parketnummer: 16/655289-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 16 april 2012
[verdachte]
geboren op [1986] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
gedetineerd PI Utrecht, HvB locatie Nieuwegein
raadsvrouw mr. M. Hoekzema, advocaat te Utrecht.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is gelijktijdig doch niet gevoegd behandeld met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (parketnummer 16/655278-12) en [medeverdachte 2] (parketnummer 16/655279-12) op de terechtzitting van 2 april 2012, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 4 januari 2012 al dan niet samen met een ander of anderen heeft ingebroken in en goederen weggenomen uit een woning gelegen aan de [adres] te Utrecht.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat er naar haar mening geen sprake was van braak maar van inklimming, nu uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] volgt dat een persoon over de muur van de achtertuin is geklommen en vervolgens de garagedeur een stukje open heeft gedaan. De officier van justitie is voorts van mening dat uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] in samenhang met andere bewijsmiddelen volgt dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] op 4 januari 2012 twee keer in de woning aan de [adres] te Utrecht is geweest, waarbij zij de eerste keer een auto, een afstandsbediening, een videocamera, geld en een breekijzer hebben weggenomen. De tweede keer heeft verdachte, aldus de officier van justitie, samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de overige op de tenlastelegging genoemde goederen weggenomen.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gedeeltelijke vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Nu verdachte door de openstaande garagedeur de woning is binnengekomen is er, aldus de verdediging, geen sprake van braak, verbreking of inklimming. Van dit onderdeel van de tenlastelegging dient verdachte dan ook te worden vrijgesproken. Eveneens dient verdachte, aldus de verdediging, te worden vrijgesproken van diefstal van de auto, het breekijzer, het geld en de videocamera, nu gelet op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat verdachte bij de diefstal van deze goederen betrokken is geweest. Toen verdachte op heterdaad in de woning aan de [adres] te Utrecht werd aangehouden, zijn deze goederen niet bij hem of bij zijn medeverdachten aangetroffen. Dat verdachte eerder die dag in de woning zou zijn geweest en die goederen zou hebben weggenomen -zoals de officier van justitie heeft betoogd- volgt, aldus de verdediging, niet uit het dossier.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Het bewijs
Op 4 januari 2012 omstreeks 23.32 uur ziet getuige [getuige 1] dat drie jongens een garage, behorende bij een woning gelegen op de hoek van de [adres] en de [adres] inlopen en de deur op een kier laten staan. Hij alarmeert de politie, die omstreeks 23.44 uur ter plaatse is. De politie betreedt via de openstaande deur de garage en ziet dat zich hierin geen voertuigen bevinden. Vervolgens lopen de verbalisanten via de tuin de woning in. In de hal van de woning worden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] aangehouden . Verdachte wordt in de woonkamer aangehouden. In de gehele woning waren kasten en lades geopend en lagen goederen op de grond.
Bij medeverdachte [medeverdachte 1] worden twee staatsloten en een afstandsbediening aangetroffen. Bij medeverdachte [medeverdachte 2] worden 4 ringen en een armband aangetroffen.
[aangever 1] heeft aangifte gedaan van inbraak in zijn woning aan de [adres] te Utrecht, gelegen op de hoek van de [adres] met de [adres]. Hij heeft verklaard dat op 4 januari 2012 tussen 14.00 uur en 23.37 uur uit zijn woning dan wel zijn garage zijn weggenomen een auto (merk [naam] type [naam] ), twee staatsloten, een afstandsbediening (behorende bij de garagedeur van zijn woning), autosleutels, een zilveren zegelring, een gouden ring, een zilveren ring met opdruk, een zilveren ring met kleine groeven, een zilveren armband met schakels, een rood breekijzer, een geldbedrag van € 250,-- alsmede een videocamera. Met betrekking tot de afstandsbediening voor de roldeur van de garage heeft aangever verklaard dat hij beschikt over twee afstandsbedieningen. Eén afstandsbediening bevindt zich in de middenconsole van zijn auto en de andere draagt hij altijd bij zich. De onder medeverdachte [medeverdachte 1] in beslaggenomen afstandsbediening is door aangever herkend als zijnde de afstandsbediening van de roldeur van de garage, die in de middenconsole van zijn auto lag. De onder medeverdachte [medeverdachte 2] in beslaggenomen sieraden zijn door aangever herkend als zijn eigendom.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij op 4 januari 2012 om 23.00 uur door verdachte werd gebeld met de vraag of hij buiten wilde komen. Vervolgens is [medeverdachte 2] samen met verdachte [medeverdachte 1] buiten gaan lopen. Toen ze bij het hoekhuis kwamen waar hij later door de politie op heterdaad is aangehouden, vertelde verdachte hem dat ze daar een auto hadden weggehaald en in de buurt hadden gezet.
Getuige [getuige 2] heeft op 4 januari 2012 omstreeks 18.00 uur gezien dat er in de garage van zijn benedenbuurman aan de [adres] te Utrecht geen auto stond.
De [naam], type [naam], is op 5 januari 2012 afgesloten aangetroffen op de [adres] te Utrecht, in de buurt van de [adres]. In de auto lag een oranjerode koevoet.
Bewijsoverweging
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe is als volgt overwogen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte toen hij op 4 januari 2012 op heterdaad door de politie werd aangehouden, samen en in vereniging met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] twee staatsloten en een aantal sieraden uit de woning aan de [adres] heeft gestolen. Deze goederen zijn bij zijn medeverdachten aangetroffen.
Tevens acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen en in vereniging met [medeverdachte 1] op een eerder tijdstip op 4 januari 2012 een geldbedrag van € 250,--, een videocamera, een auto, een afstandsbediening en een breekijzer uit voornoemde woning dan wel de bij die woning behorende garage heeft weggenomen. De rechtbank acht de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] dat verdachte tegen hem heeft gezegd dat ze eerder die dag uit de woning aan de [adres] een auto hadden weggenomen en in de buurt hadden neergezet geloofwaardig, nu deze verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen. De rechtbank wijst er hierbij op dat de betreffende [naam] op 5 januari 2012 in de buurt van de [adres] is aangetroffen en bij medeverdachte [medeverdachte 1] de afstandsbediening van de garage is aangetroffen. Deze afstandsbediening is door aangever [aangever 1] herkend als zijnde de afstandsbediening afkomstig uit de middenconsole van zijn auto. Dat de auto eerder op de dag is gestolen, volgt verder uit de aangifte waarin is aangegeven dat -ook- de auto is gestolen op 4 januari 2012 tussen 14.00 uur en 23.27 uur en uit de verklaring van getuige [getuige 2], die zag dat er op 4 januari 2012 om 18.00 uur geen auto in de garage van aangever stond. Nu de videocamera en het geldbedrag niet bij verdachte en zijn mededaders zijn aangetroffen toen zij op heterdaad werden aangehouden en de rechtbank geen aanleiding ziet om aan de aangifte van [aangever 1] te twijfelen, concludeert de rechtbank dat verdachte en zijn mededader [medeverdachte 1] deze goederen ten tijde van de eerdere diefstal op 4 januari 2012 moeten hebben weggenomen.
Op basis van de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld of verdachte en zijn mededaders de woning tijdens de eerste diefstal via braak, inklimming, verbreking of een valse sleutel binnen zijn gekomen. In de garage en/of de woning zijn geen sporen van braak aangetroffen. Ervan uitgaande dat verdachte en zijn mededaders bij de tweede diefstal een niet afgesloten garagedeur hebben geopend, zal verdachte dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op meer tijdstippen op 4 januari 2012 te Utrecht,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in /uit een woning (gelegen aan de [adres]) en garage
behorend bij voornoemde woning heeft weggenomen
-een auto (merk [naam], type [naam]) en de bij voornoemde auto horende autosleutel(s) en
-een afstandsbediening (behorend bij de garagedeur van voornoemde woning) en
-een gouden ring en een zegelring en een zilveren ring (met opdruk) en een zilveren ring (met groeven) en
-een zilveren armband met schakels en
-een breekijzer (kleur rood) en
-twee staatsloten en
-250 euro, en
-een videocamera,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het opleggen van een lagere straf bepleit.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich op 4 januari 2012 tot twee keer toe samen met anderen een flink aantal goederen uit een woning gestolen, waaronder een auto en sieraden. De rechtbank acht het bewezen verklaarde feit zeer ernstig. Verdachte heeft een forse inbreuk gemaakt op de privacy van de betrokken bewoner en heeft hem overlast en schade berokkend. Het is voor slachtoffers van dergelijke misdrijven vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Verdachte heeft zich hier in het geheel niet om bekommerd, maar heeft enkel gehandeld uit eigen belang. Meer in het algemeen veroorzaken dergelijke brutale misdrijven in de samenleving gevoelens van grote onrust en onveiligheid.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 24 februari 2012, waaruit volgt dat verdachte reeds vele malen eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten.
Gelet op de ernst en de aard van het door de verdachte gepleegde misdrijf is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van het door verdachte gepleegde feit. Alles overziende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden onvoorwaardelijk passend en geboden.
7. De benadeelde partij
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 688,--, betreffende materiële schade.
De officier van justitie is van mening dat de vordering van de benadeelde partij geheel kan worden toegewezen. De verdediging is van mening dat de vordering, dient te worden afgewezen. Primair omdat verdachte dient te worden vrijgesproken van diefstal van de goederen waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft. Subsidiair omdat de vordering, aldus de verdediging, niet met stukken is onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De in de vordering genoemde goederen maken onderdeel uit van de bewezenverklaring. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
-veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden;
-bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van € 688,-- ter zake van materiële schade, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 4 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1] te betalen € 688,-- vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 4 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 13 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter, voorzitter, mr. C.A.M. van Straalen en mr. A. van Maanen, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C.J. Evers, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 16 april 2012.