ECLI:NL:RBUTR:2012:BW4900

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
6 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/601215-11, 09-608040-11 (TUL) [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal en diefstal van auto-onderdelen met schuldheling

In deze strafzaak heeft de rechtbank Utrecht op 6 april 2012 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal van koplampen van een auto en de diefstal van een tom-tom uit een auto. De feiten vonden plaats in de periode van 8 september 2011 tot en met 16 december 2011. De verdachte werd op 16 december 2011 betrapt tijdens een poging om een auto te beroven. Hij had samen met mededaders een ruit van de auto verbroken en was bezig onderdelen te demonteren. De rechtbank oordeelde dat de poging tot diefstal niet was voltooid, maar dat er voldoende bewijs was voor de schuldheling van een tom-tom en een camera die eerder waren gestolen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke misdrijven. Daarnaast werd de verdachte verplicht om deel te nemen aan reclasseringstoezicht en een training om zijn gedrag te verbeteren. De benadeelde partijen, die schadevergoeding vorderden, kregen gedeeltelijk gelijk, waarbij de rechtbank de verdachte aansprakelijk stelde voor een deel van de schade.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 16/601215-11, 09-608040-11 (TUL) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 april 2012
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein.
Raadsman mr. A.P. van Stralen, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 26 maart 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair en subsidiair: al dan niet samen met anderen geld dan wel goederen uit een auto heeft gestolen dan wel dit heeft geprobeerd;
feit 2: al dan niet samen met anderen goederen heeft gestolen;
feit 3: al dan niet samen met anderen een tom-tom en/of een camera heeft geheeld;
feit 4: al dan niet samen met anderen een tom-tom heeft gestolen.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder
1 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten en heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair,en 4 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1. Overwegingen ten aanzien van het ten laste gelegde
4.3.1.1 Vrijspraak ten aanzien van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs is ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
Uit het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting volgt immers dat niet is komen vast te staan er bij het betreffende incident geld of enig goed is weggenomen.
De rechtbank is voorts, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de onder 2 ten laste gelegde diefstal in vereniging. Uit het onderzoek ter terechtzitting is immers niet vast komen te staan dat de betreffende goederen zijn gestolen.
4.3.1.2 Ten aanzien van feit 1 subsidiair
Als getuige [getuige 1] op 16 december 2011 omstreeks 4.30 uur een luid alarm hoort en vervolgens naar buiten kijkt, ziet hij een auto op de Croeselaan te Utrecht staan, waarvan de alarmlichten branden. Bij de geopende motorkap van de auto , een Volkswagen met kenteken [kenteken], toebehorende aan [benadeelde 1], staan twee mannen. Een derde man staat op de uitkijk. De mannen dragen zwarte dan wel blauwe kleding en - opvallend gezien de decemberkou - geen jas. Getuige [getuige 1] stoort hen, waarna zij wegrennen.
Getuige [getuige 2] ziet omstreeks ditzelfde tijdstip twee mannen in donkere kleding en zonder jas wegrennen vanuit voornoemde straat, waar een auto met brandende alarmlichten, een kapotte bestuurdersruit en geopende motorkap geparkeerd staat.
Kort na de betreffende melding, zien verbalisanten op korte afstand van de Croeselaan een man lopen die voldoet aan voornoemd signalement. Verbalisanten zien op het trainingsjack en de joggingbroek die hij draagt glassplinters. De man, verdachte, wordt aangehouden.
Uit een deskundigenrapport van het NFI betreffende een vergelijkend glasonderzoek, volgt dat een deel van de glasdeeltjes die op dit trainingsjack en op de broek van verdachte zijn gevonden, is vergeleken met referentieglas. Dit referentieglas is afkomstig van de ingeslagen autoruit. Voor een aantal van deze glasdeeltjes die op het jack zijn aangetroffen kan worden geconcludeerd dat de aangetroffen overeenkomsten met het referentieglas veel waarschijnlijker zijn wanneer deze glasdeeltjes afkomstig zijn van de ingeslagen autoruit, waartoe dit referentieglas heeft behoord, dan wanneer ze afkomstig zijn van een willekeurige andere ruit. Voor een aantal van de glasdeeltjes die op de joggingbroek zijn aangetroffen kan worden geconcludeerd dat de aangetroffen overeenkomsten met het referentieglas iets waarschijnlijker zijn wanneer deze glasdeeltjes afkomstig zijn van de ingeslagen autoruit, waartoe dit referentieglas heeft behoord, dan wanneer ze afkomstig zijn van een willekeurige andere ruit.
Uit contact met [benadeelde 1] volgt dat, hoewel een aantal onderdelen van zijn auto al dan niet geheel is gedemonteerd, er niets is weggenomen.
Verdachte heeft erkend dat hij samen met anderen heeft gepoogd de - kostbare - koplampen van voornoemde auto weg te nemen.
Bewijsoverweging
Gezien het voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot diefstal.
4.3.1.3 Ten aanzien van feit 3
Na voornoemde aanhouding van verdachte wordt in het dashboardkastje van de auto die hij gebruikt een tom-tom met weggekrast serienummer en een camera aangetroffen. Uit onderzoek volgt dat deze goederen op 8 september 2011 zijn weggenomen in Borne.
Verdachte heeft verklaard dat hij voornoemde goederen in Utrecht op straat heeft gekocht van een man die hij alleen van voornaam kent voor respectievelijk € 40,00 en € 18,00.
Bewijsoverweging
Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat verdachte, nu hij op straat van een voor de verdachte vrijwel onbekende man voor een relatief laag bedrag zowel een fotocamera als een tom-tom met een weggekrast serienummer heeft gekocht, onder deze omstandigheden redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze goederen van diefstal of een ander misdrijf afkomstig waren.
