4.3Het oordeel van de rechtbank
Aangifte [aangeefster 1]
[medeverdachte 1] en [aangeefster 1] kennen elkaar van het ROC Midden Nederland in Utrecht. [medeverdachte 1] en [aangeefster 1] hebben via MSN regelmatig contact met elkaar. Vervolgens spreken zij een aantal keer af bij [medeverdachte 1] thuis aan de [adres] . De ene keer zijn de ouders van [medeverdachte 1] thuis, de andere keer niet. In het huis van [medeverdachte 1] gaan zij altijd gelijk naar de slaapkamer van [medeverdachte 1] op de zolderverdieping. Ze kijken tv/films en hebben seks. [aangeefster 1] vindt [medeverdachte 1] leuk en zij voelt zich fijn bij hem. De derde afspraak die zij (weer bij [medeverdachte 1] thuis) hebben, is op 29 april 2011. [aangeefster 1] pijpt [medeverdachte 1] en ze neuken.
[aangeefster 1] verklaart bij de politie dat zij op 30 april 2011 naar [medeverdachte 1] toe is gegaan en dat zij vervolgens is verkracht door meerdere vrienden van hem.
[aangeefster 1] verklaart bij de politie dat [medeverdachte 1] op 5 mei 2011 haar ‘s avonds had gebeld op haar mobiele telefoon. [medeverdachte 1] zei dat [aangeefster 1] naar hem toe moest komen. [medeverdachte 1] had ‘sorry’ gezegd en omdat zij hem toch nog leuk vond, wilde ze wel naar hem toe. [aangeefster 1] vond het wel eng. Thuis heeft ze tegen haar ouders gezegd dat zij bij een vriendin zou slapen. [aangeefster 1] heeft verklaard dat zij tegen [medeverdachte 1] had gezegd dat zij geen seks meer wilde hebben met zijn vrienden. [medeverdachte 1] zei dat het niet hoefde.[aangeefster 1] gaat met de trein van 23.03 uur naar het station in Utrecht en neemt aansluitend de bus. [medeverdachte 1] haalt haar op vanaf de bushalte. Toen hij [aangeefster 1] ophaalde hebben zij gepraat. [aangeefster 1] heeft gevraagd: “ik hoef het toch echt niet met je vrienden te doen hè? Dat wil ik echt niet”. [aangeefster 1] hoort [medeverdachte 1] zeggen dat het niet hoeft en dat zij van hem is. In het huis aangekomen ziet [aangeefster 1] een heleboel jongens zitten. Ook jongens die er op 30 april 2011 waren. Zij vond het best eng om daar weer te zijn. In ieder geval zag zij [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [bijnaam] , de [bijnaam] , [medeverdachte 4] en twee jongens die zij niet kende.Als ze later op hyves kijkt ziet ze dat een van de twee onbekende jongens [A] heet of zoiets. De andere onbekende jongen had een hele bruine tint, mogelijk Surinaams en een oorbel. Een zilveren knopje, zij weet niet in welk oor. [aangeefster 1] schat hem 17 jaar. Hij was iets langer dan zij zelf, dun en heeft zwart, kort en stijl haar.Op de hyves-pagina van [medeverdachte 1] kwam ze twee foto’s tegen waar die [bijnaam] en die [bijnaam] op stonden. De hyvesnaam van die [bijnaam] is [bijnaam] .
[aangeefster 1] geeft bij het begroeten een paar jongens een paar kussen. [A] geeft zij een hand en [aangeefster 1] stelt zich voor aan de [bijnaam] .Vervolgens gaat [aangeefster 1] met [medeverdachte 1] naar boven. Zij vraagt dan nog een keer aan [medeverdachte 1] of zij het niet met zijn vrienden hoeft te doen. Vervolgens hebben [medeverdachte 1] en zij boven seks. Daarna kleden zij zich aan. [medeverdachte 1] was al naar beneden aan het lopen toen [aangeefster 1] naar beneden ging en op de trap [medeverdachte 3] tegen kwam. [aangeefster 1] hoort hem zeggen “kom mee naar boven”. Zij zegt “nee” en zij gaat naar de beneden naar de eettafel. Zij ziet dat [A] , de [bijnaam] en die [bijnaam] aan tafel videoclips aan het kijken zijn op YouTube. De andere jongens zitten op de bank. Dit zijn [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en die [bijnaam] . De jongen die de [bijnaam] werd genoemd belt aan en kwam binnen. [medeverdachte 1] vraagt aan [aangeefster 1] of zij mee gaat naar boven om te douchen. Ze hebben seks onder de douche. Vervolgens doet [aangeefster 1] haar kleding weer aan en zij en [medeverdachte 1] gaan naar beneden. Zij gaat weer aan de eettafel zitten.Vervolgens ziet zij dat [medeverdachte 2] een nagelvijl heeft en achter haar gaat staan. Zij weet niet zeker of het een vijl of een mesje is. Zij voelt dat hij de vijl langs haar nek haalt en hoort dat hij tegen haar zegt dat zij hem een kusje moet geven. [aangeefster 1] kijkt [medeverdachte 1] aan en dan zegt [medeverdachte 2] “geef, geef”. Toen moest [medeverdachte 1] lachen en omdat [aangeefster 1] bang is dat [medeverdachte 2] haar gaat snijden, geeft zij hem toch maar een kusje op zijn wang. [medeverdachte 2] wil het nog een keer doen, maar dan zegt [medeverdachte 1] dat hij moet ophouden en [medeverdachte 2] legt het mesje weg. Dan zegt [medeverdachte 1] tegen [aangeefster 1] dat zij mee moet komen naar boven. Zij gaan naar zijn slaapkamer op het bed. [medeverdachte 1] vraagt aan [aangeefster 1] of zij hem wil pijpen. Vervolgens komen er twee jongens binnen, waaronder [medeverdachte 2] . Die andere jongen gaat weg, maar [medeverdachte 2] niet. [aangeefster 1] ligt op haar rug op het bed. [medeverdachte 1] houdt haar vast en [medeverdachte 2] doet haar joggingbroek uit. [aangeefster 1] moet huilen. Ze zegt dat ze het niet wil maar [medeverdachte 1] heeft haar vast bij haar schouders.[medeverdachte 2] doet ook haar onderbroek uit. [aangeefster 1] hoort [medeverdachte 1] zeggen: “ik ben toch bij je schatje, het komt goed”. [aangeefster 1] hoort [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 2] zeggen: “steek hem er in dan”. [aangeefster 1] hoort en ziet dat ze allebei moeten lachen. Ze stribbelt tegen door zich om te draaien en steeds omhoog te komen, maar [medeverdachte 1] heeft haar vast. Dan doet [medeverdachte 2] zijn pik in haar kut. [aangeefster 1] huilt en zegt dat ze het niet wil. Ze zegt ook vragend tegen [medeverdachte 1] dat het toch niet hoefde. Maar [medeverdachte 1] reageert niet. [medeverdachte 2] lacht alleen maar. [medeverdachte 2] zegt vervolgens tegen [medeverdachte 1] dat hij weg moet gaan, maar [medeverdachte 1] zegt dat [aangeefster 1] alleen maar zou gaan schreeuwen als hij weg zou gaan. [aangeefster 1] is bang en verdrietig. Zij is bang dat ze tegen mensen zouden zeggen dat zij het allemaal vrijwillig had gedaan of dat [medeverdachte 1] boos zou worden en haar zou slaan. Op MSN had [medeverdachte 1] immers al een keer verteld dat hij een meisje wilde slaan omdat zij niet gereageerd had op zijn sms-je. [medeverdachte 2] stoot in [aangeefster 1] . Zij weet niet of hij is klaargekomen. Ze denkt dat hij een condoom om had, maar dat weet ze niet zeker. [medeverdachte 1] heeft haar nog vast op het moment dat [medeverdachte 2] aan het stoten is. [medeverdachte 1] zegt steeds “doe maar rustig, ik ben bij je, het komt wel goed”. Dan gaan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] weg.
