van 3 en 4 mei 2011 dat [aangeefster 1] is overgehaald om te komen. Er was met andere woorden bekend wat er ging gebeuren en wat er gebeurde.
De rechtbank acht om deze redenen het medeplegen op 5 mei bewezen.
Ten aanzien van feit 3
Aangeefster [aangeefster 2] verklaart bij de politie dat zij voor 5 mei 2011 al wel eens contact heeft gehad met [medeverdachte 3] . Dit was een tijdje terug op MSN. Vervolgens belt [medeverdachte 3] uit het niets en zegt tegen [aangeefster 2] dat zij niets van zich laat horen en zij geven dan elkaar de schuld.Vervolgens zien zij elkaar weer op 5 mei, nadat op dezelfde dag de afspraak wordt gemaakt. [aangeefster 2] is op dat moment bij haar vriendin [getuige 2] . Ze worden opgehaald. [aangeefster 2] gaat achterin zitten, achter bestuurder [medeverdachte 3] . Onderweg naar Utrecht stoppen ze nog bij een pompstation. [getuige 2] zit met [bijnaam] te praten. [medeverdachte 1] zit ook in de auto. Op het moment dat zij in de stad komen doet [bijnaam] zijn jas over zijn hoofd heen. [bijnaam] vertelt dan dat zijn broer wordt gezocht en dat hij erg op zijn broer lijkt.Op een gegeven moment komen zij bij het huis van [medeverdachte 1] . Zij stappen uit en [aangeefster 2] vraagt ze gaan doen. [medeverdachte 3] zegt dat ze gewoon gaan chillen. [getuige 2] gaat al naar binnen en [aangeefster 2] blijft op de hoek staan wachten tot [medeverdachte 3] er is die de auto nog aan het inparkeren is. [medeverdachte 3] komt er vervolgens aan en [aangeefster 2] gaat met hem mee via de tuin het huis binnen. [getuige 2] zit dan al op de bank naast [bijnaam] . In de keuken staat een Marokkaanse jongen die [aangeefster 2] niet kent.
De jongens weten niet dat [getuige 2] 14 jaar is. Als [aangeefster 2] en [getuige 2] in de auto stappen in [woonplaats] wordt er aan [getuige 2] gevraagd hoe oud zij is en ze zegt dan dat ze 16 of 17 jaar oud is. Dit zegt ze tegen [bijnaam] . [medeverdachte 1] komt ook op de bank zitten. Het is erg krap. [medeverdachte 3] wordt gebeld en hij vraagt dan aan [aangeefster 2] of zij mee gaat een vriend ophalen. [aangeefster 2] vraagt dan aan [getuige 2] of het goed is dat zij mee gaat. Dit is goed. [aangeefster 2] en [medeverdachte 3] halen de vriend op. Dit duurt best lang.Met z’n drieën komen ze aan bij de woning van [medeverdachte 1] . [getuige 2] zit niet meer op de plaats waar [aangeefster 2] haar had achtergelaten. Het is tegen half negen. Er zijn ook twee jongens die [aangeefster 2] nog niet eerder heeft gezien. [aangeefster 2] ziet [getuige 2] niet en gaat op de bank zitten. [medeverdachte 3] is eerst in de keuken en gaat daarna naast haar zitten. Daarna trekt hij haar mee naar boven. Hij trekt aan haar arm en zegt “kom mee” en [aangeefster 2] zegt “oke”. [aangeefster 2] vraagt nog wat zij gaan doen en dan zegt hij “dat zul je wel zien”. Ook [bijnaam] en [medeverdachte 1] ziet [aangeefster 2] niet meer beneden.[aangeefster 2] en [medeverdachte 3] gaan naar zo’n kamer aan de achterkant van de woning. Zij gaan op bed zitten en zoenen wat. Ze tongen en voelen wat aan elkaar. Dit doen ze bij elkaar. [aangeefster 2] gaat dan op bed liggen. [medeverdachte 3] gaat naast haar liggen.Hij gaat op bed liggen en zij gaat naast hem liggen. Ze strelen en zoenen. [medeverdachte 3] wil meer. Hij zegt: “je maakt me geil, je hebt een lekker lichaam, laten wij gaan neuken”. [aangeefster 2] zegt tegen hem: “dat hoeft toch niet perse”. Hij zegt van wel omdat zij geil is. [aangeefster 2] zegt hem dat zij nog maagd is en wil wachten. Hij zoekt een condoom. [aangeefster 2] zegt dan dat er niets gaat gebeuren. [medeverdachte 3] trekt in no time haar broek uit. [aangeefster 2] zegt: “nee, nee”. Toch lukt het. [medeverdachte 3] probeert dan haar boxer uit te trekken. [aangeefster 2] houdt haar boxer aan de zijkant vast en [medeverdachte 3] trekt aan de voorkant. [aangeefster 2] hoort een