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan schuldheling van voornoemde goederen.
4.3.1.4 Ten aanzien van feit 4
Op 22 september 2011 wordt te Nieuwleusen een tom-tom, toebehorend aan [benadeelde 2], weggenomen uit een auto. In de betreffende auto treft aangever een briefje aan met daarop de tekst: “sorry maar ik wil geld, de volgende keer een 4knops he dankjewel alvast groetjes directeur de boef”. Op dit briefje wordt een vingerafdruk aangetroffen , welke vingerafdruk wordt geïdentificeerd als een vingerafdruk van verdachte.
Verdachte heeft erkend dat hij voornoemde diefstal samen met een ander heeft begaan.
Bewijsoverweging
Gezien het voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 4 ten laste gelegde diefstal in vereniging.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1 subsidiair.
op 16 december 2011 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen uit een auto (Volkswagen kenteken [kenteken]), goederen, hebbende hij, verdachte en één of meer van zijn mededaders een ruit van die auto verbroken en de motorkap geopend en onderdelen van die auto gedemonteerd, zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid;
3.
in de periode van 8 september 2011 tot en met 16 december 2011 in Nederland een tom-tom en een camera heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven van die camera en die tom-tom redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
4.
op 22 september 2011 te Nieuwleusen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tom-tom, toebehorende aan [benadeelde 2].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
feit 1 subsidiair: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 3: schuldheling, meermalen gepleegd;
feit 4: diefstal door twee of meer verenigde personen.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, deelname aan een CoVa+training en het meewerken aan het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een aantal persoonlijke omstandigheden genoemd en heeft de rechtbank verzocht hiermee rekening te houden bij het bepalen van de strafmaat.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich samen met anderen - in wisselende samenstelling - schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal van koplampen van een auto en diefstal van een tom-tom uit een auto. Dergelijke feiten brengen niet alleen (forse) materiële schade en overlast, maar ook angst bij de slachtoffers teweeg. Deze angst volgt uit het voegingsformulier van benadeelde partij [benadeelde 2], die in zijn auto een briefje aantrof waaruit hij opmaakte dat de betreffende dieven nogmaals terug zouden komen.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan schuldheling, waardoor hij heeft meegewerkt aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen.
De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op zijn strafblad d.d.
15 februari 2012, waaruit volgt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld in verband met soortgelijke feiten en in het bijzonder herhaaldelijk voor diefstallen uit auto’s. Het lijkt er op dat de verdachte hier een gewoonte van maakt.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met een de verdachte betreffend reclasseringsrapport d.d. 20 maart 2012, opgesteld door C. Hornby, reclasseringsmedewerker. Voornoemde rapporteur adviseert om aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod, deelname aan een Cognitieve vaardigheidstraining (CoVa+) en het meewerken aan het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte blijkens zijn verklaring ter terechtzitting van 26 maart 2012 recent is veroordeeld en nu opnieuw wordt schuldig verklaard aan de misdrijven die daarvoor zijn gepleegd.
De rechtbank is op grond van de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden is.
De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank zal als bijzondere voorwaarden opleggen reclasseringstoezicht, een meldingsgebod zoals hierna omschreven, deelname aan een CoVa+-training en het meewerken aan het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding.
De rechtbank legt deze voorwaardelijke straf op teneinde verdachte er in de toekomst van te weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen en tevens om verdachte een kader te bieden waarin hij voornoemde begeleiding kan ontvangen.
7 De benadeelde partij
7.1. [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit een schadevergoeding van
€ 4.256,60.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 1.500,00, genoemd als schade in het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 maart 2012, een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die (materiële) schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de toe- dan wel afwijsbaarheid van de vordering in zoverre niet zonder meer duidelijk is en de behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van voornoemde benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
7.2. [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde een schadevergoeding van
€ 200,00. Het gevorderde bedrag heeft betrekking op preventiemaatregelen om inbraak in de toekomst te voorkomen en is niet aan te merken als schade die rechtstreeks voortvloeit uit het door verdachte gepleegde feit. De vordering zal daarom worden afgewezen
8 Het beslag
8.1 De verbeurdverklaring
De rechtbank acht de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen vatbaar voor verbeurdverklaring.
8.2 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
8.3 De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan de hierna te noemen personen, omdat zij redelijkerwijs als rechthebbenden kunnen worden aangemerkt.
9 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de rechtbank Den Haag d.d. 12 oktober 2011, ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
10 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 24c, 33, 33a, 36f, 45, 47, 57, 63, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair, 3 en 4 tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 subsidiair: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 3: schuldheling, meermalen gepleegd;
feit 4: diefstal door twee of meer verenigde personen.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
* dat verdachte zich binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij Reclassering Nederland op het volgende adres: Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht en zich blijft melden zo frequent en zo lang als de Reclassering Nederland dat nodig acht;
* dat verdachte deel zal nemen aan een CoVa+-training;
* dat verdachte zal meewerken aan het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 1 en 2;
- gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29 en 30;
- gelast de teruggave aan [A] van het voorwerp dat op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst is genummerd 11;
- gelast de teruggave aan [B] van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 20 en 22;
- gelast de teruggave aan [C] van het voorwerp dat op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst is genummerd 21;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van
€ 1.500,00, ter zake van materiële schade;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [benadeelde 1] een bedrag van € 1.500,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover deze bedragen door één of meer mededaders zijn betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partijen
- bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] wordt afgewezen;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 12 oktober 2011 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 09-608040-11 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Maanen, voorzitter, mr. J.P. Killian en
mr. C.A.M. van Straalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A. Groenevelt-Timmer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 6 april 2012.