ECLI:NL:RBUTR:2012:BW5208
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van ontslag op staande voet wegens gebrek aan dringende reden
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Utrecht op 14 maart 2012 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde] B.V. [eiser] was in dienst als Regionaal Sales Manager en werd op 19 december 2011 op staande voet ontslagen door [gedaagde] wegens een vermeende schending van de geheimhoudingsplicht. [eiser] had aan twee Store Managers medegedeeld dat zij zich geen zorgen hoefden te maken over hun testresultaten, wat volgens [gedaagde] een dringende reden voor ontslag opleverde. [eiser] vorderde in kort geding dat hij weer in staat gesteld zou worden zijn werkzaamheden te verrichten en dat zijn loon doorbetaald zou worden.
De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet vernietigbaar was, omdat er geen dringende reden aanwezig was. De rechter stelde vast dat de mededeling van [eiser] niet gericht was op eigen belang, maar op het behoud van rust binnen het bedrijf. Bovendien was het ontslag niet onverwijld gegeven, aangezien er enige tijd was verstreken tussen de vermeende schending en het ontslag. De kantonrechter concludeerde dat de schending van de geheimhoudingsplicht door [eiser] een lichte schending was, die geen dringende reden voor ontslag rechtvaardigde.
De rechter heeft [gedaagde] veroordeeld om [eiser] toe te staan zijn werkzaamheden te hervatten en zijn loon en emolumenten door te betalen tot de rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Tevens werd de wettelijke verhoging en rente over het loon toegewezen, evenals de proceskosten aan de zijde van [eiser].