scheur en begint hard te schreeuwen dat het hem toch niet gaat lukken om die boxer uit te trekken. Hij krijgt zijn zin niet en gaat dan half op haar liggen. Hij ligt met zijn bovenlichaam op haar. Vlak bij haar vagina doet hij een stukje van haar boxer aan de kant en hij probeert dan met zijn vinger in haar vagina te komen. [aangeefster 2] doet haar benen en voeten over elkaar heen om te voorkomen dat hij er in gaat. Zij duwt met haar hand zijn vinger weg om te voorkomen dat hij er mee naar binnen gaat. [medeverdachte 3] wordt boos en zegt dat ze op moet houden met schreeuwen. Hij zet dan zijn elleboog tegen haar hals. Het deed geen pijn, maar het was wel irritant. Ze probeert hem weg te duwen. Dit lukt bijna, maar dan komt hij weer terug boven op haar. Hij is ook nog bezig om een condoom te zoeken. Hij zoekt in de kamer in de la van een kast. [aangeefster 2] probeert haar spijkerbroek aan te doen. Hij vraagt wat ze doet. [aangeefster 2] zegt dan dat ze naar huis wil. [medeverdachte 3] duwt haar terug op het bed en [aangeefster 2] probeert op te staan. Dit gebeurde een aantal malen. Opeens valt zijn telefoon van het bed en die pakt [aangeefster 2] op. [medeverdachte 3] wordt dan boos. [aangeefster 2] pest hem een beetje door net te doen of ze hem terug geeft. Hij geeft haar dan een trap tegen mijn rechter bovenbeen, vlakbij haar heup. [aangeefster 2] wordt heel boos en staat op om weg te gaan. Het deed erg pijn en ze moet bijna huilen. [aangeefster 2] heeft dan haar spijkerbroek al weer aan en is op zoek naar haar schoenen. [aangeefster 2] zegt tegen hem dat ze naar huis wil. Hij zegt dan dat hij haar straks zal brengen. Op dat moment klopt er iemand aan de deur, de deur gaat open en [getuige 2] staat bij de deur met [medeverdachte 1] achter haar. Zij zegt tegen [aangeefster 2] dat ze naar huis moeten. [medeverdachte 3] zegt dan dat [aangeefster 2] zo naar beneden komt. [medeverdachte 3] zegt dat ze op bed moet komen liggen, maar dat wil ze niet. Hij duwt haar iedere keer op bed en dan staat ze weer op en duwt hem weg. Ze wil naar huis. Toch krijgt hij zijn zin. [medeverdachte 3] zegt dat ze naar hem moet luisteren omdat hij haar anders niet naar huis zou brengen. [aangeefster 2] ligt op bed en [medeverdachte 3] trekt haar broek uit. Hij probeert haar boxer uit te trekken. [aangeefster 2] houdt haar boxer vast en zegt dat ze niet wil. Hij kijkt haar aan en houdt op. Dan probeert hij weer zijn vinger in haar te doen. Ze houdt haar benen dicht bij elkaar om te voorkomen dat hij met zijn vinger in haar vagina ging. Het is hem niet gelukt. Daarna gaat hij weer half op haar liggen. Hij probeert op een andere manier klaar te komen. Hij trekt zijn boxer weer uit.Hij wil dat ze hem gaat pijpen, maar dat wil ze niet en dat vertelt ze hem ook. Hij doet zijn geslachtsdeel dicht bij haar mond, maar zij houdt haar mond dicht.Hij pakt zijn geslachtsdeel en houdt deze vlak bij haar vagina. Ze ligt op bed en hij doet het randje van haar boxer opzij en wrijft met zijn geslachtsdeel over haar vagina. Droogneuken heet dit.
Na een paar minuten komt hij klaar. Hij zegt dit en [aangeefster 2] voelt dan ook iets nats vlakbij haar vagina. Ze heeft nog nooit sperma gezien. Het was wit. [aangeefster 2] heeft wel tegengestribbeld tijdens het droogneuken, maar [medeverdachte 3] was sterker en zij lag op haar rug. Zijn bovenlichaam was op haar en zijn benen hadden haar benen vast. Tijdens het droogneuken zoende [medeverdachte 3] haar in haar hals en bij haar borsten. [aangeefster 2] heeft de nattigheid afgeveegd en [medeverdachte 3] trekt zijn broek weer aan. [aangeefster 2] wacht tot hij weg gaat. Dan doet zij haar broek en schoenen aan. [aangeefster 2] hoort de douche. Ze klopt aan omdat ze denkt dat [getuige 2] daar is. [aangeefster 2] hoort aan de stemmen dat [medeverdachte 3] en [bijnaam] met z’n tweeën in de douche zijn.