Vervolgens gaat [medeverdachte 1] in de slaapkamer van zijn ouders liggen om te slapen. [medeverdachte 2] en de [bijnaam] komen in het bed bij [aangeefster 1] liggen. [medeverdachte 2] zit aan haar maar [medeverdachte 1] komt weer naar boven en neemt [aangeefster 1] mee naar het bed van zijn ouders. De [bijnaam] komt er ook bij liggen en begint aan [aangeefster 1] te zitten. Vervolgens komt [A] er nog bij liggen. [A] zegt: “kom [aangeefster 1] , wij gaan neuken”. [aangeefster 1] zegt dat zij dat niet wil. [medeverdachte 1] moet lachen. [A] probeert de broek van [aangeefster 1] uit te trekken maar [aangeefster 1] trekt haar broek steeds weer terug. Zij hoort dat [medeverdachte 1] tegen [A] zegt dat hij rustig moet praten. Dan zegt [medeverdachte 1] tegen [aangeefster 1] : “werk gewoon mee”. [aangeefster 1] zegt dat zij dat niet wil. [aangeefster 1] gaat uit bed en zegt dat ze naar huis wil. Ze gaat bij [medeverdachte 1] liggen. [A] ligt achter haar en daarachter ligt de [bijnaam] . [A] houdt haar vast bij haar heupen. [medeverdachte 1] vraagt of zij hem nog een keer wil pijpen. [aangeefster 1] zegt tegen [medeverdachte 1] dat ze dat niet wil waar iedereen bij is. [medeverdachte 1] blijft zeuren en doet zijn broek half naar beneden. Dan zegt [A] “ja, doe gewoon anders gaan wij neuken”. Vervolgens willen [medeverdachte 1] en [A] haar broek naar beneden doen maar [aangeefster 1] trekt haar broek steeds weer naar boven. Uiteindelijk doet [A] de broek toch naar beneden, terwijl de [bijnaam] [aangeefster 1] vast houdt bij haar armen. [medeverdachte 1] moet lachen. [A] doet zijn broek en zijn boxer uit en stopt zijn stijve piemel in haar vagina. [aangeefster 1] huilt en zegt tegen hen allemaal dat ze moeten stoppen. [A] stoot. [aangeefster 1] weet niet of hij een condoom gebruikt. [aangeefster 1] hoort hem tegen [medeverdachte 1] zeggen dat hij twee keer in haar is klaargekomen. [aangeefster 1] is boos en verdrietig. Ze trekt haar kleding weer aan. [medeverdachte 1] komt vervolgens bij [aangeefster 1] en vraagt of zij hem wil pijpen. [aangeefster 1] wil het niet, maar doet het toch.
[A] en de [bijnaam] komen er vervolgens ook weer bij. Vervolgens slaan zij met z’n drieën met hun pik in haar gezicht. [aangeefster 1] zegt dat ze moeten stoppen en draait haar hoofd weg. [A] zegt dat zij hem moet pijpen. Ze zegt dat ze het niet wil. [aangeefster 1] ziet en voelt vervolgens dat [medeverdachte 1] hard haar hoofd en haren vast houdt en naar de pik van [A] duwt. Het doet zeer. Ze houdt haar mond dicht. [aangeefster 1] hoort de jongens aan de [bijnaam] vragen of hij wil helpen. Hij moet [aangeefster 1] vasthouden omdat zij tegenstribbelde. De [bijnaam] houdt haar bij haar schouders vast. Dan zit de pik van [A] er heel even in, ongeveer twee seconden. Vervolgens gaat [medeverdachte 1] op [aangeefster 1] zitten, terwijl zij nog op haar rug ligt. [medeverdachte 1] zegt dat ze [A] gewoon moet pijpen, maar dat wil ze niet. Vervolgens weet [aangeefster 1] nog dat die [bijnaam] met zijn pik in haar kut is gegaan, maar zij kan zich niet echt niet meer herinneren hoe dat precies is gegaan. [medeverdachte 1] drukt op haar keel, zodat zij niet weg zou gaan. Ze weet niet meer of zij zijn klaargekomen en of zij condooms hebben gebruikt. [aangeefster 1] verlaat rond half 10, 10 uur ’s ochtends het huis.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is van oordeel dat alle bestanddelen uit de delictsomschrijving en het tenlastegelegde in de verklaringen van [aangeefster 1] zijn terug te vinden; de onvrijwilligheid, het geweld, de feitelijkheid, het binnendringen en het medeplegen.
Op zitting en bij de rechter-commissaris heeft [aangeefster 1] verteld, als antwoord op vragen daarnaar dan wel uit eigen beweging, op welke manier ze telkens heeft duidelijk gemaakt dat ze geen seks met een jongen wilde. Het komt erop neer dat ze steeds heeft gezegd geen seks te willen en dat ze heeft tegengestribbeld bij het uitdoen van kleding. Ze denkt wel dat ze meer had kunnen en moeten doen, zoals schreeuwen of slaan. Mede daarom voelde ze zich ook schuldig.Tijdens die verhoren heeft ze ook verteld dat er verschillende redenen waren waarom ze zich gedwongen voelde om tegen haar zin seks te hebben. Er was de angst om [medeverdachte 1] teleur te stellen zodat hij haar niet meer leuk zou vinden terwijl ze zo verliefd op hem was en zich goed voelde bij hem terwijl ze het thuis zo moeilijk had. Maar er was ook de angst voor hem omdat hij eerder had verteld dat hij een meisje had geslagen dat niet deed wat hij wilde. Tenslotte was er de angst voor de andere jongens van wie ze van een aantal had gehoord dat ze in de gevangenis hadden gezeten en gevaarlijk waren. Tevens noemt ze dat ze niet huis kon of wilde zijn wegens de problemen thuis en dat ze niet langs de jongens beneden durfde te gaan.
Betrouwbaarheid [aangeefster 1]
De verklaringen van aangeefster [aangeefster 1] (hierna [aangeefster 1] ) vormen de kern in de bewijsconstructie van de officier van justitie. Anders gezegd, als die verklaringen wegvallen - bijvoorbeeld omdat haar verklaringen onbetrouwbaar zijn – kan de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komen. De verdediging heeft bepleit dat haar verklaringen onbetrouwbaar zijn en als gevolg hiervan van het bewijs moeten worden uitgesloten.
De rechtbank acht de verklaringen van [aangeefster 1] echter betrouwbaar en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank heeft, om zich een indruk van [aangeefster 1] te vormen en de betrouwbaarheid van de door haar afgelegde verklaringen te toetsen, haar op de zitting gehoord. [aangeefster 1] heeft ten overstaan van de rechtbank uitgebreid en emotioneel verklaard. De rechtbank heeft geconstateerd dat zij bepaalde vragen (te weten die naar de details van de seksuele handelingen die zij als onvrijwillig heeft betiteld) vaak niet wilde (of kon) beantwoorden maar dat zij heeft aangegeven waarom dat was en welk type vragen (open vragen) zij niet kon beantwoorden en dat zij bij ander type vragen (gesloten of deels gesloten vragen) wel antwoorden kon geven; dat zij weliswaar zei dat zij zich niet alles meer kan herinneren, maar in hoofdlijnen en sommige details steeds hetzelfde heeft verklaard; dat zij meermalen heeft uitgelegd waarom zij na 30 april - op welke datum zij naar haar zeggen door een aantal mannen is verkracht in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] - is teruggegaan naar de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] en waarom zij (te) bang was om zich heftig te verzetten c.q. weg te gaan op 5 mei; dat zij gevraagd èn ongevraagd telkens opnieuw aangaf wat ze tegen verdachten heeft gezegd maar dat ze achteraf gezien misschien meer had moeten doen.
Hoewel het vreemd lijkt dat [aangeefster 1] na de gebeurtenissen op 30 april zoals zij die duidt, is teruggegaan op 5 mei, heeft zij daarvoor een verklaring gegeven die in haar omstandigheden/vanuit haar perspectief niet ongeloofwaardig is te noemen. Onbegrijpelijk zoals de verdediging dit heeft genoemd, is niet hetzelfde als ongeloofwaardig, onbetrouwbaar of leugenachtig of niet bestaand. De vergelijking door de deskundige Wolters met de praktijken van loverboys of de situaties rondom huiselijk geweld (battered women syndrome) maken dit duidelijk. De volgende opmerkingen van [aangeefster 1] ter zitting ondersteunen deze gedachtengang: “Mij verzetten lukte niet. Ik wilde weg van het bed, maar dan duwden ze mij terug. Een had je vast en de ander zat dan in je. (…) Maar op een gegeven moment ben je half bewusteloos. Je ziet het wel en je hoort het wel, maar toch.” En: “ dat ik als robot functioneerde en dat ik mijn gevoel uitschakelde. (…). U vraagt mij of bij dat uitschakelen van het gevoel de alcohol ook van belang is. Nee. Ik bedoel als zoiets gebeurt dan hoor je wel alles, maar op een gegeven moment komt het niet meer binnen”.
