ECLI:NL:RBUTR:2012:BW4389

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
17 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
321959 HARK 12-179
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in een civiele procedure

In deze zaak heeft verzoekster op 6 maart 2012 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. [rechter], die belast was met de behandeling van een civiele zaak. Dit verzoek volgde op de terugtrekking van de president van de rechtbank, mr. H. Uniken Venema, die zich op 16 februari 2012 had teruggetrokken na een schrijven van de advocate van verzoekster. Verzoekster stelde dat mr. Uniken Venema de schijn van partijdigheid had gewekt, wat leidde tot de noodzaak om een andere rechter aan te wijzen. Verzoekster vreesde dat mr. [rechter] niet onpartijdig zou zijn, gezien haar directe betrokkenheid bij de president van de rechtbank.

De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek vond plaats op 3 april 2012. Tijdens deze zitting verklaarde mr. [rechter] dat zij op 6 maart 2012 wegens vakantie afwezig was en het faxbericht van verzoekster pas na haar terugkeer had kunnen lezen. Mr. [rechter] gaf aan geen reden te zien om zich te verschonen en dat zij een onafhankelijke rechter is die niet in dienst is van de president. De rechtbank overwoog dat de betrokkenheid van mr. [rechter] bij de president geen reden gaf om aan haar onpartijdigheid te twijfelen.

De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de vrees van verzoekster voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd maakten. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 17 april 2012 door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken, bestaande uit de rechters P. Bender, P.S. Elkhuizen-Koopmans en B.J. van Ettekoven.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Zaaknummer / rekestnummer: 321959 HARK 12-179
beslissing van 17 april 2012 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken,
op het verzoek van:
[verzoekster]
wonende te [woonplaats],
verder te noemen [verzoekster],
verzoekster.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Op 6 maart 2012 heeft [verzoekster] bij de rechtbank het verzoek gedaan tot wraking van
mr. [rechter], rechter in de Sector Handel & Kanton van deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de zaak van de vennootschap onder firma [VOF]/[gedaagde 1]/[gedaagde 2] tegen [verzoekster], die aldaar is geregistreerd onder zaaknummer [nummer].
1.2. Mr. [rechter] heeft niet in de wraking berust.
1.3. De griffier van deze rechtbank heeft [verzoekster] en mr. Van [rechter]opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 3 april 2012.
Mr. J.L.G.M. van der Lans, gemachtigde van de vennootschap onder firma [VOF]/[gedaagde 1]/[gedaagde 2], is van de behandeling in kennis gesteld.
1.4. [verzoekster] heeft bij faxbericht van 18 maart 2012 aangegeven door ernstige ziekte en medisch onderzoek en opname in het ziekenhuis, de komende weken niet beschikbaar en niet in staat te zijn om haar wrakingsverzoek nader schriftelijk te motiveren.
1.5. Bij brief van 28 maart 2012 heeft de rechtbank [verzoekster] naar aanleiding van haar faxbericht van 18 maart 2012 bericht dat uitstel van de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 3 april 2012 uitsluitend na overlegging en op basis van een doktersverklaring in overweging kan worden genomen.
1.6. Bij faxbericht van 2 april 2012 heeft [verzoekster] verzocht om de zitting van de wrakingskamer te verplaatsen in verband met haar ernstige ziekte, waardoor zij niet beschikbaar is. Bij dit bericht heeft [verzoekster] niet de verzochte doktersverklaring dan wel andere medische stukken ter onderbouwing van haar verzoek overgelegd.
1.7. De rechtbank heeft bij gebreke van de gevraagde nadere onderbouwing, het verzoek van [verzoekster] om de zitting van de wrakingskamer te verplaatsen afgewezen.
1.8. Het wrakingsverzoek is vervolgens op 3 april 2012 in het openbaar behandeld. Daarbij waren mr. [rechter] , mr. Van der Lans en [gedaagde 1] aanwezig.
1.9. De uitspraak is bepaald op heden.
2. Het verzoek
2.1. [verzoekster] legt aan haar verzoek tot wraking het volgende ten grondslag.
De president van de rechtbank, mr. H. Uniken Venema, heeft zich op 16 februari 2012 na een schrijven van de advocate van [verzoekster], teruggetrokken als rechter in het ter zake dienende kort geding. [verzoekster] meent dat mr. Uniken Venema de schijn van partijdigheid op zich heeft geladen door nader door [verzoekster] in haar faxbericht van 6 maart 2012 genoemde omstandigheden, welke in strijd zouden zijn met de fundamentele beginselen van objectiviteit en onpartijdigheid. Mr. Uniken Venema heeft nooit op de brief van 16 februari 2012 gereageerd, waardoor [verzoekster] plotseling werd geconfronteerd met een nieuwe rechter, mr. [rechter] . [verzoekster] heeft mr. [rechter]verzocht af te zien van het oordelen over het ter zake dienende geschil in kort geding gelet op de directe betrokkenheid van mr. [rechter]als werkneemster cq ondergeschikte van de president van de rechtbank, bij gebreke van welke verschoning [verzoekster] over zou gaan tot wraking van
mr. [rechter] . Gelet op het ontbreken van een reactie van mr. [rechter], is [verzoekster] bij faxbericht van 13 maart 2012 overgegaan tot wraking van
mr. [rechter].
2.2. [verzoekster] heeft in haar faxbericht van 2 april 2012 daar nog aan toegevoegd dat het in strijd is met de beginselen van behoorlijke rechtspraak en rechtszekerheid dat aan haar op voorhand geen informatie is verschaft over de namen van de leden van de wrakingskamer.
2.3. Mr. [rechter]heeft ter zitting van de wrakingskamer toegelicht dat zij op
6 maart 2012 wegens vakantie afwezig was en dat zij het faxbericht van [verzoekster] van dezelfde datum daarom niet direct heeft kunnen lezen. Nadat zij van haar vakantie terug was heeft zij het bericht gelezen en direct op 13 maart 2012 schriftelijk gereageerd. In deze reactie heeft zij [verzoekster] laten weten in de inhoud van de fax van 6 maart 2012 geen reden te zien om over te gaan tot verschoning en het schrijven van [verzoekster] ter hand van de wrakingskamer te zullen stellen voor verdere afhandeling. Mr. [rechter]heeft aangevoerd dat zij niet heeft gezwegen na het faxbericht van 6 maart 2012, maar dat zij door vakantie gewoonweg niet eerder kon reageren.
Mr. [rechter]stelt voorts dat zij een onafhankelijke rechter is, die niet in dienst is van de president en dat zij in zaken die door haar behandeld worden een onafhankelijk oordeel geeft. Van partijdigheid dan wel vooringenomenheid is dus geen sprake.
3. De beoordeling
3.1. De rechtbank stelt voorop dat de stelling van [verzoekster] dat haar op voorhand niet de namen zijn gegeven van de rechters van de wrakingskamer feitelijk juist is, maar dat er op grond van de wettelijke bepalingen geen verplichting bestaat voor de rechtbank om de namen van de van de wrakingskamer deel uitmakende rechters zonder een concreet verzoek daartoe op voorhand bekend te maken. Nu blijkens het dossier een dergelijk concreet verzoek niet is gedaan levert de klacht van [verzoekster] op dit punt geen strijd op met de beginselen van behoorlijke rechtspraak en rechtszekerheid.
3.2. Voor de beoordeling van dit wrakingsverzoek is de toepasselijke norm gegeven in artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de rechten van de Mens ontwikkelde criteria. Artikel 36 Rv bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.3. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van rechterlijke onpartijdigheid in de zin van artikel 36 Rv en artikel 6 EVRM dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
3.4. Er zijn geen feiten en/of omstandigheden gesteld dan wel gebleken op grond waarvan thans geoordeeld dient te worden dat er sprake is van persoonlijke vooringenomenheid van mr. [rechter]jegens [verzoekster]. Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde of overigens naar voren gekomen omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de bij [verzoekster] dienaangaande bestaande vrees dat mr. [rechter]jegens [verzoekster] een vooringenomenheid koestert -objectief- gerechtvaardigd is.
3.5. De rechtbank overweegt dat een bij de rechtbank werkzame rechter weliswaar een lid is van het College, maar dat die rechter geen werknemer dan wel ondergeschikte is van de president van de rechtbank. De rechter geeft in de door hem of haar te behandelen zaken een onafhankelijk oordeel, waarbij het oordeel van de president van de rechtbank in het geheel geen rol speelt. Dat mr. Uniken Venema de president van de rechtbank Utrecht is en
mr. [rechter]als rechter bij die rechtbank werkzaam is geeft derhalve geen reden om te twijfelen aan de onpartijdigheid dan wel het ontbreken van vooringenomenheid aan de zijde van mr. [rechter].
3.6. Mr. [rechter]heeft daags na haar vakantie op 13 maart 2012 schriftelijk gereageerd op het faxbericht van [verzoekster] van 6 maart 2012, in welke reactie mr. [rechter]heeft aangegeven geen aanleiding te zien om zich te verschonen en het schrijven van [verzoekster] ter verdere afhandeling aan de wrakingskamer te zullen overleggen. Wegens haar vakantie was mr. [rechter]niet in staat om eerder te reageren. In deze handelwijze ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan haar onpartijdigheid dan wel het ontbreken van vooringenomenheid.
3.7. In hetgeen door [verzoekster] naar voren is gebracht zijn derhalve geen feiten en/of omstandigheden gebleken op grond waarvan kan worden geoordeeld dat mr. [rechter]blijk heeft gegeven van vooringenomenheid dan wel dat de vrees daartoe objectief gerechtvaardigd is.
3.8. Het voorgaande leidt ertoe dat het verzoek wordt afgewezen.
4. De beslissing
De rechtbank:
4.1. wijst het verzoek tot wraking van mr. [rechter] af;
4.2. draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan
[verzoekster], mr. [rechter], mr. J.L.G.M. van der Lans, alsmede aan de voorzitter van de Sector Handel & Kanton en de president van de rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. P. Bender, mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans en
mr. B.J. van Ettekoven en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2012, in aanwezigheid van de griffier.
Mr. Van Ettekoven is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.