[aangeefster 2] wordt dan lastig gevallen door [medeverdachte 1] en nog een jongen. Daarna rennen ze weg naar beneden. [getuige 2] is buiten. Zij zegt tegen [aangeefster 2] dat haar moeder had gebeld en dat ze naar huis moest komen. [aangeefster 2] zei toen dat zij naar huis moesten en dat zij aan [medeverdachte 3] gingen vragen of hij hen naar huis wilde brengen. Zij zijn dit toen aan hem gaan vragen. Hij was nog in de douche. Toen zijn zij naar boven gegaan en hebben aan [medeverdachte 3] gevraagd of hij hen wilde brengen. Hij wilde dit niet, omdat ik volgens hem een grote mond had gehad tegen hem en brutaal was geweest. Toen gingen zij hem smeken. [aangeefster 2] begon ook te zeggen dat hij een vieze vuile klootzak was. [medeverdachte 3] zei tegen haar dat ze zich had moeten gedragen en naar hem had moeten luisteren. Ik werd helemaal gek, eerst zat [medeverdachte 1] aan mij en toen die [bijnaam] die stoned was. Er kwamen toen nog meer jongens naar boven en ook [bijnaam] kwam uit de douche. [medeverdachte 3] zei toen “vieze kankerhoer”. [getuige 2] trekt [aangeefster 2] naar beneden en ze gaan de tuin in. Het hek was nog dicht en alle jongens volgen hen. [aangeefster 2] raakt in gesprek met een van de jongens die zij niet kent. Deze jongen is helemaal stoned. Omdat het hek dicht is, gaat [aangeefster 2] aan het hek trekken en ze schreeuwt daarbij. Een van die jongens zegt dan tegen [medeverdachte 1] dat hij het hek open moet doen omdat anders de buren de politie bellen. [medeverdachte 1] doet dan het hek open. [medeverdachte 3] en [bijnaam] spugen nog op [getuige 2] en [aangeefster 2] . [getuige 2] en [aangeefster 2] rennen weg.
Als steunbewijs ziet de rechtbank het aangetroffen DNA-materiaal op de boxershort van [aangeefster 2] . Uit onderzoek blijkt dat het DNA-profiel van verdachte [medeverdachte 3] matcht met dit aangetroffen DNA-profiel. De berekende frequentie van het DNA-consensusprofiel is volgens dit rapport 1 op 1 miljard. Dit bevestigt de verklaring van aangeefster.
De verklaring van [getuige 2] beschouwt de rechtbank eveneens als steunbewijs. Zij geeft aan een soortgelijke ervaring met een andere jongen te hebben gehad toen ze samen met [aangeefster 2] naar Utrecht was gekomen. Zij bevestigt veel, maar niet alles uit de verklaring van [aangeefster 2] voorzover ze daar bij is geweest. De eerder genoemde verklaringen van [aangeefster 1] en de verklaring van getuige [getuige 5] dragen eveneens bij aan het bewijs omdat die resp. [aangeefster 2] verklaring over het gedrag van verdachte [medeverdachte 3] en over de sfeer in de woning ondersteunen.
Verdachte verklaart ter zitting dat hij met verdachte [medeverdachte 1] en verdachte [medeverdachte 5] [aangeefster 2] en [getuige 2] uit [woonplaats] heeft opgehaald. Verdachte heeft [aangeefster 2] ‘geregeld’. Op een gegeven moment is hij met [aangeefster 2] naar boven gegaan en toen is er gekust en gevoeld. Ze hebben toen ‘drooggeneukt’ aldus verdachte. Vervolgens heeft verdachte geweigerd de meisjes terug naar [woonplaats] te brengen.
De rechtbank overweegt dat de aangifte van aangeefster [aangeefster 2] het uitgangspunt is ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit. De verdediging stelt dat [aangeefster 2] vooral bang is geworden voor haar ouders en dat ze daarom zou verklaren dat het niet vrijwillig was. De rechtbank heeft echter geen enkele reden om te twijfelen aan haar verklaringen. Niet valt in te zien waarom zij aangifte moet doen van poging tot verkrachting. Voor de ouders van [aangeefster 2] leek het er immers niet toe te doen of het haar schuld was of niet. Haar ouders wilden haar immers sowieso niet meer zien. Niettemin heeft zij aangifte gedaan van poging tot verkrachting. Verdachte heeft ter zitting voor het eerst een verklaring afgelegd en hij heeft het verhaal van [aangeefster 2] met uitzondering van het onvrijwillige karakter bevestigd. De verdediging heeft gesteld dat verdachte inderdaad heeft geprobeerd om seksuele handelingen met [aangeefster 2] te verrichten, maar dat aangeefster dit zelf ook wilde. Er zou geen sprake geweest zijn van dwang. De rechtbank verwerpt dit verweer. Het is voor verdachte duidelijk kenbaar geweest dat [aangeefster 2] niet wilde. Zij heeft bijvoorbeeld geprobeerd haar boxer vast te houden toen verdachte deze naar beneden wilde trekken en ze heeft daarbij gezegd dat ze het niet wilde. Zij heeft zich telkens verzet op het moment dat verdachte probeerde op een of andere manier naar binnen te gaan. Het is hem dan ook niet gelukt. Het was voor verdachte duidelijk dat het meisje niet wilde.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte derhalve daarvan vrij. Bij de politie heeft aangeefster namelijk verklaard dat het verdachte niet gelukt is om met zijn vinger of zijn penis in haar te komen. Bij de rechter-commissaris verklaart aangeefster dat zij “niet meer precies weet of hij met zijn vinger in haar is geweest.” Wel verklaart zij daar dat hij met zijn penis tussen haar schaamlippen is geweest. Echter, de rechtbank is gelet op het verhoor hiervan niet overtuigd.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan.