ECLI:NL:RBUTR:2012:BW4874
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.A.E. Somsen
- M.J. Grapperhaus
- M.J. Veldhuijzen
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voor verkrachting en bewezenverklaring van inbraak met gevangenisstraf
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 21 maart 2012, stond de verdachte terecht voor twee feiten: verkrachting en diefstal. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangeefster weliswaar betrouwbaar was, maar dat deze op zichzelf niet voldoende bewijs bood om de verdachte als dader aan te wijzen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de verkrachting, omdat de naam van de verdachte te algemeen was en er onvoldoende bewijs was dat hij de dader was. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de verkrachting, ondanks het DNA-onderzoek dat een match met de verdachte aangaf. De verdachte ontkende de verkrachting en stelde dat hij mogelijk consensuele seks met de aangeefster had gehad.
Voor het tweede feit, de diefstal van een personenauto, oordeelde de rechtbank anders. De verdachte werd beschuldigd van het stelen van een auto door een ruit in te slaan. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de auto had gestolen, mede op basis van DNA-materiaal dat op een bierflesje in de auto was aangetroffen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes weken op, waarbij rekening werd gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.