In de beoordeling van haar betrouwbaarheid heeft de rechtbank ook betrokken dat [aangeefster 1] tegen meerdere mensen vertelt (soms korter, soms uitgebreider) wat haar is overkomen. . Ook in een MSN-gesprek tegen iemand van wie zij denkt dat het een verdachte is.
Betoogd is dat de aangifte door [aangeefster 1] is ingegeven door druk uit haar omgeving en dit de betrouwbaarheid van haar verklaringen aantast. De rechtbank volgt dit niet. [aangeefster 1] heeft meermalen verklaard dat aangifte doen en alles wat daarbij komt (verhoor politie, als getuige op zitting) haar zwaar valt. Ze heeft daardoor ook vriendinnen verloren.
Uiteindelijk worden veel van de details die [aangeefster 1] in haar verklaringen noemt bevestigd in de verklaringen van de medeverdachten. Van belang is volgens de rechtbank met name de bevestiging van de aanwezigheid van verdachten in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] de betreffende nacht, wie haar ophaalde, het incident rondom de “ [bijnaam] ” op 30 april, het incident met de vijl/briefopener op 5 mei, wie kwam en wie vertrok, het hebben van seks met haar en een gescheurd condoom. Wat de medeverdachten uiteindelijk ontkennen is de onvrijwilligheid of de dwang bij seks in een op een situaties.
Verder is er op gewezen dat [aangeefster 1] zo gemakkelijk liegt, bijvoorbeeld tegen haar ouders over haar nachtelijke afwezigheid. Echter, uit de MSN-gesprekken van 3 en 4 mei valt af te leiden dat [aangeefster 1] niet zelf de smoes heeft bedacht om tegen haar ouders te zeggen dat ze bij een vriendin zou overnachten.
Alles overziende acht de rechtbank de verklaringen van [aangeefster 1] betrouwbaar. Het rapport van de deskundige Wolters geeft voor dit oordeel geen contra-indicatie.
Eerder in dit proces heeft de verdediging verzocht om een tegenonderzoek, aanvullend onderzoek of een nieuw onderzoek naar de betrouwbaarheid van [aangeefster 1] . De verdediging heeft in het slotpleidooi hier niet opnieuw om verzocht. Omdat de rechtbank eerder gelet op de stand van zaken van het onderzoek op dat moment dit verzoek heeft afgewezen en de verweren van de verdediging zich richten tegen de betrouwbaarheid van [aangeefster 1] en/of de waarde van het rapport van deskundige Wolters, zal de rechtbank – wellicht ten overvloede – stilstaan bij de vraag of de rechtbank (ambtshalve) een aanvullend onderzoek naar de betrouwbaarheid van [aangeefster 1] noodzakelijk acht. De rechtbank acht zulks aanvullend onderzoek niet noodzakelijk om de volgende drie redenen.
) De rechtbank acht zich inhoudelijk voldoende voorgelicht.
De rechtbank stelt voorop dat het rapport van de deskundige Wolters geen zelfstandig bewijsmiddel vormt maar een van de weeginstrumenten is bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [aangeefster 1] .
De door de rechter-commissaris aan de deskundige Wolters voorgelegde vraag naar de betrouwbaarheid van [aangeefster 1] acht de rechtbank afdoende beantwoord. De verdediging heeft eerder aangegeven niet de deskundigheid van de deskundige Wolters inzake de vraagstelling noch de juistheid van de vraagstelling te betwisten. Maar betoogd is dat aan de deskundige Wolters niet de door de verdediging gewenste vraag is voorgelegd en dat de deskundige Wolters ook niet deskundig zou zijn geweest om die vraag te beantwoorden. Hieronder (c) gaat de rechtbank daar nader op in en wijst er reeds hier op dat de verdediging in de loop van de procedure de vraagstelling met betrekking tot het deskundigenonderzoek steeds anders formuleert.
) De rechtbank ziet geen noodzaak om aanvullend te laten rapporteren omdat de rapportage niet deugdelijk of onvolledig zou zijn, gelet op de brief van de heer [X] d.d. 12 februari 2012 en het standpunt van de deskundige Wolters zelf zoals verwoord ter zitting op 14 februari 2012 en in zijn brief d.d. 16 februari 2012.
De rechtbank beschouwt de reactie door de deskundige Wolters ter zitting en zijn brief voornoemd als een voldoende reactie op het commentaar van de heer [X] op de rapportage. Van belang is dat de deskundige Wolters, geconfronteerd met het commentaar van de heer [X] , zowel ter zitting als nadien in zijn brief van 14 februari 2012 bij de conclusies van zijn rapport blijft. De rechtbank overweegt verder dat het weliswaar klopt dat de deskundige Wolters bij zijn onderzoek niet de beschikking over het hele dossier heeft gehad maar dat de meeste verdachten tot dan toe ofwel zich hadden beroepen op hun zwijgrecht of ontkenden dat ze aanwezig waren geweest, zoals de verdachte [verdachte] . Dat betekent dat de deskundige Wolters feitelijk niet over meer informatie had beschikt dan de informatie waarop hij zijn rapportage nu heeft gebaseerd. Dat is alleen anders voor de verdachte [medeverdachte 5] die heeft ontkend seksueel contact met [aangeefster 1] te hebben gehad, en medeverdachte [medeverdachte 1] die toen deels heeft bevestigd wat [aangeefster 1] heeft gezegd en deels heeft ontkend. De deskundige Wolters vond het zelf geen onoverkomelijk probleem dat hij voor zijn onderzoek niet over het gehele dossier heeft beschikt.
De verklaringen die na het uitbrengen van het rapport zijn gedaan door [aangeefster 1] ter zitting en bij de rechter-commissaris en door de (mede)verdachte(n) vormen voor de rechtbank geen aanleiding om de deskundige (of een andere deskundige) aanvullend te laten rapporteren. Ten slotte wijst de rechtbank op de vraagpunten die de deskundige Wolters zelf heeft genoemd, namelijk de vraag of [aangeefster 1] voldoende kenbaar heeft gemaakt dat zij geen seks met verdachte(n) wilde en de vraag of de door haar genoemde onvrijwilligheid in combinatie met iedere verdachte gold. Hij had hier, gelet op de stand van het dossier ten tijde van zijn rapportage, niet meer over kunnen zeggen. De rechtbank acht de beantwoording van genoemde vragen overigens voorbehouden aan de rechtbank en ziet daarom niet de noodzaak over deze vragen aanvullend te laten rapporteren.
c) Ten slotte heeft de rechtbank zich opnieuw de vraag gesteld of en waarom een eerlijke procesvoering in casu aan het niet laten uitvoeren van een nieuw of aanvullend deskundigenonderzoek niet in de weg staat. De rechtbank komt hierbij niet tot een ander oordeel dan eerder op 14 februari gegeven.
De gronden waarop een oordeel van noodzaak zou kunnen steunen: de rechtbank overweegt dat er in de hele zaak voldoende gronden zijn aangevoerd, maar dat de rechtbank deze gronden niet overneemt, zoals uit bovenstaande is gebleken;
het tijdstip dat een dergelijk onderzoek nog mogelijk is: de rechtbank overweegt hierover het volgende. Omdat het onderzoeksmateriaal sinds 14 februari j.l. is gewijzigd – mede door de verklaringen van verdachte(n) -, is er nu sprake van een andere situatie. De rechtbank overweegt voorts dat het niet onmogelijk is om nog een aanvullend onderzoek te laten verrichten. De rechtbank is echter van oordeel dat – gelet op de aard van de bewijswaarde van een aanvullend rapport en de inhoudelijke overwegingen ten aanzien van het rapport van de deskundige Wolters – een voortvarende afhandeling van de zaak – i.c. vonnis wijzen - prevaleert.
De omstandigheid dat een aanvullend onderzoek of onderzoek met een andere, nadere vraagsteling redelijkerwijs eerder had kunnen worden gedaan: nu er geen verzoek is gedaan, heeft de rechtbank ambtshalve nagedacht over de mogelijkheid van aanvullend onderzoek. De rechtbank overwoog eerder op 14 februari j.l. dat uit het systeem van de wet volgt dat de verdediging over de benoeming van de deskundige, in casu de deskundige Wolters, en de vraagstelling aan hem door de rechter-commissaris redelijkerwijs de mogelijkheid heeft gehad om eerder daarop te reageren en daarop ook had moeten reageren als de benoeming en/of de vraagstelling tot vragen, onduidelijkheden of opmerkingen aanleiding had gegeven, te meer nu het door de rechter-commissaris opgedragen onderzoek op verzoek van de verdediging is bevolen en dit voor de verdediging zo essentieel lijkt te zijn. De rechtbank heeft geen nieuwe argumenten gehoord waardoor de rechtbank zich genoodzaakt ziet hier anders over te denken.
a. Het belang van een nieuw onderzoek in het licht van de overtuigende bewijskracht die pleegt te worden toegekend aan het onderzoeksresultaat: de rechtbank overweegt dat het rapport van de deskundige Wolters slechts één wegingsinstrument is voor de betrouwbaarheid van de verklaringen van de betreffende getuige in het hele dossier. Het is aan de rechtbank om in de loop van de behandeling van de strafzaak/zaken invulling te geven aan dit wegingsproces. In casu beschouwt de rechtbank het resultaat als niet meer dan het niet bestaan van een contra-indicatie van de betrouwbaarheid van de aangeefster.
b
.Het belang van een nieuw onderzoek in het licht van ander bewijsmateriaal: de rechtbank overweegt hierover dat er zich andere, wel zelfstandige bewijsmiddelen in het dossier bevinden die de verklaringen van aangeefster ondersteunen en een bevestiging vormen van de betrouwbaarheid van aangeefster.
Nu de rechtbank tot het oordeel komt dat de verklaringen van [aangeefster 1] betrouwbaar zijn vormen deze voor de rechtbank het uitgangspunt voor de beoordeling van feit 1. Vervolgens zijn er twee vragen te beantwoorden. De eerste betreft de identiteit van door [aangeefster 1] genoemde ‘ [bijnaam] ’, met andere woorden de vraag of verdachte [verdachte] de [bijnaam] is.
De andere vraag betreft het bewijsminimum. Hierop zal de rechtbank eerst ingaan.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt: "Volgens het tweede lid van art. 342 Sv - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. De rechter dient vervolgens zijn oordeel begrijpelijk te motiveren. In de arresten van 6 maart 2012 nuanceert de Hoge Raad de maatstaf dat het steunbewijs de kern van het tenlastegelegde zou moeten ondersteunen en overweegt dat het daderschap kan worden aangenomen op basis van één bewijsmiddel indien de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden niet op zichzelf staan en steun vinden in ander bewijsmateriaal.
De rechtbank overweegt dat in dit geval het dossier voldoende ander bewijsmateriaal bevat dat steunbewijs vormt voor de verklaringen van [aangeefster 1] .
Steunbewijs
A) Als steunbewijs beschouwt de rechtbank de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] over de feiten op 5 mei 2012.
Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaart als getuige ter zitting dat hij gelooft dat iemand die ook op 30 april bij hem thuis was, via MSN contact met [aangeefster 1] heeft gehad. [medeverdachte 1] was er niet echt mee bezig. [aangeefster 1] sms’t [medeverdachte 1] op 5 mei 2011 dat ze onderweg is. Hij is niet in de buurt dus hij kan haar niet opvangen. Vervolgens is ze weer naar huis gegaan, ze heeft gelogen tegen haar ouders dat ze naar een vriendin ging, maar ze is weer naar [medeverdachte 1] toegekomen met de trein en de bus. [medeverdachte 1] haalt haar dan op bij het bushokje bij hem op de hoek. Dit is rond 23.00 uur, in ieder geval aan het einde van de avond. Het is druk die avond toen [aangeefster 1] kwam. [medeverdachte 1] verklaart dat onder andere [medeverdachte 2] , [A] en [verdachte] die avond aanwezig zijn.
[medeverdachte 1] verklaart bij de politie dat hij niet van plan was om [aangeefster 1] te delen met zijn vrienden. Er zouden andere meisjes komen voor zijn vrienden, maar die kwamen niet. [aangeefster 1] komt binnen en gaat aan de eettafel zitten. Er zijn dan meerdere jongens in het huis, die zij begroet. [medeverdachte 1] biedt haar een alcoholisch drankje aan. [aangeefster 1] gaat naast de [bijnaam] en [bijnaam] zitten. Vervolgens vraagt [medeverdachte 1] [aangeefster 1] mee naar boven te gaan, omdat zij anders weer aan haar zitten. [aangeefster 1] vraagt vaak of ze het ook met zijn vrienden moet doen. [medeverdachte 1] reageert geïrriteerd omdat ze het zo vaak vraagt. Hij is niet van plan om haar te delen, maar de avond is anders gelopen. De jongens zoals, [A] en [medeverdachte 2] beginnen al weer aan haar te zitten.[medeverdachte 1] en [aangeefster 1] hebben boven seks. Vervolgens gaan ze naar beneden. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gaan eten halen. Als ze terug zijn, zit [aangeefster 1] aan de eettafel. [medeverdachte 1] verklaart dat [medeverdachte 2] achter [aangeefster 1] staat en dat hij aan haar borsten zit. Hij maakt er een spelletje van dat [aangeefster 1] “nee” zegt en dan doet hij het weer. Het klopt dat [medeverdachte 2] een brievenopener heeft en achter [aangeefster 1] staat. Hij haalt die langs haar nek en [medeverdachte 1] hoort dat hij dan aan [aangeefster 1] om een kusje vraagt.Vervolgens gaan [medeverdachte 1] en [aangeefster 1] naar boven en er vindt seks plaats. Daarna komen andere jongens ook naar boven.
Volgens [medeverdachte 1] kan het kloppen dat [medeverdachte 2] de broek van [aangeefster 1] uittrekt. Als ik een meisje was zou ik hem een flinke pets verkopen en als zij dat had gedaan had niemand haar tegengehouden naar huis te gaan. Als jij je zwak opstelt bij hun gaan ze je niet laten gaan. [medeverdachte 2] doet de broek van [aangeefster 1] naar beneden en penetreert haar met zijn penis in haar vagina. Er is door [medeverdachte 2] een condoom gebruikt. [medeverdachte 2] gaat op [aangeefster 1] liggen en penetreert haar vaginaal. [medeverdachte 2] gebruikt een condoom met het neuken. Daarna zegt [medeverdachte 1] tegen [aangeefster 1] dat ze beter kan gaan slapen, omdat ze anders weer allemaal mensen op haar af zou krijgen. [medeverdachte 1] verklaart dat hij een beetje boos raakt omdat zij de zoveelste keer aan hem vraagt of ze het met niemand hoeft te doen. [medeverdachte 1] heeft nooit tegen haar gezegd dat ze het met anderen moest doen.
Dan komen [medeverdachte 2] en de [bijnaam] bij [aangeefster 1] liggen. [medeverdachte 1] gaat naar de slaapkamer van zijn ouders omdat hij alleen wilde slapen. [medeverdachte 1] zegt tegen [aangeefster 1] dat die jongens bij haar komen slapen. Op een gegeven moment gaat [aangeefster 1] bij [medeverdachte 1] in bed liggen in de slaapkamer van zijn ouders. De [bijnaam] komt dan achter [aangeefster 1] liggen. De bel gaat en [medeverdachte 1] gaat naar beneden en laat [A] binnen. Die komt er ook bij liggen. [medeverdachte 1] zeurt bij [aangeefster 1] dat zij hem moet pijpen. Daarna heeft [A] seks met [aangeefster 1] . [A] [medeverdachte 6] heeft seks met [aangeefster 1] gehad.[aangeefster 1] heeft die hele avond gehuild. [medeverdachte 1] verklaart meerdere keren te hebben geprobeerd die jongens bij haar weg te krijgen, maar hij had geen macht over ze. Op 5 mei was het voor [aangeefster 1] een belaging van meerdere personen. [aangeefster 1] heeft op 30 april niet zoveel gehuild als op 5 mei.
Medeverdachte [medeverdachte 1] bevestigt op veel punten de verklaringen van [aangeefster 1] . Zo heeft hij het incident met de briefopener c.q. nagelvijl bevestigd en heeft hij uiteindelijk van iedere jongen van wie de politie de naam heeft kunnen achterhalen, gezegd dat die er op 5 mei was, ook al wilde hij aanvankelijk ‘uit veiligheidsoverwegingen’ geen namen noemen. Als getuige ter zitting zegt hij dat op 5 mei [verdachte] (de rechtbank begrijpt [verdachte] ) erbij was toen [aangeefster 1] kwam. Dat hij heeft geprobeerd de jongens te weerhouden maar dat hij de grip kwijt was, wordt enigszins ondersteund door de verklaringen van buren.
De verdediging bepleit tot bewijsuitsluiting van de verklaring(en) van medeverdachte [medeverdachte 1] wegens onbetrouwbaarheid om een aantal redenen. Hij verklaart enorm wisselend en als getuige liegt hij zelfs tegen de rechtbank. Hij ontkent zelf alles en hij schuift alles af op anderen. Bovendien is hij psychisch niet in orde. Het verhoor van 22 juni is mede daarom te intensief en indringend voor hem geweest.
De mening van de verdediging dat medeverdachte [medeverdachte 1] onbetrouwbaar verklaart, deelt de rechtbank niet.
Hij heeft in zijn verklaringen duidelijk gemaakt met welke dilemma’s hij worstelt. Eerst ontkent hij alles, maar vervolgens verklaart hij op 22 juni 2011 schoon schip te willen maken. Hij geeft tegelijk aan geen namen te willen noemen uit ”veiligheidsoverwegingen’ en hij ontkent zijn eigen aandeel. Als getuige beroept hij zich veelal op zijn verschoningsrecht en liegt hij over een ander feitencomplex, namelijk het ophalen en de aanwezigheid van [aangeefster 2] en [getuige 1] in de woning. Als getuige verwoordt hij zijn dilemma: “Als ik bang was geweest, had ik helemaal niets verklaard. Het is gewoon heel dubbel allemaal en het is lastig. Aan de ene kant wil ik graag vertellen wat er is gebeurd, maar ik wil ook geen namen van andere mensen noemen. Dat dwarsboomt elkaar, zeg maar. Ik word nu gehoord als getuige en niet als verdachte. Als verdachte zou ik iets anders doen dan als getuige. Misschien zou ik dan andere dingen vertellen.”
De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat medeverdachte [medeverdachte 1] wisselt in zijn proceshouding en na juni 2011 steeds meer oog lijkt te krijgen voor zijn eigen belangen als verdachte. Hij neemt overigens bij de politie 15 augustus 2011 of ter zitting op 14 februari 2012 als getuige niets terug van wat hij eerder over 5 mei heeft gezegd.
De rechtbank stelt het volgende vast over het verhoor van [medeverdachte 1] op 22 juni 2011. Uit de proces-verbalen van verhoor van 22 juni 2011 blijkt dat het verhoor die dag is gestart omstreeks 10.05 uur. Hij wordt vervolgens tot omstreeks 11.30 uur gehoord en verklaart inhoudelijk over de ten laste gelegde feiten.
Om 13.30 uur wordt het verhoor hervat. [medeverdachte 1] legt een nadere inhoudelijke verklaring af. Het verhoor wordt om 15.35 uur tot 16.12 uur voor een pauze onderbroken. Het verhoor gaat dan verder. Van 17.25 tot 18.15 uur is er een onderbreking voor diner. Dan gaat het verhoor opnieuw verder. Om 21.10 uur eindigt het verhoor, inclusief lezen en ondertekenen van het proces-verbaal van 39 pagina’s. Ten aanzien van de vraag die de verdediging heeft opgeroepen overweegt de rechtbank het volgende. Uit de informatie in dossier over de persoon van de medeverdachte [medeverdachte 1] komt naar voren dat hij zich minder dan gemiddeld gedurende langere tijd goed kan concentreren. De tijden en de onderbrekingen van het verhoor op 22 juni zijn naar het oordeel van de rechtbank echter zodanig dat geen sprake is geweest van een te intensief of te indringend verhoor. De rechtbank wordt in dit oordeel gesterkt door de volgende drie feiten. Ten eerste heeft de raadsman van medeverdachte [medeverdachte 1] het verhoor in de ochtend van 22 juni bijgewoond.
’s Middags was de raadsman niet aanwezig, maar tijdens telefonisch contact met de politie heeft hij niets gezegd over het doorgaan van het verhoor of de lengte ervan. In de tweede plaats doet de raadsman dit evenmin 's avonds als hij er weer bij is vanaf 18.48 uur. In de derde plaats doet [medeverdachte 1] dit ook niet. Integendeel. Zo zegt hij in de middag (voor de pauze van 17.25u) dat hij nieuwsgierig is wat hem te wachten staat in de ondervraging. Voorts zegt hij 's avonds: "Ik ben al zo lang verhoord. (...) En vandaag ben ik al vanaf 11.00u hier om te worden gehoord. Dus dat is al lang. Ik weet niet hoe laat het is." De politie geeft aan dat het 19.05u is. De reactie van [medeverdachte 1] luidt: "Oh, dat valt dan wel mee". De dan bij het verhoor aanwezige raadsman van medeverdachte [medeverdachte 1] reageert hier niet op.
De rechtbank overweegt over de inhoud van de verklaring van die dag nog dat medeverdachte [medeverdachte 1] wordt geconfronteerd met de verklaring van [aangeefster 1] . Er worden hem onderdelen van haar verklaring voorgehouden. Soms delen die uit tientallen zinnen bestaan. In reactie daarop verklaart verdachte [medeverdachte 1] over delen die hem zijn voorgehouden dat het klopt, soms dat delen wel kloppen of weer op andere voorgehouden delen dat het onzin is. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat medeverdachte [medeverdachte 1] gedurende het verhoor voldoende oplettend en aandachtig was om inhoudelijk te reageren op de hem voorgehouden vragen. Dit past niet bij het verweer van de verdediging dat het verhoor te intensief en indringend was voor deze verdachte met een beperkte concentratie. De rechtbank betrekt hierbij de eigen indruk ter zitting, waarop [medeverdachte 1] als getuige heeft verklaard, namelijk dat [medeverdachte 1] in staat is gedurende de hele zitting geconcentreerd te blijven. De rechtbank ziet dan ook geen reden om de inhoud van de door [medeverdachte 1] afgelegde verklaringen bij de politie, ook die op 22 juni 2011, uit te sluiten van het bewijs.
B) Als volgend steunbewijs ziet de rechtbank in forensisch bewijs, te weten Y-chromosomaal DNAwaarvan medeverdachte [medeverdachte 6] niet als donor is uit te sluiten. De rechtbank leidt hieruit af dat [aangeefster 1] tenminste met iemand anders dan medeverdachte [medeverdachte 1] seksueel contact heeft gehad. De verdediging lijkt te willen suggereren dat er niets is gebeurd omdat er geen DNA van verdachte [verdachte] is gevonden. Hiervoor zijn verschillende verklaringen denkbaar, zeker nu de bemonstering van DNA pas zoveel dagen later heeft plaatsgehad. Overigens zijn ook verklaringen denkbaar zoals het gebruik van een condoom. De rechtbank zal daarom geen conclusie verbinden aan het ontbreken van DNA-sporen van verdachte [verdachte] .
C) Het volgende bewijsmiddel levert eveneens steun op voor de verklaringen van [aangeefster 1] . Er is MSN contact tussen [aangeefster 1] en [medeverdachte 1] zijn account op 3 mei 2011 vanaf 23:20:22 uur:
[aangeefster 1] : ik wil niet lulig zijn hoor maar wou het niet he
[medeverdachte 1] : pff jaaah man wel erg
[aangeefster 1] : en die ene jongen zag dat he
[aangeefster 1] : die zei je wilt niet he ik zo neee
[medeverdachte 1] : okee ik zal het goed maken met jou
[medeverdachte 1] : sgat
[medeverdachte 1] : okee?
[aangeefster 1] : dat valt niet goed te maken
[medeverdachte 1] : wrm niet kom op geef het en kans
[aangeefster 1] : neee
[aangeefster 1] : wat een kans?
[medeverdachte 1] : mij en kans geven
[aangeefster 1] : waarvoor?
[medeverdachte 1] : voor alles
[aangeefster 1] : kanikniet
(……)
[medeverdachte 1] : wil het goed mnaken
[medeverdachte 1] : met jou
[aangeefster 1] : ik kan dat niet
[aangeefster 1] : weet je hoe pijn me dat heeft gedaan;)
[medeverdachte 1] : sgatje kom op
[medeverdachte 1] : ik snap het
[medeverdachte 1] : tuurlijk
[medeverdachte 1] : ma ik kon er ook moeilijk wat aan doen
[aangeefster 1] : nooouu hoe vaak heb ik tegen jou NEEEEEEEEEEEE gezged
[medeverdachte 1] : was dronken sgat
[medeverdachte 1] : sorry sgat
[medeverdachte 1] : zou ik je nummer mogens
[aangeefster 1] : weet je hoe eng ik het vond
[aangeefster 1] : en laatst gingen ze op me ligge met ze 3eee
[aangeefster 1] : ik kon niets
(……)
[aangeefster 1] : dat valt niet goed te maken [medeverdachte 1] , ik d88t ik kan je vertrouwen ik voelde me fijn
[aangeefster 1] : bij jee… en je weet heb kk ervaringen met jongens en dan dit
[medeverdachte 1] : jaah sgta
[medeverdachte 1] : was niet de bedoelinhg
[medeverdachte 1] : dat weet je
[medeverdachte 1] : sorry man
[aangeefster 1] : nouikweetnietmeerwatikmoetdenken
[medeverdachte 1] : jaah ik snap je
[medeverdachte 1] : sorry sgatjee
[medeverdachte 1] : geef me ngo 1 kans
[aangeefster 1] : ik kan het niet sorry
[medeverdachte 1] : luister [aangeefster 1]
: ik wil het wel maar ik kan het nie
[medeverdachte 1] : ik ben nu helemaal alleen thuis
[medeverdachte 1] : plz
[medeverdachte 1] : ik maak he goed
[medeverdachte 1] : ben helemaal ALLEEN
[aangeefster 1] : ja en?
[medeverdachte 1] : kan je even langs komen?
[medeverdachte 1] : of ik haal je op
[medeverdachte 1] : sgat
[aangeefster 1] : neeee durf niet meer
[medeverdachte 1] : ben helemaal alleen
[medeverdachte 1] : vertrouw me sgat
[aangeefster 1] : kan ik niet
MSN contact tussen [aangeefster 1] en de gebruiker van [medeverdachte 1] zijn account op 4 mei 2011 vanaf 21:12:56 uur.
[aangeefster 1] : omdat ik niet wat ik moet zegge tegen me ouders
[medeverdachte 1] : dat je naa je vriendin gaat ofzo
[medeverdachte 1] : plzzz…
[aangeefster 1] : hoeso wil je zo graag? Ik ga tog niet neukeee kan ik niet meer! Je bent tog met vrienden
(……)
[aangeefster 1] : jaaa tuurrlijk wel! Maaaar ik heb ook nu kk gezeik thuis:(! Anders was ik wel
gekomen ik wil ook bij jou zijn
[medeverdachte 1] : probeer het voor me dan!
[medeverdachte 1] : doe het voor mij
[aangeefster 1] : ja maar wat kan ik zeggee
[medeverdachte 1] : je kan van alles zeggen als je dit voor me wilt doen
[aangeefster 1] : ik was al bijna uit huis geplaatst he
[medeverdachte 1] : Wrm?
[aangeefster 1] : omdat overal heen ging
[aangeefster 1] : niet thuis kwam
[medeverdachte 1] : oow wooow
[medeverdachte 1] : ma jah
[medeverdachte 1] : probeerhet voor me
[medeverdachte 1] : als je zegt dat je me ook leuk vind
(…..)
[aangeefster 1] : maar ik egt geen seks
[medeverdachte 1] : met mij
[medeverdachte 1] : ?
[aangeefster 1] : nieet met die vrienden van jou
[aangeefster 1] : daar ben ik zo bang voor
[aangeefster 1] : en als je me dan ophaalt dat het weer moetz
[medeverdachte 1] : nee nee echt nietschatej
Bovenstaande MSN-gesprekken van 3 en 4 mei 2011 tussen [aangeefster 1] en het account van [medeverdachte 1] vormen dezelfde bron als de verklaringen van [aangeefster 1] . Niettemin ziet de rechtbank deze wel als een bevestiging van haar verklaringen. Hoewel het de account van [medeverdachte 1] betreft en niet vaststaat wie “ [medeverdachte 1] ” op MSN is, neemt [aangeefster 1] tijdens het gesprek wel aan dat het medeverdachte [medeverdachte 1] is, zo blijkt bijvoorbeeld uit haar verklaringen bij de rechter-commissaris. Zij lijkt ervan uit te gaan dat de “ [medeverdachte 1] ” weet waar zij het over heeft en zij lijkt de reacties van " [medeverdachte 1] ” (die zijn te typeren als meepraten om haar vervolgens te kunnen overhalen opnieuw te komen) niet vreemd te vinden. De rechtbank beschouwt deze MSN-gesprekken daarom als van een andere orde dan haar gesprekken met vriendinnen die haar immers niet op leugens of verdraaiingen zouden kunnen betrappen. Ten aanzien van 5 mei overweegt de rechtbank dat uit de gesprekken duidelijk volgt dat [aangeefster 1] wordt overgehaald om toch te komen op 5 mei. De vermeende “ [medeverdachte 1] ” haalt haar niet alleen over maar doet haar ook een suggestie hoe ze het voor elkaar kan krijgen 5 mei te komen (door aan haar aan ouders te zeggen dat ze bij vriendin gaat logeren).
D) Uit het proces-verbaal van bevindingen van wijkagent [verbalisant] volgt dat [medeverdachte 1] vaak op het [adres] komt en daar veel contact heeft met de [bijnaam] , die bestaat uit [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [verdachte] .Dit proces-verbaal geeft steun aan de identificatie van door [aangeefster 1] genoemde verdachten.
E) Uit buurtonderzoek blijkt dat het vanaf het moment van vertrek van de ouders van [medeverdachte 1] , een komen en gaan van scooters was met voornamelijk Marokkaanse jongens erop. Deze jongens zijn daar de gehele afwezigheid van de ouders gebleven en ook blijven slapen. Ook is gezien dat er verschillende meisjes naar binnen gingen en is gehoord dat er tijdens het bezoek veel lawaai en muziek was.
F) Het hele dossier overziend beschouwt de rechtbank de verklaringen van andere meisjes die in de week dat de ouders van medeverdachte [medeverdachte 1] weg waren (ongeveer 30 april – 5 mei 2011) eveneens als steunbewijs. In de verklaringen van de aangeefsters [getuige 1] en [aangeefster 2] en van de getuige [getuige 2]valt op dat ook zij zich overvallen voelden door het aantal aanwezige jongens en dat zij zich daar niet prettig bij voelden. [getuige 1] verklaart dat zij bij het huis van [medeverdachte 1] aankwamen en dat daar veel jongens binnen waren. “Ik voelde me niet op mijn gemak omdat er zoveel jongens waren. Ik hou daar niet van. Ik had van tevoren niet verwacht dat er zoveel jongens waren. Ik had verwacht dat alleen die jongens erbij zouden zijn waarmee wij in de auto hadden gezeten.”[aangeefster 2] verklaart dat zij het huis van [medeverdachte 1] binnenkwam en een jongen in de keuken zag. “Ik dacht nog: gelukkig is het maar één jongen. Als ik ergens ben en ik voel me niet op mijn gemak, dan heb ik zo’n gevoel. En toen ik hier binnenkwam had ik gelijk dat gevoel”.[getuige 2] verklaart dat ze zag dat er wel 6 of 7 jongens voor het raam stonden: “Ik zei in het algemeen tegen de jongens dat we toch met z’n 6-en zouden blijven. Ik keek [medeverdachte 1] daarbij aan. [medeverdachte 1] zei dat het vrienden waren en dat hij ze niet buiten kon laten staan. Die andere jongens deden ook gewoon de deur open en [medeverdachte 1] zat gewoon op de bank. [medeverdachte 1] zegt dan dat we veilig waren. [medeverdachte 1] zag aan ons dat we schrokken dat er zoveel jongens binnenkwamen.” Ze was bang dat [medeverdachte 3] zou komen want die mocht niet weten dat ze daar was. Ze zat te pingen met [medeverdachte 3] . [A] pakte haar telefoon af en zei dat ze de waarheid tegen [medeverdachte 3] moest zeggen. Ze verklaart verder dat [A] aan [medeverdachte 3] heeft laten weten waar ze was en dat die vervolgens kwam. Ook valt op dat zij allen min of meer ernstig zijn lastig gevallen door een of meer jongens die daar waren. [getuige 2]verklaart dat ze door [medeverdachte 3] in het gezicht is gespuwd, dat ze drie keer vrijwillig seks met [medeverdachte 3] heeft gehad maar de laatste keer zonder condoom. Dat wilde ze eigenlijk niet maar ze was verliefd. Ze bleef slapen en [medeverdachte 1] is naast haar gaan liggen (“ik zei dat het gewoon maar moest”). Over een andere jongen, [A] , verklaart ze dat ze later [medeverdachte 3] heeft gepingd omdat [A] steeds tegen haar wil in aan haar lichaam zat. [A] probeerde haar te zoenen, raakte haar kont en borst aan.Verder verklaart ze dat ze haar haren geverfd heeft omdat ze niet meer herkend wilde worden en bang was.
Ten slotte valt op dat meisjes wel worden opgehaald, maar niet worden thuisgebracht. Zelfs een van de buren noemt dit fenomeen.Er lijkt sprake van een patroon. Ook de gebeurtenissen op 30 april die [aangeefster 1] aangaan, kunnen worden gezien als een bevestiging.
Ten aanzien van de vraag of verdachte [verdachte] ‘de [bijnaam] ’ is, overweegt de rechtbank het volgende.
Herkenning
[aangeefster 1] kent een aantal jongens niet en geeft hen in haar verklaringen een eigen bijnaam. Een van hen is de [bijnaam] . [aangeefster 1] kent de bijnaam [bijnaam] niet, zo blijkt uit de verhoren. Niettemin herkent ze op een foto op hyves met als ondertitel [bijnaam] een jongen als de [bijnaam] . Hiermee is een link gelegd met de naam [bijnaam] . Dit is een bijnaam van [verdachte] , zoals hij zelf ook beaamt.Deze foto is niet dezelfde foto als die waarop aangeefster [aangeefster 2] [verdachte] heeft herkend. Blijkbaar heeft [aangeefster 1] niet eerder de [bijnaam] herkend op hyves. [verdachte] heeft blijkens de identificatie van [bijnaam] door de politie bij [aangeefster 2] zijn hyvesfoto echter in de loop van mei, juni 2011 veranderd. Dit wordt door verdachte [verdachte] bevestigd. Op aanwijzingen van [aangeefster 2] vindt de politie een site met een foto van [bijnaam] . [verdachte] verklaart dat hij op de foto staat. Dit is dezelfde foto waarop [aangeefster 1] de [bijnaam] herkent. Een verwisseling met medeverdachte [medeverdachte 7] op die foto is mede door hun uiterlijk en de door [aangeefster 1] gekozen bijnamen niet aannemelijk. De donkere kleur van de [bijnaam] en de licht scheefstaande ogen van [bijnaam] spreken voor zich, zo heeft de rechtbank ter zitting kunnen constateren. De door de drie aangeefsters gegeven signalementen van [bijnaam] en de [bijnaam] wijken niet dusdanig af dat het niet over dezelfde persoon zou kunnen gaan. Hier komt nog bij dat medeverdachte [medeverdachte 1] als getuige verklaart dat [verdachte] op 5 mei aanwezig was.
De rechtbank acht de herkenning via een foto op hyves onder de hiervoor geschetste omstandigheden betrouwbaar en toelaatbaar. Nu uit andere bewijsmiddelen de herkenning wordt bevestigd, staat volgens de rechtbank de identiteit van [verdachte] als de [bijnaam] in de verklaringen van [aangeefster 1] vast. De verklaring van verdachte dat hij niet aanwezig was toen [aangeefster 1] er was, is niet aannemelijk en vindt geen steun in het dossier.
Medeplegen
De verklaringen van [aangeefster 1] bij de politie in combinatie met die op zitting en bij de rechter-commissaris afgelegd houden in dat zij op 5 mei 2011 door vier verdachten is gedwongen tot seksuele handelingen waarbij de verdachten zijn binnengedrongen tegen haar wil. Tegen hen is het medeplegen van verkrachting ten laste gelegd.
De rechtbank overweegt dat uit de uitvoeringshandelingen op 5 mei, zoals door [aangeefster 1] omschreven, blijkt dat die nooit door iemand alleen zijn uitgevoerd. Er was steeds iemand bij die in de meeste gevallen ook zelf uitvoeringshandelingen heeft gepleegd. Dit geldt zeker voor verdachte [verdachte] , door [aangeefster 1] de [bijnaam] genoemd. Bovendien blijkt uit de MSN-gesprekken van 3 en 4 mei 2011 dat [aangeefster 1] is overgehaald om te komen. Er was met andere woorden bekend wat er ging gebeuren en wat er gebeurde. De rechtbank acht om deze redenen het medeplegen bewezen.
Ten aanzien van feit 2
Aangeefster [aangeefster 3] verklaart bij de politie dat zij op 5 mei 2011 tussen tien uur en kwart over tien ’s avonds haar dochter [aangeefster 2] belt en dat zij [aangeefster 2] hysterisch huilend aan de telefoon krijgt.[aangeefster 2] vertelt haar moeder dat ze aan haar hebben gezeten, waarbij [aangeefster 2] naar haar borsten en haar vagina wijst.
Benadeelde [aangeefster 2] verklaart bij de politie op 8 en 16 mei 2011 dat haar vriendin [getuige 1] wordt gebeld door [medeverdachte 2] . Volgens [getuige 1] belt [medeverdachte 2] al de hele dag om elke keer te zeggen dat hij wil afspreken. Ze worden later met de auto in Oosterhout opgehaald. Naast [medeverdachte 2] zitten ook [bijnaam] en [medeverdachte 1] in de auto. [medeverdachte 2] rijdt. [medeverdachte 1] zit ernaast en [bijnaam] zit achterin.[bijnaam] doet een jas over zijn hoofd omdat hij gezocht wordt door de politie. [bijnaam] vraagt aan [aangeefster 2] of zij ook onder zijn jas wil en als zij dat doet, gaan ze zoenen. Dit doet zij vrijwillig.
Vervolgens komen ze aan bij het huis van [medeverdachte 1] . [aangeefster 2] gaat op de bank zitten. [bijnaam] trekt haar op zijn schoot. [aangeefster 2] verklaart dat [bijnaam] denkt dat zij 17 jaar is, omdat [getuige 1] dit in de auto tegen hem zegt. [medeverdachte 2] zegt vervolgens dat ze een horrorfilm gaan kijken, maar [bijnaam] zegt: “we nemen ze toch mee naar boven?” [getuige 1] gaat met [medeverdachte 2] weg en [aangeefster 2] gaat met [bijnaam] naar de kamer van [medeverdachte 1] . Ze zitten op bed en praten en zoenen. Dan ziet [aangeefster 2] als ze zich omdraait dat [bijnaam] zijn shirt uittrekt. Hij komt naast haar liggen en trekt haar naast zich. Zij heeft haar kleren aan. Dan tilt hij haar boven op zich. Hij begint haar shirt van achteren omhoog te doen. Hij raakt daarbij haar borsten onder haar shirt op haar bh. Vervolgens gaan zij in bed liggen met hun hoofden op het hoofdeinde. [aangeefster 2] hoort het geluid van een open ritsende spijkerbroek. Hij doet al zijn kleding uit en vervolgens trekt hij ook haar broek uit. [aangeefster 2] probeert haar broek vast te houden, maar dat lukt niet. Hij doet haar string uit. Haar bh heeft zij nog aan. Zij voelt zijn stijve geslachtsdeel. Zij voelt op haar lijf bij haar vagina dat hij op haar ligt en voelt dat hij probeert met zijn penis in haar vagina te gaan. [aangeefster 2] houdt zich gespannen en haar benen bij elkaar omdat zij niet wil dat hij in haar komt en daardoor lukt het hem niet om met zijn penis in haar vagina te komen. Hij heeft geen condoom om. [aangeefster 2] verklaart dat zij tegen [bijnaam] zegt dat zij niet wil dat hij met zijn penis in haar vagina gaat. Hij probeert het ongeveer vijf minuten. Dan komen [medeverdachte 1] en een Marokkaan binnen.[bijnaam] gaat naast [aangeefster 2] liggen en praat met de jongens die bij het bureau zitten en een joint roken. [aangeefster 2] ligt dan onder de dekens zonder broek en onderbroek aan. De jongens willen niet weg en dan gaan [bijnaam] en [aangeefster 2] (ondertussen weer aangekleed) naar een andere kamer. [bijnaam] duwt [aangeefster 2] op bed en probeert haar broek uit te doen. [aangeefster 2] zegt: “nee, nee, niet doen, laat maar aan”. [bijnaam] zegt dan: “nee, maakt toch niet uit, ik ben het maar”. [aangeefster 2] zegt dat zij het nog steeds niet wil. Dan trekt hij met kracht haar broek uit en zegt dat zij onder de dekens moet gaan liggen. Ze heeft haar onderbroek nog aan. [bijnaam] heeft zijn broek en onderbroek uit. Zijn piemel is stijf. Als hij op haar ligt, doet hij haar onderbroek naar beneden, halverwege haar benen. Vervolgens probeert hij weer met zijn penis in haar vagina te gaan. Hij probeert met zijn handen haar benen wijd te doen. Zij zegt de hele tijd dat ze het niet wil. Vervolgens zegt [bijnaam] : “het maakt toch niet uit, ik ben ook maagd”. [aangeefster 2] heeft hem eerder namelijk verteld dat zij nog maagd is. Dan stopt hij ineens en pakt een condoom uit zijn tasje. [aangeefster 2] moet het condoom om zijn piemel doen. Hij ligt op zijn rug en [aangeefster 2] zit op haar knieën naast hem. Zij moet zijn penis vasthouden en het condoom eroverheen doen. Vervolgens moet [aangeefster 2] zijn penis in haar mond doen. Hij zegt: “Lust jij worsten”. [aangeefster 2] zegt van niet. Hij blijft het steeds vragen en dan zegt hij dat zij nu een worst kon proeven. [aangeefster 2] blijft “nee” zeggen. Zij wil zich aankleden om weg te gaan. Dan zegt [bijnaam] : “niet weggaan, anders wordt [medeverdachte 2] boos en dan brengt hij jullie niet meer naar huis”. [aangeefster 2] loopt weer terug naar het bed. Hij zegt “Doe mijn penis maar in jouw mond” en “ja, je bent vies, als je weg gaat en mij zo laat liggen”. [aangeefster 2] voelt zich wel schuldig.Uiteindelijk doet [aangeefster 2] zijn penis in haar mond. en gaat met haar hoofd op en neer. Het duurde ongeveer vijf minuten. Zij stopt op een gegeven moment omdat zij denkt dat die anderen langs komen lopen. Hij zegt: “je kan gewoon doorgaan want er komt niemand”. [aangeefster 2] zegt “nee” en ze doet het dan ook niet meer. Daarna duwt hij haar naar achteren en gaat op haar liggen en probeerde weer zijn penis in haar vagina te doen. Toen kwam een Marokkaanse jongen binnen en gaat [bijnaam] van haar af. [aangeefster 2] kleedt zich dan snel aan en gaat naar beneden.
Bij de rechter-commissaris verklaart [aangeefster 2] dat zij samen met [getuige 1] is opgehaald door [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] . Verdachte heeft zijn naam – [verdachte] – aan haar verteld als zij in de eerste slaapkamer zijn. De andere jongens noemen hem [bijnaam] .
[getuige 1] verklaart bij de politie dat zij en [aangeefster 2] op 5 mei 2011 worden opgehaald in Oosterhout door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [bijnaam] . Aangekomen bij het huis van [medeverdachte 1] , gaat [getuige 1] met [medeverdachte 2] weg om iemand op te halen. [aangeefster 2] blijft in het huis. Als zij daar terugkomt, zit [aangeefster 2] niet meer op de bank. [getuige 1] gaat met [medeverdachte 2] naar boven en zoekt [aangeefster 2] op. Zij ziet [aangeefster 2] met [bijnaam] op bed zitten. [medeverdachte 1] was ook op die kamer. Vervolgens ging [getuige 1] met [medeverdachte 2] naar een andere kamer.
Toen zij weg wilde en [medeverdachte 2] hen niet weg wilde brengen, renden [aangeefster 2] en [getuige 1] weg van het huis van [medeverdachte 1] . [aangeefster 2] begint te huilen. Als [getuige 1] aan [aangeefster 2] vraagt waarom zij moet huilen vertelt [aangeefster 2] haar dat zij is verkracht.
Verdachte verklaart op zitting het volgende. Met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] rijdt hij naar Oosterhout om de beide meisjes op te halen. Verdachte vraagt in de auto hoe oud zij zijn. [getuige 1] zegt dat ze 16 jaar is en [aangeefster 2] 17 jaar. Onderweg naar Utrecht wordt er gepraat en gekust. Verdachte verklaart dat hij op een gegeven moment een jas over zijn hoofd doet omdat hij bang is dat zijn vriendin hem ziet. Bij [medeverdachte 1] thuis gaan zij op de bank zitten. Hij trekt [aangeefster 2] op zijn schoot. [medeverdachte 2] gaat met [getuige 1] iemand ophalen. Verdachte gaat met [aangeefster 2] naar de slaapkamer van [medeverdachte 1] . Er wordt gepraat, gekust en ze zitten wat aan elkaar. Van het een komt het ander en verdachte doet de broek van [aangeefster 2] naar beneden. Verdachte wil neuken en probeert dit, maar [aangeefster 2] houdt haar benen bij elkaar. Ze zegt niet dat ze het niet wil. Even later komen [medeverdachte 1] en nog een jongen de kamer in. De jongens willen niet weg, dus gaan [aangeefster 2] en hij naar een andere kamer. [aangeefster 2] heeft dan haar kleren weer aan. Verdachte duwt [aangeefster 2] naar achteren op het bed, echter niet op de manier zoals [aangeefster 2] het verklaart. Verdachte probeert weer bij [aangeefster 2] naar binnen te gaan met zijn penis, maar zij houdt weer haar benen bij elkaar. Verdachte praat niet met [aangeefster 2] over seks. Verdachte denkt “misschien wil ze het niet”. Verdachte pakt dan een condoom en [aangeefster 2] doet die bij hem om. Dan zegt [aangeefster 2] :“ik vind jou wel leuk, maar ik wil liever maagd blijven”. Verdachte verklaart dat hij nu pas wist dat zij niet wilde, tot dit moment dacht hij gewoon steeds nogmaals proberen. [aangeefster 2] haalt het condoom er af en verdachte vraagt of zij hem wil pijpen. [aangeefster 2] heeft dat nooit eerder gedaan vertelt zij aan verdachte. Hij zet haar hand op zijn geslachtsdeel. Ze pijpt hem niet, maar trekt hem af. Dan komt er een jongen de kamer in die niet weg wil gaan. Vervolgens gaat [aangeefster 2] naar beneden. Verdachte gaat douchen, omdat hij opgewonden is. Op het moment dat verdachte zich aan het afdrogen is, komt [medeverdachte 2] de douche binnen. Verdachte hoort [getuige 1] schreeuwen op de gang. [getuige 1] klopt op de deur van de douche. Zij zegt tegen verdachte dat hij tegen [medeverdachte 2] moet zeggen dat hij hen naar huis moet brengen. Via de achterdeur gaan de meisjes vervolgens weg. Vanaf de kamer van [medeverdachte 1] ziet verdachte de meisjes het huis verlaten.
De verdediging stelt dat [aangeefster 2] vooral bang is geworden voor haar moeder omdat ze oproepen van haar moeder heeft gemist en dat ze te kenschetsen is als een spijtoptant uit angst voor haar ouders. De rechtbank ziet echter geen reden om te twijfelen aan haar verklaringen. De rechtbank neemt de verklaringen van aangeefster [aangeefster 2] bij de beoordeling van het onder 2 ten laste gelegde feit dan ook als uitgangspunt. Immers niet valt in te zien dat ze zich gedwongen voelde om aangifte te doen van verkrachting en de seksuele handelingen explicieter en verstrekkender te beschrijven dan in werkelijkheid. Bovendien blijkt nergens uit dat ze angst had of hoefde te hebben voor haar ouders. Voor [getuige 1] ligt dat anders, maar voor haar ouders leek het er niet toe te doen wie schuld had aan het gebeurde. Niettemin heeft ook [getuige 1] aangifte gedaan van poging verkrachting.
Volgens [aangeefster 2] is verdachte met zijn penis tussen haar schaamlippen gekomen en heeft zij hem moeten pijpen. Beide handelingen vallen onder seksueel binnendringen. Verdachte heeft ter zitting voor het eerst een verklaring afgelegd en hij heeft het verhaal van [aangeefster 2] met uitzondering van het onvrijwillige karakter bevestigd. De verdediging heeft gesteld dat verdachte inderdaad heeft geprobeerd om seksuele handelingen met [aangeefster 2] te verrichten, maar dat verdachte de grenzen die [aangeefster 2] aangaf, heeft gerespecteerd. Er zou geen sprake geweest zijn van dwang of van intimidatie. De rechtbank verwerpt dit verweer. Het is voor verdachte duidelijk kenbaar geweest dat [aangeefster 2] niet wilde. Zij heeft bijvoorbeeld geprobeerd haar broek vast te houden toen verdachte die wilde uittrekken en daarbij gezegd dat hij haar broek aan moest laten. Zij heeft telkens haar benen bij elkaar gehouden op het moment dat verdachte probeerde op een of andere manier naar binnen te gaan. Hij heeft dit drie keer geprobeerd. Zelf heeft verdachte ter zitting verklaard dat het niet lukte omdat aangeefster telkens haar benen bij elkaar hield en tevens dat hij toch moed hield. Het was verdachte dus duidelijk dat het meisje niet wilde maar bleef proberen. Dat verdachte in de veronderstelling was dat het aangeefster 17 jaar oud was, doet hier niet aan af, nu de rechtbank, gelet op het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan.